Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Wijngaarden over de artikelen ‘Rechtsbijstandverlener tart advocatenregels’ en ‘Kleine bedrijven vinden de rechter te duur’
Vragen van het lid Van Wijngaarden (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de artikelen «Rechtsbijstandverlener tart advocatenregels» en «Kleine bedrijven vinden de rechter te duur» (ingezonden 21 oktober 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 6 november 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Rechtsbijstandverlener tart advocatenregels»1 en «Kleine bedrijven vinden de rechter te duur»?2
Antwoord 1
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat de kosten voor rechtsbijstand voor mensen met een middeninkomen
en voor kleine ondernemers dragelijk moeten zijn?
Antwoord 2
Ja, ik deel deze opvatting. Eén van de kernwaarden van onze rechtsstaat is immers
de mogelijkheid je te kunnen wenden tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter
(vastgelegd in artikel 17 Grondwet, artikel 6 EVRM, artikel 14 van het Internationaal
verdrag inzake burgerrechten en politieke vrijheden en artikel 47 EU-Handvest). De
eventuele kosten voor rechtsbijstand mogen hierbij geen onevenredig grote belemmeringen
vormen. Dit geldt voor alle rechtzoekenden, ook voor mensen met een middeninkomen
en voor kleine ondernemers.
Vraag 3
Ligt het in de lijn der verwachting dat het uurtarief van een advocaat, dat nu tussen
100 en 600 euro exclusief btw en kantoorkosten ligt, zou kunnen dalen indien er meer
concurrentie tussen en makkelijker toetreding voor aanbieders voor rechtsbijstand
zou zijn?
Antwoord 3
Vanuit het algemene economische beginsel ligt het in de lijn der verwachting dat door
meer en gevarieerd aanbod van rechtsbijstandverleners, prijsdalingen ontstaan.
Vraag 4
Is het juist dat de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) het met de loondienstregel
aan advocaten in loondienst thans verbiedt rechtsbijstand te verlenen aan klanten
zonder rechtsbijstandsverzekering en dat dit advocaten dankzij de Legal Services Act
in het Verenigd Koninkrijk sinds 2011 juist wel is toegestaan waardoor er in het Verenigd
Koninkrijk sprake is van een minder gesloten markt? Zo ja, wat zijn de Britse ervaringen
met de Legal Services Act ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand?
Antwoord 4
In de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking, die door de NOvA
is vastgesteld, is bepaald dat het advocaten in Nederland slechts in een limitatief
aantal genoemde gevallen is toegestaan de praktijk in dienst van een werkgever uit
te oefenen. Tot die toegelaten werkgevers behoort o.a. een praktijkrechtspersoon en
een organisatie met een ideële doelstelling. De werkgever kan ook een rechtsbijstandsverzekeraar
zijn. In dat geval mag de rechtsbijstand uitsluitend worden verleend aan de bij die
werkgever verzekerden.
De huidige regulering in Engeland en Wales is gebaseerd op de Legal Services Act van
2007. Deze wet reguleert in principe zes gereserveerde juridische diensten, zoals
vertegenwoordiging in de rechtbank, procesvoering, en het optreden als notaris. Deze
juridische diensten en de beroepsbeoefenaars die deze diensten mogen aanbieden zijn
onderworpen aan toezicht door verschillende toezichthoudende organen. Toezichthoudende
organen kunnen individuele professionals bevoegd verklaren om gereserveerde diensten
te verlenen door middel van het toekennen van een beroepstitel. Daarnaast kunnen zij
een vergunning verlenen aan zogeheten Alternative Business Structures (ABS), op grond
waarvan niet-juristen manager, investeerder of (mede)eigenaar kunnen worden van een
onderneming die gereserveerde juridische diensten aanbiedt. Uit een evaluatie van
de algemeen toezichthouder LSB over de periode 2011–2017 maak ik op dat de voorlopige
conclusie is dat – in tegenstelling tot wat eerder was voorzien – de introductie van
ABS niet heeft geleid tot grote veranderingen in de markt voor juridische dienstverlening.
(LSB, 2017).
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het signaal van MKB Nederland dat kleine bedrijven de kosten van
een advocaat hoog en onvoorspelbaar vinden?
Antwoord 5
Zoals ik in mijn eerdere antwoord op vraag 2 heb aangegeven vind ik dat de kosten
van rechtsbijstand ook voor de kleine bedrijven dragelijk moeten zijn. Daarnaast vind
ik het van belang dat rechtzoekenden vooraf een goed beeld hebben van de te leveren
diensten, de kwaliteit daarvan en tegen welke kosten. Uit het recent verschenen WODC
rapport «Geschillen in het MKB» blijkt dat de advocaat, samen met de accountant, de
meest ingeschakelde juridische professional is en dat de meeste ondernemers over het
geheel genomen (zeer) tevreden zijn over de dienstverlener die ze hebben ingeschakeld
(T Geurtz & M.J. ter Voert, Geschillen in het MKB, WODC 2019, p. 6). Wel leid ik uit
ditzelfde rapport af dat de voorspelbaarheid van de kosten van de advocaat beter kan.
Uit het rapport blijkt immers dat ondernemers advocaten negatiever beoordelen dan
de andere dienstverleners voor wat betreft de onduidelijkheid vooraf over de kosten
(T Geurtz & M.J. ter Voert, Geschillen in het MKB, WODC 2019, p. 86).
Vraag 6
Acht u het vanuit het oogpunt vanuit een open en vrije markt voor nieuwe toetreders
wenselijk dat procederen onder de vlag van een advocaat van de NOvA alleen mag als
de organisaties die dat doen voor het merendeel in het bezit zijn van advocaten?
Antwoord 6
In onze rechtstaat dient kwaliteit voorop te staan bij de toetreding van nieuwe aanbieders.
Rechtzoekenden verdienen toegankelijke, onafhankelijke, integere en kwalitatief hoogwaardige
rechtsbijstand. Het is dan ook legitiem en wenselijk dat de NOvA als publiekrechtelijke
beroepsorganisatie, vanuit de verantwoordelijkheid voor een goede rechtsbedeling,
eisen stelt aan de wijze waarop advocaten hun beroep uitoefenen. Deze eisen dienen
echter wel te passen binnen wet- en regelgeving en mogen geen onnodige belemmeringen
opwerpen. De NOvA heeft dan ook een belangrijke verantwoordelijkheid om onnodige belemmeringen
voor toetreding tot de markt of innovatieve werkwijzen te voorkomen. Ik verwacht van
de NOvA dat zij regels kritisch tegen het licht houdt op het moment dat nieuwe vormen
van dienstverlening ontstaan.
De NOvA heeft mij aangegeven zich bewust te zijn van veranderende marktomstandigheden
en zich verantwoordelijk te voelen om regels bij de tijd te houden. Ook de NOvA heeft
met de initiatiefnemers die in het eerste artikel worden genoemd gesproken en aangegeven
dat deze ontwikkeling door de NOvA wordt beoordeeld op nieuwe mogelijkheden voor dienstverlening.
De NOvA geeft aan dat regulering die met zijn tijd mee gaat met behoud van de kernwaarden
het leidende principe is. De NOvA buigt zich momenteel over dit vraagstuk en heeft
aangegeven mij hierover te informeren. Ik ga er vanuit dat de NOvA voortvarend en
op constructieve wijze omgaat met dit probleem. Ik zal de Kamer over de uitkomst informeren
met de voortgangsrapportage over de stelselherziening rechtsbijstand, die is aangekondigd
voor het eind van dit jaar.
Vraag 7
Sluit u uit dat de loondienstmaatregel in strijd is met het mededingingsrecht en artikel
56 VWEU en derhalve contra legem? Zo ja, waarom en hoe? Zo nee, bent u bereid deze
maatregel door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) te laten onderzoeken?
Antwoord 7
Het is aan de onafhankelijk toezichthouder om zich hier een oordeel over te vormen
De ACM kan in het kader van haar toezichttaken na een tip of melding een onderzoek
doen naar een marktsector. Een belanghebbende kan vanuit de markt een klacht indienen
bij de ACM.
De Mededingingswet gaat uit van een self-assessment door ondernemingen en organisaties.
Het is in de eerste plaats aan de NOvA om te oordelen hoe haar verordening zich verhoudt
tot het mededingingsrecht. Ik kan daarop niet vooruitlopen, maar zal ook dit betrekken
bij het gesprek met de NOvA over hun zienswijze op deze kwestie.
Vraag 8
Welke bevoegdheden kunt u uitoefenen en welke juridische stappen kunt u of een belanghebbende
nemen tegen de loondienstmaatregel indien u zulks opportuun en wenselijk zou achten?
Antwoord 8
De NOvA heeft als publiekrechtelijke beroepsorganisatie verordenende bevoegdheden
en het is primair aan de NOvA om de Verordening tegen het licht te houden. De NOvA
heeft aangegeven zich te buigen over dit vraagstuk en heeft aangegeven mij hierover
te informeren.
Vraag 9
Zou het artsen zijn toegestaan in hun beroepsregels te eisen dat zij alleen patiënten
mogen helpen indien de kliniek waar zij medische zorg leveren voor het merendeel in
eigendom is van artsen? Zo nee, waarom is dit advocaten dan wel toegestaan? Zo ja,
op grond waarvan?
Antwoord 9
De beperkingen die aan diverse gereguleerde beroepen (zoals artsen en advocaten) mogen
worden gesteld ten aanzien van bijvoorbeeld de structuren waarbinnen het beroep mag
worden uitgeoefend zijn afhankelijk van de aard van het beroep en daarmee telkens
anders en niet een op een te vergelijken.
Zoals ik heb aangegeven bij vraag 6 heeft de NOvA de bevoegdheid om regels te stellen
aan de beroepsuitoefening door de advocaat, mits deze binnen de wet- en regelgeving
passen en geen belemmerende werking hebben. In de huidige Verordening op de praktijkuitoefening
in dienstbetrekking is bepaald dat het advocaten in Nederland slechts in een limitatief
aantal genoemde gevallen is toegestaan de praktijk in dienst van een werkgever uit
te oefenen. In het geval een advocaat zijn beroep uitoefent in dienst van een werkgever
is er sprake van een hiërarchische verhouding en hoeven de belangen van de werkgever
en advocaat-werknemer of de cliënt niet zonder meer met elkaar overeen te stemmen.
Om de onafhankelijke beroepsuitoefening van de advocaat in een dergelijk geval te
waarborgen worden daaraan voorwaarden gesteld. Zo dient er een professioneel statuut
te zijn dat de onafhankelijkheid van de advocaat in dienstbetrekking beoogt te waarborgen.
Het is de vraag of de huidige beroepsregels nog steeds passend zijn. Zoals ik hiervoor
onder vraag 7 heb aangegeven is het in eerste instantie aan de NOvA om dat te beoordelen.
Ik ga ervan uit dat de NOvA bij de heroverweging ook regulering bij andere beroepsgroepen
waarbij onafhankelijke oordeelsvorming en onafhankelijk optreden uitgangspunt is,
betrekt.
Vraag 10
Bent u bereid deze vragen nog voor het algemeen overleg over gesubsidieerde rechtsbijstand
op 7 november 2019 te beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.