Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Den Boer over het bericht ‘Discriminatie en wangedrag bij politie Den Haag
Vragen van het lid Den Boer (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Discriminatie en wangedrag bij politie Den Haag» (ingezonden 20 september 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 13 november
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 334.
Vraag 1
Kent u het bericht «Discriminatie en wangedrag bij politie Den Haag»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 6
Zijn de problemen die naar voren worden gebracht bij u bekend en kunt u ze bevestigen?
Deelt u de mening dat agenten en andere medewerkers van de politie die niets te maken
hebben met deze mistanden óók last ondervinden van dergelijke berichtgeving en dat
dit schadelijk kan zijn voor de geloofwaardigheid van de organisatie?
In hoeverre zijn deze problemen uniek? Zijn bij u vergelijkbare problemen bekend bij
andere bureaus in Den Haag, dan wel bij andere bureaus in andere steden?
Antwoord 2, 3 en 6
Ik voer regelmatig overleg met de korpschef over de ontwikkelingen binnen de politieorganisatie.
In dat overleg komen ook onderwerpen als discriminatie, seksuele intimidatie en grensoverschrijdend
gedrag aan bod. Waar nodig informeert de korpschef mij over zaken.
De politieorganisatie is een grote organisatie met 65.000 medewerkers die er naar
streeft een veilige en inclusieve werkomgeving te realiseren en te behouden. Incidenten
komen helaas voor, net als in iedere andere organisatie. Voor de korpsleiding staat
echter voorop dat ongewenst gedrag wordt onderzocht en aangepakt.
Berichtgeving over misstanden bij de politie hebben effect op politiemedewerkers en
de legitimiteit van de organisatie. Onderwerpen als discriminatie, seksuele intimidatie
en grensoverschrijdend gedrag dienen dan ook doorlopend de aandacht te krijgen. Dat
is ook de blijvende inzet van de korpschef. In mijn brief van 3 september jl. aan
uw Kamer heb ik het beleid van de korpschef beschreven om een veilige, diverse en
inclusieve werkomgeving te realiseren en behouden.2
Vraag 4, 5, 8 en 10
Waarom is er ondanks signalen van discriminatie, overmatig gebruik van geweld en een
verziekte cultuur niet ingegrepen door de leidinggevende(n) van het desbetreffende
bureau? Heeft u de leidinggevende(n) hierover gesproken? Zo ja welke verklaring gaven
zij hiervoor? Zo niet, bent u dat alsnog van plan?
Hoe verklaart u het dat hoewel door verschillende agenten de problemen intern zijn
aangekaart, hier geen maatregelen en verbeteringen op hebben gevolgd?
Hoe komt het dat zowel de klokkenluider als bronnen tegen de NOS melding doen van
discriminatie, overmatig gebruik van geweld en een verziekte cultuur bij de politie,
terwijl de politiechef van de desbetreffende eenheid aangeeft «zich niet te herkennen
in de signalen» en er binnen de eenheid «niets onder het tapijt wordt geveegd»? Hoe
verklaart u dit?
Bent u bereid samen met de korpschef in gesprek te gaan met de agenten op het desbetreffende
bureau om de problemen te bespreken en te kijken welke oplossingen nodig zijn?
Antwoord 4, 5, 8 en 10
De korpschef heeft mij bevestigd dat meldingen over grensoverschrijdend en ontoelaatbaar
gedrag in de organisatie worden opgepakt. Zoals ik u in mijn brieven van 9 oktober
jl. en 15 oktober jl. heb geschreven is door het bureau Veiligheid, Integriteit en
Klachten begin 2019 een (oriënterend en later disciplinair) onderzoek gestart naar
aanleiding van de meldingen over vermeende misstanden binnen een team van de politie-eenheid
Den Haag. Daarnaast hebben de team- en sectorleiding gesprekken gevoerd met de medewerkers
en zijn medewerkers geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek en de reeds genomen
stappen.
Ik wacht de uitkomsten van de eerder genoemde trajecten bij de politie (zie mijn brieven
van 9 en 15 oktober jl.) af. Daarbij heb ik uw Kamer in het Algemeen Overleg van 10 oktober
jl. toegezegd met de korpschef in gesprek te gaan over de inzet voor de totstandkoming
van een cultuurverandering bij de politie, evenals de registratie en opvolging van
interne klachten en meldingen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat er binnen de politie organisatie geen veilige plek lijkt te
zijn om met deze problemen terecht te kunnen en waar deze serieus worden genomen?
Wat vindt u daarvan? Welke rol speelt de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten
(VIK) hierin?
Antwoord 7
Nee, die mening deel ik niet. De politieorganisatie heeft verschillende mogelijkheden
voor het bespreekbaar maken van signalen, zoals het vertrouwenswerk, de afdelingen
Veiligheid, Integriteit en Klachten, het Landelijk Meldpunt Misstanden en programma’s
als de Kracht van het Verschil. Ook besluit de politie binnenkort over de regeling
klachten grensoverschrijdende omgangsvormen voor formele klachten over deze specifieke
ervaringen. Deze klachten worden onderzocht door de klachtencommissie grensoverschrijdende
omgangsvormen. De klachtencommissie wordt per klacht samengesteld en bestaat uit interne
medewerkers en externe personen met passende expertise.
Om te voorkomen dat collega’s vastlopen in de organisatie wordt bovendien een ombudsfunctonaris
aangesteld binnen de organisatie. Deze functionaris heeft directe toegang tot de korpsleiding
en is een aanvulling op de reeds bestaande voorzieningen.
Vraag 9 en 11
Welk verband ziet u tussen deze problemen en de problemen die door de klokkenluider
in zijn brief worden aangekaart?
Heeft u persoonlijk contact met de klokkenluider gezocht naar aanleiding van zijn
brief?3
Antwoord 9 en 11
Ik neem aan dat u met uw vraag doelt op de open brief van de heer Boers aan de korpschef,
die ik in afschrift heb ontvangen. Op deze brief heeft de korpschef gereageerd. Daarnaast
heb ik mij door de korpschef laten informeren over de manier waarop de gesprekken
met de heer Boers zijn verlopen. Vooralsnog zie ik geen aanleiding om persoonlijk
met de heer Boers in gesprek te gaan.
Vraag 12 en 13
Wat gaat u doen met zijn aanbevelingen en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Heeft u de problemen die in deze brief naar voren komen besproken met de korpschef?
Zo nee, wanneer gaat u dit doen? Wanneer gaat u de Kamer informeren over de uitkomsten
van dit gesprek en de actiepunten die er uit volgen?
Antwoord 12 en 13
De adviezen die de heer Boers geeft in zijn open brief passen in het beleid dat de
korpschef voert op diversiteit, inclusie en omgangsvormen, waarover ik uw Kamer in
mijn brief van 3 september jl. geïnformeerd heb4. In mijn reguliere overleggen met de korpschef spreek ik regelmatig over de ontwikkelingen
op dit gebied. Ook de signalen van de heer Boers zijn in mijn overleggen met de korpschef
aan de orde geweest. Mijn streven is om u hier in het halfjaarbericht politie in het
voorjaar van 2020 nader over te informeren.
Vraag 14
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen van het lid den Boer (D66) van 5 september
2019?5
Antwoord 14
Ja.
Vraag 15 en 16
Hoe verhouden uw antwoorden «Voor ontoelaatbaar en grensoverschrijdend gedrag zoals
intimidatie, discriminatie en pesten is binnen de politie geen plaats. De ervaringen
van politiemedewerkers over de afhandeling van signalen en meldingen van grensoverschrijdend
gedrag neem ik zeer serieus.», «De korpsleiding heeft mij verzekerd dat iedere melding
van grensoverschrijdend gedrag door de politieorganisatie serieus wordt genomen»,
«De korpschef heeft mij verzekerd dat de politieorganisatie iedere melding van grensoverschrijdend
gedrag serieus neemt en aanpakt», «Leidinggevenden vervullen een centrale rol in het
realiseren van een veilige en inclusief werkklimaat» zich tot de berichten zoals gemeld
door de NOS waarin juist zeer zorgelijke problemen rondom discriminatie, overmatig
gebruik van geweld en een verziekte cultuur naar voren komen, wat bovendien zeker
niet voor het eerst is?
Deelt u de mening dat het hoog tijd is deze problematiek echt serieus te gaan aanpakken
en de daarvoor benodigde maatregelen te treffen? Aan welke maatregelen denkt u? Wanneer
kan de Kamer de eerste maatregelen verwachten?
Antwoord 15 en 16
Ik ben er van overtuigd dat de korpsleiding iedere melding van ontoelaatbaar en grensoverschrijdend
gedrag serieus neemt. Bovenop het bestaande beleid en de genomen maatregel om een
ombudsfunctionaris aan te stellen, zie ik op dit moment geen noodzaak om aan te dringen
op extra maatregelen. In de antwoorden op vraag 12 en 13 heb ik aangegeven uw Kamer
nader te infomeren in het halfjaarbericht in het voorjaar van 2020.
Vraag 17
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor aanvang van het algemeen overleg Politie
op 10 oktober 2019?
Antwoord 17
Ja, zij het dat dit uiteindelijk niet haalbaar is gebleken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.