Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het bericht dat bezwaar maken tegen windmolenparken zinloos is
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht dat bezwaar maken tegen windmolenparken zinloos is (ingezonden 17 september 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 11 november
            2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 288.
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Hart van Nederland, waaruit blijkt dat
               het «zo goed als nutteloos» is om bezwaar te maken tegen de komst van een windmolenpark?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Bent u ervan op de hoogte dat een gehele buurt met direct omwonenden van een windmolen
               op de grens van Den Haag en Leidschendam niet wist van de komst van een windmolen
               tot daadwerkelijk tot plaatsing werd overgegaan?2
Antwoord 2
            
De windmolen op de grens van Den Haag en Leidschendam, geplaatst in december 2016,
               is een project binnen de gemeentegrens van Den Haag, waar de gemeente Den Haag het
               bevoegd gezag is voor het wijzigen van het bestemmingsplan en het verlenen van de
               omgevingsvergunning. Bij het realiseren van zo’n project is het bevoegd gezag, samen
               met de projectontwikkelaar, verantwoordelijk voor het betrekken van belanghebbenden,
               waaronder de omwonenden. Ik heb van de gemeenten Den Haag en Leidschendam-Voorburg
               begrepen dat aan de wettelijke voorschriften voor communicatie is voldaan, maar dat
               een actief communicatietraject richting omwonenden wegens tegengestelde belangen niet
               is gelukt en dat de partijen dit achteraf sterk betreuren.
            
Vraag 3 en 5
            
Deelt u de mening dat omwonenden van een te plaatsen windmolen in een vroeg stadium
               actief geïnformeerd dienen te worden? Op welke wijze worden omwonenden nu actief geïnformeerd?
               Waar ligt de verantwoordelijkheid tot informeren en betrekken van omwonenden?
            
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat direct omwonenden van een te plaatsen windmolen
               in een vroeg stadium proactief worden geïnformeerd (dus niet via een klein berichtje
               in een lokale krant of informatie op een website), inclusief over de mogelijkheden
               tot bezwaar?
            
Antwoord 3 en 5
            
Ik deel de mening dat het belangrijk is om omwonenden in een vroeg stadium actief
               te betrekken bij plannen voor het realiseren van windmolenprojecten en andere energieprojecten.
               In mijn brief aan uw Kamer van 1 februari 2016 heb ik een brede visie op omgevingsmanagement
               gegeven (Kamerstuk 31 239, nr. 211), waarbij het zo vroeg mogelijk betrekken van de omgeving een belangrijk uitgangspunt
               is. In deze brief heb ik ook aangegeven dat alle betrokken partijen een gezamenlijke
               verantwoordelijkheid hebben bij omgevingsmanagement.
            
In het klimaatakkoord wordt participatie gezien als een cruciaal onderdeel om de energietransitie
               te laten slagen. Met betrekking tot participatie bij windparken zijn zowel de afspraken
               over de Regionale Energiestrategieën (RES-en) als de afspraken over participatie bij
               duurzame energieprojecten van belang. Voor een uitgebreidere toelichting hierop verwijs
               ik naar mijn beantwoording van de vragen die op 19 april 2019 zijn gesteld door de
               leden Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen,
               vergaderjaar 2018–2019, nr. 2707).
            
Inspraakmogelijkheden en rechtsbescherming zijn geborgd in wet- en regelgeving. Voor
               omwonenden zijn er verschillende momenten waarop inspraak mogelijk is en de inspraakreacties
               worden bij de besluitvorming betrokken. Dit betekent niet dat altijd aan alle bezwaren
               van omwonenden tegemoet gekomen kan worden, maar wel dat van alle in zienswijzen genoemde
               onderwerpen zorgvuldig gemotiveerd wordt waarom bepaalde keuzes gemaakt worden.
            
De Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt, formaliseert deze
               reeds gebruikte processen. Door het verankeren van participatie in het projectbesluit
               borgt de Omgevingswet participatie van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties
               en bestuurders van overheden bij het plaatsen van nieuwe windmolens vanaf de start.
               Participatie is maatwerk. Daarom schrijft de nieuwe Omgevingswet, net als nu al het
               geval is, niet voor hoe participatie moet plaatsvinden. Hoe belanghebbenden proactief
               benaderd moeten worden, zal dus per project verschillen.
            
Vraag 4
            
Deelt u de mening dat met de Crisis- en herstelwet in de hand door projectontwikkelaars
               compleet over mensen heen gewalst kan worden en hiermee het recht op inspraak tot
               dode letter is verworden? Wat gaat u hieraan doen?
            
Antwoord 4
            
De Crisis- en herstelwet heeft ten doel om procedures voor infrastructurele projecten
               te stroomlijnen en daardoor te versnellen. De Crisis- en herstelwet verandert niets
               aan de inspraakmogelijkheden van belanghebbenden. Net als voor de inwerkingtreding
               van de Crisis- en herstelwet, kunnen omwonenden alle mogelijke bezwaren aanvoeren
               in hun zienswijze of bezwaarschrift.
            
Vraag 6 en 9
            
Hoe oordeelt u over het feit dat juist hetgeen waar bewoners last van hebben, zoals
               geluidsoverlast en slagschaduw, geen grond tot bezwaar vormen? Is het in het belang
               van het creëren van draagvlak niet onontbeerlijk dat deze bezwaren serieus worden
               genomen?
            
Bent u bereid criteria zoals slagschaduw en geluidsoverlast (waaronder ook laagfrequent
               geluid, zoals al gebeurt in Denemarken) als wettelijke grond voor bezwaar aan bestaande
               procedures toe te voegen, alsook de mogelijkheid om bij lagere overheden een bezwaarprocedure
               op inhoudelijke gronden te starten? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 6 en 9
            
Er zijn wettelijke normen voor de maximale hoeveelheid geluid en slagschaduw die toegestaan
               is voor windmolens. Deze normen worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
               vastgesteld en zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en na inwerkingtreding
               van de Omgevingswet in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving. Bij de totstandkoming van
               windmolenprojecten wordt getoetst of aan deze normen kan worden voldaan.
            
De suggestie in het artikel dat beroep bij de Raad van State alleen kan slagen als
               er een procesfout is gemaakt, is onjuist. De Raad van State toetst altijd aan de hand
               van de aangevoerde beroepsgronden of het inpassingsplan in overeenstemming is met
               het recht, bijvoorbeeld of wettelijke normen niet worden overschreden. Wanneer een
               bezwaar wordt ingediend over geluid of slagschaduw, zal er door de rechter worden
               getoetst of de norm wordt overschreden. Indien dit gebeurt, kan de rechter een plan
               vernietigen. Bovendien kan de Raad van State een beroep gegrond verklaren op basis
               van kennelijke onredelijkheid.
            
Als aan de normen wordt voldaan, is objectieve overlast vermeden. Dit neemt niet weg
               dat er subjectieve overlast kan worden ervaren. Hier ligt een belangrijke relatie
               met de wijze waarop omwonenden invloed hebben kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces
               over de komst van de windmolens. Indien mensen bij hebben kunnen dragen aan het besluitvormingsproces,
               zal de acceptatie van windmolens over het algemeen groter zijn.
            
Er bestaat geen aparte regelgeving met betrekking tot uitsluitend laagfrequent geluid
               in Nederland. De Nederlandse normen voor windturbinegeluid beslaan het hele geluidsspectrum,
               dus ook laagfrequent geluid. Zowel de WHO als het RIVM sturen niet aan op een aparte
               norm voor laagfrequent geluid. Bovendien biedt de huidige Nederlandse geluidsnorm
               een vergelijkbare bescherming als de Deense norm.
            
Vraag 7
            
Hoe oordeelt u over het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie, die geluid van
               windmolens vorig jaar een «potentieel gezondheidsrisico» noemde?3
Antwoord 7
            
In het door u genoemde rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie worden adviezen
               gegeven over richtlijnen voor geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer
               en windmolens. Op dit moment loopt er in kader van de motie van lid Schonis (Kamerstuk
               35 000 A, nr.60) van 29 november 2018 een onderzoek van het RIVM om in kaart te brengen hoe het WHO-rapport
               zich verhoudt tot de huidige (inter)nationale wet- en regelgeving en wat de mogelijkheden
               zijn om het WHO-rapport te gebruiken ter versterking van het (inter)nationaal beleid
               en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse situatie. Het rapport wordt in
               december 2019 verwacht en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zal
               uw Kamer hierover informeren.
            
Voor windmolens zijn sinds 2011 de geluidsnormen opgenomen in het Activiteitenbesluit
               milieubeheer. Deze normen zijn in vergelijking met andere geluidsbronnen relatief
               streng.
            
Vraag 8
            
Op welke wijze zijn participatie, (financiële) betrokkenheid en compensatiemogelijkheden
               voor omwonenden van te plaatsen windmolens in ons omringende landen geregeld? Kunt
               u hiervan een overzicht geven?
            
Antwoord 8
            
Er is grote variatie in de wijze waarop (financiële) participatie en compensatie van
               omwonenden van windmolens in ons omringende landen is geregeld. Dit houdt in dat in
               sommige landen er sprake is van de verplichting tot het aanbieden van financiële participatie
               (mede-eigendom), tot afdracht aan een omgevingsfonds, of tot compensatie van waardeverlies
               van woningen binnen bepaalde voorwaarden.
            
In het kader van het streven naar 50 procent lokaal eigendom uit het klimaatakkoord,
               zal ook de situatie in andere landen over participatie, financiële betrokkenheid en
               compensatie van omwonenden van windmolens in kaart worden gebracht. Ik verwacht uw
               Kamer hierover voor de zomer van 2020 te kunnen informeren.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
