Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over vismigratie barrières
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over vismigratie barrières (ingezonden 21 oktober 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
19 november 2019).
Vraag 1
Kunt u een algemeen beeld schetsen van de maatregelen die het Rijk samen met de andere
overheden en waterbeheerders treft om vismigratie – het passeerbaar maken (intrek
én uittrek) van gemalen, sluizen, stuwen en waterkrachtcentrales en overgangen van
zout naar zoet en vice versa voor trekvissen – in de Nederlandse wateren mogelijk
te maken?
Antwoord 1
Ik hecht groot belang aan een gezonde visstand, zowel wat betreft de samenstelling
als de hoeveelheid vis. Dit hoort bij een goed functionerend watersysteem en natuurliefhebbers,
sport- en beroepsvissers kunnen ervan genieten. Een gezonde visstand is ook een van
de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Een belangrijke voorwaarde voor een gezonde,
duurzame vispopulatie is dat vissen kunnen trekken. Bepaalde soorten zijn voor hun
voortplanting afhankelijk van zoet én zout water, denk aan de zalm en de paling. Daarom
werken waterbeheerders aan maatregelen om barrières weg te nemen en sterfte door waterkrachtcentrales
te beperken.
Barrières als gemalen, dammen en sluizen zijn en worden vispasseerbaar gemaakt door
bijvoorbeeld aangepast sluisbeheer en vistrappen om de dam heen. Voorbeelden van grote
projecten zijn de Kier in de Haringvlietsluizen en de Vismigratierivier bij de Afsluitdijk,
waarvan de uitvoering kortgeleden is gestart. In de KRW stroomgebiedbeheerplannen
van 2009 (Kamerstuk 31 710, nr. 12) en 2015 (Kamerstuk 31 710, nr. 45) is aangegeven hoeveel zogenaamde «kunstwerken» vispasseerbaar worden gemaakt door
waterbeheerders in de periode 2010–2021. De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd
over de voortgang van uitvoering. In juni is aangegeven dat er eind 2021 bijna 1.000
projecten gerealiseerd zullen zijn (Kamerstuk 27 625, nr. 470). In de stroomgebiedbeheerplannen van 2021 zullen de waterbeheerders aangeven wat
in de periode 2022–2027 nog uitgevoerd gaat worden.
Voor het hoofdwatersysteem is er een toetsingskader voor de opwekking van waterkracht;
de sterfte door deze centrales mag niet meer zijn dan 10% in het Nederlandse deel
van de Rijn en van de Maas.
Al deze maatregelen dragen tevens bij aan het herstel van de palingstand, wat ook
het doel is van de Europese Aalverordening.
Vraag 2
Is u bekend dat op basis van de landelijke database vismigratie-experts stellen dat
slechts 35% van de vismigratievoorzieningen lijkt te werken? Klopt het dat de overige
vismigratievoorzieningen niet voldoen dan wel dat de werking ervan niet is onderzocht?
Antwoord 2
Het getal van slechts 35% werkende vismigratievoorzieningen herken ik niet. De database
bevat 2664 knelpunten, waarvan er 1224 een voorziening hebben. Daarvan is bij een
kwart van de voorzieningen (312 stuks) de werking geëvalueerd. In het merendeel van
die gevallen (66%) functioneert de voorziening goed, in een klein deel (22%) functioneert
die «niet optimaal», terwijl in de overige gevallen (12%) het functioneren slecht
of onbekend is.
Ik deel uiteraard dat het nodig is om vismigratievoorzieningen niet alleen te bouwen,
maar ook te goed te onderhouden en te controleren op functionaliteit. Door de grotere
aandacht die er de laatste jaren is voor vismigratie, is de kennis rond migratievoorzieningen
sterk in ontwikkeling. Veel maatregelen zijn relatief nieuw, zoals bijvoorbeeld de
«Smart Vislift» die is ontwikkeld door een sportvisser. Door het ontwerp neemt de vislift minder
ruimte in dan traditionele vispassages en de lift is gemakkelijk te onderhouden. Vanwege
het innovatieve karakter van de maatregelen is het goed dat waterbeheerders de werking
volgen. Dat gebeurt ook. De database vismigratievoorzieningen en het daaruit voortvloeiende
rapport «Nederland Leeft Met Vismigratie 2017»1 getuigen daarvan. Gezien het innovatieve karakter van veel voorzieningen vind ik
de resultaten van het onderzoek naar het functioneren bemoedigend. Dat wil natuurlijk
niet zeggen dat de ontwikkeling daar stopt; met de verzamelde kennis kunnen waterbeheerders
de aanleg en het beheer en onderhoud verder optimaliseren. Ik draag bij aan deze kennisdeling
door in april volgend jaar samen met o.a. het Hoogheemraadschap van Rijnland en Sportvisserij
Nederland het seminar «Nederland vol met vis; 20 jaar werken aan het thema vismigratie»
te organiseren. Hier worden de successen, leerpunten en uitdagingen gedeeld.
Vraag 3
Bent u bereid om de gebruikte voorzieningen voor het opheffen van migratiebarrières
te toetsen op hun effectiviteit?
Antwoord 3
Het toetsen van de voorzieningen voor het opheffen van migratiebarrières op hun effectiviteit
is een taak van de waterbeheerders. Zo heeft Rijkswaterstaat als beheerder van het
hoofdwatersysteem de tien vistrappen in de Nederrijn en de Maas allemaal geëvalueerd
– sommige zelfs meerder keren – met conventionele monitoring met fuiken en met telemetrisch
onderzoek. Al deze voorzieningen functioneren goed.
Vraag 4
Is u bekend dat het onderhoud van de voorzieningen voor vismigratie niet duurzaam
geregeld is? Hoe wilt u dit oplossen?
Antwoord 4
Beheer en onderhoud van de voorzieningen is relevant voor een goede vismigratie en
een taak van de waterbeheerder. De waterbeheerders beseffen dat ook, want in de afgelopen
jaren is – in vergelijking met de eerste KRW periode – duidelijk meer tijd en geld
besteed aan onderzoek en monitoring van de passage-efficiëntie van voorzieningen1.
Vraag 5
Is u bekend dat zowel vissers als natuurbeschermers slechte passeerbaarheid van kunstwerken
als hét grootste struikelblok zien op weg naar een gezonde visstand? Onderschrijft
u het belang van een gezonde visstand?
Antwoord 5
Het is mij bekend dat vissers en natuurbeschermers hechten aan het opheffen van barrières
voor trekkende vissen. Of het hét grootste struikelblok is, hangt ook af van andere
factoren, zoals de waterkwaliteit en de beschikbaarheid van leefgebied. Het belang
van een gezonde visstand onderschrijf ik, zoals ook beschreven bij vraag 1.
Vraag 6
Klopt het dat conform de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor 2027 alle blokkades voor
vismigratie moeten zijn opgelost om de situatie van beschermde trekvissen zoals de
Atlantische zalm, de Europese aal, de houting en de Europese steur te verbeteren?
Antwoord 6
Het klopt dat in 2027 de maatregelen genomen moeten zijn om de doelen van de KRW te
behalen. Dus ook om de situatie van beschermde trekvissen te verbeteren. Voor een
gezonde visstand is het echter niet nodig om àlle blokkades voor vismigratie op te
lossen. Waterbeheerders hebben zelf knelpunten geprioriteerd aan de hand van het belang
van een barrière voor de migratie en het te bereiken leefgebied.
Vraag 7
Klopt het dat van de 2.700 barrières er nog 1.800 moeten worden aangepakt? Onderschrijft
u daarmee dat het tempo van het oplossen van de knelpunten fors omhoog moet om de
doelen van de KRW te halen? Wat gaat u doen om de doelen van de KRW te halen?
Antwoord 7
Nee, de database vismigratievoorzieningen vermeldt 1.440 migratieknelpunten waar (nog)
geen voorziening is geïnstalleerd. Bij 740 barrières staat een voorziening in de planning
voor 2027. Zoals bij vraag 6 al aangegeven, is het voor een goede visstand echter
niet perse nodig om alle blokkades op te heffen.
Richting de Europese Commissie rapporteren we over de KRW waterlichamen. Daarnaast
liggen er ook knelpunten in overige wateren en daar dienen waterbeheerders ook maatregelen
te nemen gericht op de realisatie van een gezonde visstand. Het is aan waterbeheerders
om hier een kosteneffectieve keuze in te maken. Ik heb er vertrouwen in dat de benodigde
maatregelen in 2027 zijn genomen.
Vraag 8
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het wetgevingsoverleg Water op 11 november 2019?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.