Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over "de uitkomsten van het nieuwe pensioencontract bij een blijvend lage rente"
Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitkomsten van het nieuwe pensioencontract bij een blijvend lage rente (ingezonden 22 oktober 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 8 november
2019).
Vraag 1
Kunt u aangeven wat de huidige rentecurve is (onder het advies van de Commissie Parameters)1 waartegen pensioenfondsen straks premies moeten berekenen?
Antwoord 1
De rentetermijnstructuur waarmee pensioenfondsen hun verplichtingen moeten waarderen
wordt maandelijks gepubliceerd op de website van DNB. De laatste actuele rentetermijnstructuur
is gebaseerd op de rentestanden van 31 oktober 2019. Om het effect van de Commissie
Parameters op de huidige rentecurve te berekenen, dient de laatste actuele rentetermijnstructuur
te worden omgerekend op basis van de door de Commissie geadviseerde UFR-systematiek.
De facto moeten volledige marktrentes worden doorgetrokken naar looptijden tot 30
jaar en daarna krijg je een meer geleidelijke ingroei van de UFR-methode, die voortaan
het 120-maandsgemiddelde van de 30-jaars forward rente over de afgelopen 10 jaar is.
Vraag 2
Wilt u bij «het nieuwe contract» uit het SER-advies over het pensioenstelsel doorrekenen
wat een werknemer aan pensioen opbouwt indien hij 27%2 van zijn pensioengevend salaris mag inleggen? Kunt u dan per leeftijdscohort (van
vijf jaar) aangeven hoe hoog het (maximale) opbouwpercentage zou zijn per jaar?
Antwoord 2
Het CPB is op dit moment op verzoek van de stuurgroep nadere doorrekeningen aan het
maken van de beide contracten die zijn voorgesteld in het pensioenakkoord. Ik merk
op dat voor het uiteindelijke pensioenresultaat niet alleen de jaarlijkse nominale
opbouwpercentages van belang zijn, maar ook de mate van indexatie/korting die jaarlijks
kan worden toegekend. Het nieuwe contract zal bij gelijke premies door de eis van
kostendekkende inkoop gemiddeld genomen een initieel lagere nominale opbouwpercentages
hebben, maar naar verwachting meer overrendement, omdat de premie de actuariële kostprijs
van de nominale opbouw dekt en het verwachte overrendement dus volledig ten goede
komt aan een hoger pensioenresultaat.
Vraag 3
Klopt het dat het maximale opbouwpercentage bij een middelloonregeling nu 1,875% bedraagt?
Bent u bekend met het feit dat de president van de Nederlandsche Bank, dhr. Knot,
in de Kamer bij het gesprek op 23 september (en elders) gesteld heeft dat: «We moeten
accepteren dat die lage of negatieve rente nog zeer lang bij ons zal zijn»?
Antwoord 3
Het fiscaal maximale opbouwpercentage is op dit moment 1,875% bij een pensioenrichtleeftijd
van 68 jaar. Ik ben bekend met de uitspraken die dhr Knot in de Kamer heeft gesteld.
Vraag 4
Hoeveel pensioen (in percentage van het gemiddelde loon en het eindloon) bouwt een
deelnemer op onder «het nieuwe contract» indien hij zijn hele leven onder het nieuwe
contract opbouwt tegen de huidige rentecurve (looninflatie: 3%, prijsinflatie: 2%,
gemiddelde indexatie van pensioenrechten: 1%)?
Antwoord 4
Het uiteindelijke pensioenresultaat hangt af van de hoogte van de premie-inleg en
van de rendementen die worden behaald en in mindere mate van de exacte vormgeving
van het contract. De vormgeving van het contract kan wel effect hebben op de mate
van de zekerheid die wordt geboden en op de verdeling van het pensioenvermogen tussen
generaties. Maar in zijn algemeenheid geldt dat het pensioen een resultaat is van
premie en rendement, ongeacht de contractvorm. De doorrekeningen waar het CPB mee
bezig is zal hier extra inzicht in bieden.
Vraag 5
Is er sprake van een koopkrachtig pensioen voor nieuwe generaties onder «het nieuwe
contract» en de huidige rentecurve?
Antwoord 5
De nadere doorrekeningen waar door het CPB aan wordt gewerkt zullen hier inzicht in
bieden. Bij een lage rente wordt de prijs van pensioen hoger en zal er naar verwachting
voor dezelfde premie minder pensioen worden opgebouwd. Voor het uiteindelijke pensioenresultaat
zijn vanzelfsprekend ook de behaalde rendementen van belang. In hoeverre er sprake
is van een koopkrachtig pensioen hangt af van de bepaalde premies en de verwachte
rendementen. Dit geldt in beginsel voor elke type pensioencontract.
Vraag 6
Heeft u berekeningen over wat de nieuwe pensioencontracten als uitkomsten zouden kunnen
hebben? Zo ja, kunt u die dan per ommegaande allemaal met de Kamer delen?
Antwoord 6
Op 5 juni heeft het CPB een notitie gepubliceerd over de transitie-effecten van de
huidige FTK-uitkeringsovereenkomst naar een nieuw pensioencontract, waarbij ook de
zogeheten doorsneesystematiek wordt afgeschaft. Dit staat ook wel bekend als de «dubbele
transitie». Op verzoek van de stuurgroep zal het CPB nadere doorrekeningen maken van
de contracten die zijn afgesproken in het akkoord, waarbij ook zal worden gekeken
naar de pensioenresultaten bij een langdurige lage rente.
Vraag 7
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden en in ieder geval
voor het VAO pensioenonderwerpen?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.