Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het blog ‘Andere tijden voor de rechtsbescherming’
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het blog «Andere tijden voor de rechtsbescherming» (ingezonden 9 oktober 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 5 november 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 568.
Vraag 1
Kent u het blog «Andere tijden voor de rechtsbescherming»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van het blog.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat advocaten de eerste twee weken van 2020 massaal
niet beschikbaar zullen zijn voor piketdiensten? Wat zijn volgens u hier de juridische,
organisatorische en praktische gevolgen van? Trekt u dit zich aan? Waarom heeft u
het zo ver laten komen?
Antwoord 2
Ik betreur de actie van de advocatuur die feitelijk neerkomt op een staking in de
eerste twee weken van 2020. Voor de stelselherziening rechtsbijstand waarin het belang
van de rechtzoekende centraal staat, is goede samenwerking namelijk onmisbaar. Graag
zou ik samen met de advocatuur onze energie stoppen in het samen bouwen aan een toekomstbestendig
stelsel.
Door de staking kunnen rechtzoekenden, waaronder ook kwetsbare mensen, niet op de
gebruikelijke wijze van rechtsbijstand gebruik maken. Waarschijnlijk ontstaan hierdoor
vertragingen, lopen doorlooptijden op en gaat zittingscapaciteit verloren. Ook hindert
het mogelijk opsporingsonderzoeken als verdachten zonder rechtsbijstand niet kunnen
worden gehoord. Ik breng op dit moment de potentiële gevolgen van de staking in beeld
samen met onder meer de politie, het OM, de IND, de rechtspraak en de Raad voor rechtsbijstand
(hierna: Raad). Ook bespreek ik met hen manieren om de gevolgen zoveel mogelijk te
ondervangen.
De prioriteit voor de inzet van advocaten die wél voor het strafpiket beschikbaar
zijn in de eerste twee weken van januari ligt bij de zwaardere zaken, omdat daar de
potentiële gevolgen van het ontbreken van rechtsbijstand maatschappelijk het grootst
zijn. Ik ben met de betrokken ketenorganisaties in gesprek om zoveel als mogelijk
is te voorkomen dat (kwetsbare) rechtzoekenden de dupe worden van de staking en de
strafrechtketen in deze periode zo goed mogelijk kan functioneren.
Vraag 3
Deelt u nog steeds de mening dat sociaal advocaten nu geen redelijke vergoeding krijgen,
zoals eerder herhaaldelijk door u geuit? Kunt u een overzicht geven van alle maatregelen
die hieraan de afgelopen 20 jaar hebben bijgedragen?
Antwoord 3
Ik ben nog steeds van mening dat er op rechtsgebieden die de Commissie Van der Meer
noemt een scheefgroei is ontstaan tussen de gemiddelde tijdsbesteding en de voor die
categorieën vastgestelde puntenaantallen. De door de commissie geconstateerde scheefgroei
doet zich tamelijk breed binnen de gesubsidieerde rechtsbijstand voor, maar er zijn
wel relevante verschillen te duiden tussen de diverse rechtsgebieden. Met name bij
sommige zaken in het personen- en familierecht is de scheefgroei groot. Dit leidt
voor sociaal advocaten die veel zaken doen op die rechtsgebieden niet meer tot een
redelijke vergoeding.
Over de afgelopen twintig jaar zijn de volgende begunstigende en beperkende maatregelen
van invloed geweest op de vergoeding:
• Besluit van 21 december 1999 tot vaststelling van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand
2000 (Staatsblad 1999, 580) waarbij per zaakscategorie is een vergoeding vastgesteld, gebaseerd op de gemiddelde
tijdsbestedingen die onder het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994 door advocaten
zijn geschreven (opvolging advies Commissie Maan), – begunstigend.
• Besluit van 16 januari 2004, houdende wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand
2000 en van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand (Staatsblad 2004, 14) waarbij het basisbedrag van artikel 3 Bvr verhoogd is tot € 97,45 (prijspeil 2003)
– begunstigend.
• Wet van 22 december 2005 tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende aanpassing
van het inkomens- en vermogensbegrip aan het fiscale inkomens- en vermogensbegrip
(Staatsblad 2006, 9), waarbij beoogd de administratieve lasten van zowel de rechtsbijstandverlener als
de rechtzoekende te verlagen – begunstigend.
• Besluit van 19 mei 2008, houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand
2000 (Staatsblad 2008, 170). Daarbij is de standaardvergoeding voor administratieve kosten afgeschaft in het
geval een rechtsbijstandverlener op last van de rechter door de raden voor rechtsbijstand
ambtshalve aan een rechtzoekende wordt toegevoegd en is de periodieke voorschotverlening
aan de advocatuur verlaagd – beperkend.
• Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herijking
van de verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de invoering
van een lichte adviestoevoeging, alsmede de regeling van de vergoeding van mediation
(Staatsblad 2009, 4), waarbij de invoering van de juridische loketten geformaliseerd is die al sinds
medio 2004 hun diensten verlenen en waarmee de werkzaamheden van de (verlengde) spreekuurvoorzieningen
overgeheveld zijn naar de advocatuur – begunstigend.
• Besluit van 7 december 2011 (Besluit aanpassing vergoeding en indexering rechtsbijstandverleners,
Staatsblad 2011, 590) waarbij maatregelen die zien op de verlaging van de vergoeding van de aan het stelsel
deelnemende rechtsbijstandverleners ofwel de eerste trancheverlaging van de vergoeding,
alsmede een wijziging van de wijze waarop de (jaarlijkse) indexering van deze vergoeding
plaatsvindt, zijn ingevoerd – beperkend.
• Besluit van 10 september 2013, (Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden
en vergoeding rechtsbijstandverleners, Staatsblad 2013, 345) waarbij onder meer de tweede tranche verlagingen van de vergoedingen die rechtsbijstandverleners
ontvangen voor de door hen op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand is
ingevoerd – beperkend.
• Besluit van 29 januari 2015, houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand,
het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in
verband met het treffen van enige maatregelen inzake de gesubsidieerde rechtsbijstand
(Staatsblad 2015, 35). Dit besluit ziet op de tijdelijke uitschakeling van de indexering van de vergoedingen
voor de advocatuur, een puntenverlaging voor onderdelen van het straf(proces)recht,
een verlaging van de vergoeding voor bewerkelijke zaken in het strafrecht en een generieke
verlaging van het basisbedrag (vergoeding per punt) – beperkend.
• Besluit van 10 juli 2019 tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand
2000 in verband met de aanpassing van de indexeringsbepaling (Staatsblad 2019, 269), waarbij de indexeringsbepaling van artikel 3 Bvr 2000 alsnog op gelijke wijze gewijzigd
is zoals in het Besluit van 25 oktober 2016 (Stb. 2016, 391) is bedoeld en waarbij met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 de tijdelijke
uitschakeling van de indexering van de vergoedingen voor de advocatuur is stopgezet
– begunstigend.
Samenvattend is er een onderscheid te maken tussen de maatregelen die in werking traden
voor 2008 en de maatregelen die na de start van de economische crisis zijn genomen.
De maatregelen die vanaf de crisis zijn genomen waren ingegeven door de taakstellingen
die in de crisisperiode ook in andere sectoren zijn ingezet, zoals het stopzetten
van de jaarlijkse indexering.
In de jaren voorafgaand aan de crisis werden maatregelen genomen die tot effect hadden
dat de aanwas van advocaten en mediators in het stelsel toenam. Het feit dat toevoegingszaken
een vaste bron van inkomsten voor advocaten is lijkt hierbij een rol te spelen.
Vraag 4
Kunt u uitleggen dat zelfs de meest ervaren en gespecialiseerde sociaal advocaten
€ 108 per punt (en dus niet per uur!) ontvangen, terwijl zelfs stagiaires van het
kantoor van de Landsadvocaat meer betaald krijgen (€ 165 uurtarief) en de de Landsadvocaat
wel € 384 per uur ontvangt?2
Antwoord 4
Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand enerzijds en de inzet van de landsadvocaat
anderzijds zijn twee in hun aard verschillende zaken.
Het stelsel van rechtsbijstand voorziet in een subsidie voor burgers die minder draagkrachtig
zijn. Daarvoor geldt een bepaald tarief. Gelet op artikel 42a Wet op de rechtsbijstand
en artikel 5 van het Subsidiebesluit Raad voor Rechtsbijstand worden op basis van
de begroting van de Raad voor Rechtsbijstand jaarlijks voorschotten verstrekt. Hierbij
wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en
piketregelingen. Advocaten zijn vrij in hun keuze om voor dit tarief al dan niet hun
diensten aan te bieden. De rechtsbijstand die de Staat afneemt van de landsadvocaat
is geen subsidie. Het tarief dat we aan de landsadvocaat betalen kent een andere juridische
basis, namelijk een overeenkomst tot opdrachtgeving.
Vraag 5
Kunt u uitgebreid ingaan op de serieuze kanttekeningen die bij uw argumenten worden
geplaatst over de stijging van de kosten (de uitgaven voor toevoegingen zijn sinds
2012 juist fors afgenomen), dat uw vergelijking met andere rechtsstelsels mank gaat
(vergeleken met andere landen staat Nederland rond de 20ste plaats als je kijkt naar
de totale uitgaven voor rechtspleging) en dat de enige relevante vraag nu zou moeten
zijn of in Nederland voor een sociaal advocaat een billijk inkomen haalbaar is?
Antwoord 5
Nederland staat, in vergelijking met andere rechtsstelsels, met een jaarlijkse uitgave
aan rechtsbijstand van € 27,42 per hoofd van de bevolking in de top van de 41 onderzochte
landen staat. Dit blijkt uit het rapport van de Raad van Europa, European judicial
systems, Efficiency and quality of justice, CEPEJ 2018. Als wordt gekeken naar het
vergelijkende onderzoek over rechtsstelsels als geheel dan geeft dat een vergelijkbaar
beeld. In het rapport (grafiek3 is te zien dat Nederland op de zevende plaats staat als het gaat om de totale algemene
overheidsuitgaven aan rechtspleging per inwoner.
Het bedrag dat op de Rijksbegroting bestemd is voor rechtsbijstand blijft in deze
kabinetsperiode onveranderd, en internationaal gezien dus relatief hoog. Toch staat
de houdbaarheid van het systeem onder druk. Hoewel er de afgelopen tijd jaren zijn
geweest waarin minder toevoegingen zijn afgegeven dan het jaar ervoor (bijvoorbeeld
in 2014, 2015 en 2017), is er over de langere termijn een stijging van het aantal
toevoegingen met 42% in 17 jaar zichtbaar. Tegen die achtergrond heb ik contouren
geschetst voor modernisering van het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Het
kabinet wil de oorzaken van de stijging van het aantal toevoeging bij de kern aanpakken
én een stap zetten in het verbeteren van vergoedingen voor de advocatuur in de toevoegingenpraktijk.
Opgave is om dit binnen het huidige budget te realiseren. De doorrekening van de maatregelen
uit de contourenbrief laat zien dat het geheel aan maatregelen van de modernisering
een verhoging van de vergoeding van advocaten mogelijk maakt. Deze verhoging bedraagt
tussen de 10% en 20% ten opzichte van de vergoeding die advocaten nu gemiddeld per
uur krijgen volgens de berekeningen van de commissie-Van der Meer.
Vraag 6
Wat is uw reactie op de conclusie uit het blog?4
Antwoord 6
Wij willen tempo maken met de stelselherziening, juist vanwege de noodzaak om tot
betere vergoedingen te komen. Door het samenspel aan maatregelen die ik neem om het
stelsel te herzien ontstaat er ruimte voor een betere beloning voor advocaten die
werken in het stelsel. Zoals aangegeven bij vraag 5, bedraagt de verhoging tussen
de 10% en 20% ten opzichte van de vergoeding die advocaten nu gemiddeld per uur krijgen
volgens de berekeningen van de commissie-Van der Meer.
De transformatie komt op stoom. Maar een stelselherziening van deze omvang is complex
en vraagt om zorgvuldigheid, niet in de minste plaats omdat het gaat over kwetsbare
rechtzoekenden. Zorgvuldigheid vraagt tijd. Dat neemt niet weg dat ik de urgentie
voel om snel veranderingen door te voeren.
De Nederlandse Orde van Advocaten heeft mij in hun brief d.d. 4 september jl. bericht
over de acute nood bij de sociale advocatuur.
Bovendien is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2019 de motie Jetten (D66)
en Segers (CU) aangenomen die vraagt om het in beeld brengen waar de nood het hoogst
is en te bezien welke maatregelen daar op korte termijn genomen kunnen worden. Ik
breng op dit moment in kaart hoe ik uitvoering ga geven aan deze motie. Een verhoging
van het punttarief binnen het huidige stelsel is daarbij om twee redenen geen optie.
In de eerste plaats maakt een dergelijke verhoging het stelsel niet duurzamer en beter
beheersbaar. Daarnaast schrijft het regeerakkoord voor dat ik een nieuw stelsel invoer
binnen de bestaande budgettaire ruimte. Ik kijk dus, bij voorkeur in overleg met de
advocatuur, naar andere mogelijkheden om de hoogste nood op korte termijn te lenigen
dan een verhoging van het punttarief.
Vraag 7
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en ruim voorafgaand aan het Algemeen Overleg
gesubsidieerde rechtsbijstand op 7 november te beantwoorden?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.