Schriftelijke vragen : De zaak van klokkenluider Victor van Wulfen en een arts van defensie die een consult en ziektebeeld verzon, opschreef in zijn medische dossier en daarvoor berispt is
Vragen van de leden Omtzigt en Van Helvert (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Defensie over de zaak van klokkenluider Victor van Wulfen en een arts van Defensie die een consult en ziektebeeld verzon, opschreef in zijn medische dossier en daarvoor berispt is (ingezonden 8 november 2019).
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg
               van 4 november 2019, waarin de arts, die in het medisch dossier van klokkenluider
               de heer Van Wulfen een consult op 16 november 2009 plaatste met de diagnose «Overige
               psychische stoornissen, Andere psychische stoornissen», publiekelijk berispt is omdat
               er geen medisch consult heeft plaatsgevonden en dus ook helemaal geen diagnose gesteld
               kon worden?1
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat het oordeel van het tuchtcollege dat «(h)et college oordeelt
               dat de onderdeelsarts ten onrechte een diagnose heeft toegevoegd aan klagers medisch
               dossier. Er had geen consult tussen klager en de onderdeelsarts plaatsgevonden. De
               arts had de aantekening in het medisch dossier zo moeten formuleren dat het voor opvolgende
               zorgverleners duidelijk was dat de informatie niet afkomstig was van klager maar van
               de commandant, maar heeft dat niet gedaan. Ook verwijtbaar is dat de onderdeelsarts
               juist heeft gekozen voor deze ziektecode. Het had voorzienbaar moeten zijn voor de
               arts dat dit grote gevolgen kon hebben voor klager.» keihard is?2
Vraag 3
            
Wilt u een algemeen oordeel geven over deze uitspraak en welke gevolgen deze voor
               beide betrokkenen heeft?
            
Vraag 4
            
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger in de Kamer het volgende zei: «Het geheel
               is door de Inspectie Militaire Gezondheidszorg onderzocht. Er bleek geen sprake van
               fraude of vervalsing te zijn. De betrokken arts, die dus echt niets fout heeft gedaan,
               is inderdaad bevorderd» (Kamerstuk 34 550 X, nr. 48)?
            
Vraag 5
            
Hoe beoordeelt u de bevindingen van de Inspectie Militaire Gezondheidszorg dat «(o)p
               maandag 16 november 2009 had melder een gesprek met de vliegerpsycholoog, die hij
               verzocht om aanwezig te zijn bij een voor woensdag 18 november gepland gesprek met
               de squadroncommandant. Eveneens op 16 november 2009 maakte de squadroncommandant tegenover
               de arts en in het SMT melding van door hem gesignaleerde problemen met betrekking
               tot melders functioneren en de daarop genomen actie, alsmede het contact met de vliegerpsycholoog.
               Op diezelfde dag tekende de arts in het elektronisch patiëntendossier (GIDS) van melder
               aan (evidente typfouten door IMG gecorrigeerd): Gesprek met c336 en in SMT, mag nu
               niet vliegen van C, leeft mogelijk in een aparte wereld. Wel incidenten geweest, gaat
               niet op uitzending, c heeft contact gehad met. De aantekening werd in de SOEP-systematiek
               van het GIDS (Subjectief/Objectief/Evaluatie/ Plan) genoteerd bij de S. Verdere aantekeningen
               ontbraken; in het systeem werd een en ander die dag weggeschreven als CONSULT onder
               de ziektecodes Cas P69 / ICPC P99 – Overige psychische stoornissen, andere psychische
               stoornissen. Op dinsdag 17 november 2009 kwam melder weer terug op het onderdeel,
               waar hij zag dat hij van de lijst aangewezenen voor uitzending was afgehaald en vervangen
               door een van stafcursus teruggeroepen collega. Op woensdag 18 november 2009 volgde
               het geplande gesprek van melder met de squadroncommandant, waarbij naast anderen ook
               de vliegerpsycholoog aanwezig was. Aan melder werd meegedeeld dat hij in een schijnwereld
               leek te leven en professionele hulp nodig had. Er werd een afkoelingsperiode van twee
               weken ingelast, waarna hij zich moest melden bij de arts.», terwijl het tuchtcollege
               duidelijk heeft vastgesteld dat dhr. Van Wulfen niet in Nederland was en dat deze
               gesprekken in zijn geheel niet plaatsgevonden kunnen hebben?3
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat de inspecteur de conclusie dat «van onzorgvuldig medisch-inhoudelijk
               handelen niet is gebleken» nooit had mogen trekken?
            
Vraag 7
            
Bent u bereid om nader onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de totstandkoming
               van het rapport van de Inspectie Medische Gezondheidszorg, dat elementaire fouten
               bevat?
            
Vraag 8
            
Is er in dit dossier van de heer Van Wulfen door iemand fraude, valsheid in geschrifte
               en/of een ambtsmisdrijf gepleegd? Indien u het niet zeker weet, wilt u dit dan laten
               onderzoeken en terugrapporteren aan de Kamer?
            
Vraag 9
            
Heeft de heer Van Wulfen op zijn verzoek de beschikking gehad over alle documenten
               over zijn zaak (rapporten, emails etc.)? Zo nee, welke documenten heeft hij niet gekregen
               en wat is daar de oorzaak van?
            
Vraag 10
            
Bent u bereid deze vragen een voor een en binnen twee weken te beantwoorden?
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
B. Visser, staatssecretaris van Defensie - 
              
                  Indiener
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid - 
              
                  Medeindiener
M.J.F. van Helvert, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.