Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Ziengs over ontploffingsgevaar emissiearme stalvloeren en ruimte voor alternatieve systemen
Vragen van de leden Lodders en Ziengs (beiden VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over ontploffingsgevaar emissiearme stalvloeren en ruimte voor alternatieve systemen (ingezonden 9 juli 2019).
Antwoord van Minister Van Veldhoven-van der Meer (Milieu en Wonen), mede namens de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 13 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Alarmerend rapport over mestgasexplosie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich uw antwoord op vragen van de leden Lodders en Ziengs2 waarin u aangaf dat u het onderzoek van de Omgevingsdienst Twente naar de Kamer zou
toesturen wanneer dit gereed was? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd, aangezien het
rapport van de Omgevingsdienst Twente al op 28 mei 2019 is gepubliceerd?
Antwoord 2
Tijdens een persconferentie op 25 juni 2019 hebben de gemeente Hof van Twente en de
Omgevingsdienst Twente het onderzoekrapport gepresenteerd. De datum van 28 mei 2019
is een onjuiste vermelding op het rapport. In het antwoord op de eerdere vragen gaf
de Minister van LNV aan het rapport toe te zenden zodra het gereed was, maar dat is
niet gebeurd. Dat was niet goed, want dat was wel beloofd. U treft het rapport in
de bijlage aan.3
Vraag 3
Wat is uw reactie op de conclusie van de Omgevingsdienst Twente op basis van onderzoek
naar de toedracht van de explosie in Markelo van eerder dit jaar dat er een direct
verband is tussen ontploffingsgevaar en emissiearme constructies van stalvloeren?
Antwoord 3
De Omgevingsdienst Twente heeft middels verzameling van de beschikbare informatie
een reconstructie van de toedracht van de explosie in Markelo gemaakt. De Omgevingsdienst
heeft aangegeven dat de reconstructie tot stand is gekomen op basis van indicatieve
gegevens en dat aanvullend onderzoek nodig is. Ik heb recent met diverse betrokken
instanties en deskundigen overleg gevoerd over het incident en de reconstructie van
de Omgevingsdienst. In dat overleg is de opzet besproken van een onderzoek dat ik,
vanwege de aanhoudende zorgen vanuit de sector, gezamenlijk met de Minister van LNV
zal laten uitvoeren naar de veiligheid van emissiearme vloeren. Het onderzoek moet
inzicht bieden in de veiligheid van emissiearme vloeren en de verschillen daarin ten
opzichte van gangbare roostervloeren. Daarbij zal ook worden gekeken naar richtlijnen
voor een veilig gebruik en eventuele aanvullende eisen die kunnen worden gesteld aan
ontwerp, bouw en gebruik van emissiearme vloeren. Betrokken instanties en deskundigen
hebben hun medewerking aan het onderzoek toegezegd.
Vraag 4
Herkent u zich in de aanbeveling van de Omgevingsdienst Twente dat «met het nemen
van de nieuwe maatregelen voor de installatie van emissiearme vloeren alleen is gekeken
naar milieuwinsten en er weinig aandacht is geweest voor de eventuele gevaren die
deze keuze met zich meebrengt op dier en mens, door een brand of explosie»? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, op welke manier bent u voornemens de protocollen te wijzigen zodat
er een betere afweging ontstaat tussen milieu en veiligheid?
Antwoord 4
De veiligheid van emissiereducerende technieken mag niet ter discussie staan. Ik herken
me niet in de constatering van de Omgevingsdienst Twente dat er weinig aandacht is
geweest voor de gevaren voor mens en dier bij de opname van emissiearme stalvloeren
in de Regeling ammoniak en veehouderij. Zoals aangegeven bij de beantwoording van
eerdere Kamervragen wordt bij de beoordeling van emissiereducerende technieken ook
naar veiligheidsaspecten gekeken. De veiligheid van stallen is echter niet alleen
een aspect bij de stalbeoordeling, maar deze is ook geborgd in het geheel van eisen
en adviezen voor ontwerp, bouw en gebruik van stallen. Ik wil in het hierboven aangekondigde
onderzoek daarom nadrukkelijk de eisen en adviezen op al deze punten betrekken in
overleg met de partijen die hiervoor verantwoordelijk zijn.
Vraag 5
Deelt u de mening dat huidige emissiearme vloersystemen klaarblijkelijk niet voldoende
veilig zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Omdat er nog geen onderzoek is gedaan naar het explosiegevaar bij emissiearme stalvloeren,
zal ik, vanwege de vragen die er ook na de reconstructie van de Omgevingsdienst blijven
bestaan naar aanleiding van het betreurenswaardige incident in Markelo, en vanwege
de zorgen hierover van veehouders, bij bovengenoemd onderzoek over de veiligheidsrisico’s
deskundigen betrekken op het gebied van brandveiligheid, stalontwerp en emissiereductie.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is om ook te kijken naar andere, innovatieve
en nieuwere varianten van emissiearme vloersystemen om te komen tot een emissiearme
stalvloer waarbij veiligheid en milieu beide gewaarborgd worden? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, hoe valt dit te rijmen met het dure, langdurige en (volgens de sector) onvolledige
Regeling ammoniak en veehouderij (RAV)-protocol die het voor start-ups met nieuwe
ideeën bijna onmogelijk maakt om voet aan de grond te krijgen?
Antwoord 6
Ik wacht de uitkomsten van het hierboven aangekondigde onderzoek af. Voor de Rav-beoordeling
verwijs ik naar de aangekondigde acties in de beleidsreactie op het rapport van de
Commissie Geurhinder Veehouderij van 6 september jl4., onder meer gericht op snelle en zorgvuldige introductie van innovatieve technieken.
Vraag 7
Eerder hebben de leden Lodders en Ziengs5 gevraagd naar het proces van een innovatief idee tot een daadwerkelijk goedgekeurd
en gecertificeerd emissiearm nieuw stalvloer systeem. Welke stappen zijn er concreet
gezet om tot een verbeterende en versnelde procedure te komen?
Antwoord 7
Uitvoerder Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) blijft continu werken aan
verbeteringen in de uitvoering. Om producenten te faciliteren bij hun aanvragen besteedt
RVO.nl dit jaar extra aandacht aan voorlichting over de procedures. Aanvragers en
hun adviseurs zijn daarmee beter in staat te voldoen aan de eisen die worden gesteld
aan de aanvraag. Dit kan het beoordelingsproces aanzienlijk verkorten. Daarnaast organiseert
RVO.nl dit jaar een aantal bijeenkomsten van ondernemers die actief zijn met ontwikkeling
van nieuwe emissiereducerende technieken met deskundigen van de TAP. In die bijeenkomsten
vindt uitwisseling van informatie plaats over het doen van aanvragen en metingen enerzijds
en de innovatieve aspecten van nieuwe concepten anderzijds ten behoeve van het verbeteren
van het beoordelingsproces.
Vraag 8
Wanneer kan de Kamer de informatie tegemoet zien waar de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat naar verwijst in antwoorden op Kamervragen van de leden Lodders en Ziengs
met betrekking tot stappen die gezet gaan worden om belemmeringen die bedrijven of
andere sectoren ondervinden bij het testen van stalconcepten zoveel mogelijk weg te
nemen?
Antwoord 8
Ik heb de Kamer in de beleidsreactie op het rapport van de Commissie Geurhinder Veehouderij
van 6 september jl. geïnformeerd over de stappen die zijn gezet. In die brief heb
ik de Kamer ook geïnformeerd over de opdracht die ik heb gegeven aan een extern bureau
om advies uit te brengen over de mogelijkheden voor verdergaande wijzigingen van het
stelsel van de stalbeoordeling. Het externe advies over de stalbeoordeling, en mijn
voornemens voor aanpassing van het stelsel op basis daarvan, wil ik voor de zomer
van 2020 aan uw Kamer voorleggen.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke urgentie u geeft aan het ontwikkelen en in de praktijk brengen
van nieuwe (deel)concepten voor emissiebeperking uit stallen? Kunt u zich voorstellen
dat uit de voortgang op dit dossier de urgentie niet gevoeld wordt? Zo nee, hoe kunt
u dit weerleggen? Zo ja, wat gaat u doen om extra stappen te zetten op dit dossier,
ook in acht nemende de ambities in het klimaatakkoord?
Antwoord 9
Zoals in het klimaatakkoord en in de hierboven genoemde Kamerbrief van 6 september
is aangegeven, acht ik het van belang dat innovatieve technieken snel gebruikt kunnen
worden en heb ik daartoe ook diverse acties ondernomen.
Daarnaast werkt het Rijk aan regelingen voor het ontwikkelen en stimuleren van innovaties
en investeringen in integraal duurzame en emissiearme stalsystemen en managementmaatregelen
met een bron- en diergerichte samenhangende emissiereductie van broeikasgassen, ammoniak,
geur en fijnstof. Deze subsidieregelingen hebben zowel betrekking op innovatie, waaronder
emissiemetingen, als op investeringen voor uitrol en implementatie van bewezen emissiereducerende
technieken.
Vraag 10 en 11
Herinnert u zich dat Nederland in maart 2017 akkoord heeft gegeven op het Vera-protocol,
een internationale richtlijn voor onder meer het meten en vaststellen van stalemissies?
Wat houdt het Vera-protocol in, en waarom heeft Nederland akkoord gegeven op het Vera-protocol?
Antwoord 10 en 11
Nederland heeft in 2017 de General Verification of Environmental technologies in Agricultural
production (VERA) Guidelines goedgekeurd. Daarmee heeft Nederland ingestemd met de
regels voor verificatie binnen het internationale samenwerkingsverband VERA. In dit
kader heeft Nederland in 2018 goedkeuring gegeven aan de laatste versies van een aantal
protocollen voor verificatie van verschillende agrarische technieken, waaronder de
VERA-protocollen voor huisvestingssystemen en luchtwassers. De VERA-protocollen beschrijven
de manier waarop het testen van technieken moet worden uitgevoerd. De VERA-protocollen
zijn tot stand gekomen door een samenwerking van een groot aantal internationale deskundigen,
waaronder de deskundigen van de WUR die ook de Nederlandse protocollen voor huisvestingssystemen
en luchtwassers hebben opgesteld. Nederland heeft akkoord gegeven op de VERA-protocollen,
omdat de kwaliteit van meetgegevens die volgens het VERA-protocol tot stand komen
voldoet aan de kwaliteitseisen voor de Rav-beoordeling.
Vraag 12
Kunt u de verschillen toelichten tussen het Vera-protocol en het RAV-protocol?
Antwoord 12
Het belangrijkste verschil is dat de VERA-protocollen voor huisvestingssystemen en
luchtwassers zijn gericht op de beoordeling voor zowel ammoniak, fijnstof en geur,
terwijl het protocol voor de Rav (Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen
in de veehouderij 2013a) alleen betrekking heeft op de beoordeling voor ammoniak.
Voor de beoordeling op geur en fijnstof kent Nederland aparte protocollen. Een andere
belangrijk verschil is dat op basis van het VERA-protocol een reductiepercentage (relatieve
factor ten opzichte van een referentiesysteem) voor de techniek wordt vastgesteld
terwijl met het Rav-protocol ook een emissiefactor (absolute waarde) wordt vastgesteld.
Andere inhoudelijke verschillen betreffen technische aspecten als de eisen aan de
testlocatie en het meetplan. Volgens de betrokken Nederlandse deskundigen zijn meetresultaten
ondanks deze verschillen goed bruikbaar, mits daarbij rekening wordt gehouden met
representativiteit van de resultaten voor Nederlandse praktijkbedrijven. Daarom kunnen
de meetresultaten die tot stand zijn gekomen met behulp van het VERA-protocol in principe
worden geaccepteerd bij de beoordeling voor de Rav, maar is een toets op de representativiteit
in sommige gevallen van belang en is een rekenkundige omzetting nodig om te komen
tot een emissiefactor.
Vraag 13, 14 en 15
Hoe vaak is sinds het ondertekenen van het Vera-protocol een concept tot stal emissie
via het Vera-protocol toegelaten (zonder aanvullende Nederlandse toets)?
Worden emissiearme vloersystemen die wel zijn goedgekeurd door het Vera-protocol,
maar geen certificering van het RAV-protocol hebben, toegelaten tot de Nederlandse
markt? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat een door het Vera-protocol goedgekeurde emissiearme stalvloer evengoed
nog moet worden getoetst aan de Nederlandse normen voordat het wordt toegelaten tot
de Nederlandse markt? Zo ja, waarom heeft Nederland in 2017 besloten tot het accepteren
van het Vera-protocol als het niet 100% voldoet aan de Nederlandse normen? Zo nee,
graag een uitgebreide toelichting op dit proces.
Antwoord 13, 14 en 15
Het doel van de samenwerking binnen VERA is onder meer het bevorderen van de toegang
tot de internationale markt van milieutechnologieën voor de landbouw. Tot nu toe is
er nog geen fabrikant geweest die voor de beoordeling voor de Rav gebruik heeft gemaakt
van metingen die zijn uitgevoerd volgens het VERA-protocol. Het aantal verificaties
dat de afgelopen jaren is uitgevoerd binnen VERA is nog relatief gering, maar de belangstelling
bij fabrikanten neemt toe.
Een beperkte maar aanvullende toets voor de Rav is zoals hierboven aangegeven noodzakelijk
om de koppeling te leggen tussen enerzijds de eisen die de Nederlandse wetgeving stelt
en anderzijds te borgen dat systemen toepasbaar zijn onder Nederlandse praktijkomstandigheden.
Vraag 16
Toetsen andere Europese landen als Duitsland en Denemarken het Vera-protocol ook eerst
aan de eigen regelgeving alvorens het innovatieve stalsysteem toe te laten tot de
eigen markt? Zo nee, hoe ziet het proces er in die landen dan wel uit?
Antwoord 16
Denemarken gebruikt het VERA-protocol voor de toelating van emissiereducerende technieken
tot een Deense lijst met emissiereducerende technieken. Een technisch comité oordeelt
over de feitelijke toelating. Het is mij niet bekend hoe dit proces precies verloopt.
In Duitsland is de toelating van systemen niet centraal maar regionaal geregeld en
kan de toelating per deelstaat verschillen. Veel deelstaten gebruiken daarvoor de
Duitse DLG-keuring. Recent is DLG ook gemachtigd voor het uitvoeren van VERA-beoordelingen.
In het bovengenoemde advies over de mogelijkheden voor verdergaande wijzigingen van
het stelsel van de stalbeoordeling zullen ook voorbeelden van toepassing van emissiereducerende
technieken in de veehouderij in andere EU-landen worden opgenomen. Ik zal de adviseurs
vragen om daarbij specifiek aandacht te besteden aan het proces in deze VERA-landen.
Vraag 17
Bent u bereid om een denktank te faciliteren waar mensen met innovatieve ideeën terecht
kunnen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
In zo’n denktank is al voorzien. RVO.nl faciliteert ondernemers met innovatieve ideeën
al bij het doen van een aanvraag met de quick scans, waarbij informatie wordt verschaft
over de beoordelingsprocedures, de regelgeving en subsidiemogelijkheden. Daarnaast
organiseert RVO.nl zoals gezegd bijeenkomsten waarin innovatieve ondernemers in gesprek
gaan met deskundigen van de TAP.
Vraag 18
Wanneer kan de Kamer de antwoorden op de schriftelijke vragen over emissiearme stalvloeren6 van de leden Lodders en Ziengs verwachten?
Antwoord 18
Uw Kamer ontvangt die antwoorden vrijwel gelijktijdig met deze antwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.