Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake bekostigingsexperiment aanvullende beroepen geestelijke gezondheidzorg (ggz) en forensische zorg (fz)
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
33 628 Forensische zorg
Nr. 487 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 november 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 1 juli 2019 over het bekostigingsexperiment aanvullende beroepen
geestelijke gezondheidszorg (ggz) en forensische zorg (fz) (Kamerstukken 25 424 en 33 628, nr. 480).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 september 2019 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 1 november 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Clemens
I Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief «Bekostigingsexperiment
aanvullende beroepen geestelijke gezondheidzorg (ggz) en forensische zorg (fz). Deze
leden zijn het ermee eens dat het experiment zo snel mogelijk van start moet gaan
om de capaciteits- en wachtlijstproblematiek binnen de twee sectoren aan te pakken.
Wel roept de brief nog enkele vragen op.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat uit een recent door de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) gepubliceerd advies voor een nieuwe bekostiging in de ggz en
fz blijkt, dat voor een zorgvuldige implementatie van deze nieuwe bekostiging het
experiment niet meer nodig wordt geacht. Daarmee vervalt de noodzaak om het experiment
ondersteunend te laten zijn aan de ontwikkeling van die nieuwe bekostiging. Genoemde
leden willen weten hoe het kan dat het experiment voorheen wel nodig werd geacht om
te komen tot nieuwe bekostiging, maar dat er nu anders wordt geconcludeerd.
Het experiment beoogt om de wachtlijsten en capaciteitsproblemen in de ggz en fz terug
te dringen. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Staatssecretaris denkt
dat dit experiment bijdraagt aan dat doel.
Voor de uitvoerbaarheid van het voorgenomen experiment is het nodig dat zorgaanbieders
erin slagen met alle verzekeraars dezelfde afspraken te maken over het al dan niet
meedoen aan het experiment en over de beroepen die in het experiment worden betrokken.
De leden van de VVD-fractie willen weten in hoeverre zorgverzekeraars en zorgaanbieders
hiertoe bereid zijn. Voorziet de Staatssecretaris hierin problemen?
II Reactie van de Staatssecretaris
Vraag
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe het kan dat het experiment voorheen wel
nodig werd geacht om te komen tot nieuwe bekostiging, maar dat er nu anders wordt
geconcludeerd.
Antwoord
Toen in de zomer van 2018 in het Hoofdlijnenakkoord GGZ de afspraak werd gemaakt dat
het bekostigingsexperiment ondersteunend moest zijn aan de invoering van de nieuwe
ggz-bekostiging (Kamerstuk 25 424, nr. 420), werd verondersteld dat het experiment hiervoor meerwaarde zou hebben, maar er lag
aan deze veronderstelling geen advies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ten
grondslag.
Inmiddels is dat advies er wel, inclusief een planning met stappen die nodig zijn
om de invoering van een nieuwe bekostiging voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz)
en forensische zorg (fz) mogelijk te maken. Hieruit blijkt dat voor een zorgvuldige
invoering van een nieuwe bekostiging onderhavig experiment niet nodig is.
Het genoemde advies van de NZa heb ik op 20 mei 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd
(Kamerstukken 25 424 en 33 628, nr. 460). Op 2 juli heb ik hierop, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, gereageerd
(Kamerstukken 25 424 en 33 628, nr. 478).
Vraag
Het experiment beoogt om de wachtlijsten en capaciteitsproblemen in de ggz en fz terug
te dringen. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Staatssecretaris denkt
dat dit experiment bijdraagt aan dat doel.
Antwoord
In het Hoofdlijnenakkoord GGZ en de Meerjarenovereenkomst forensische zorg (Kamerstuk
33 628, nr. 34) hebben partijen aangegeven dat de inzet van aanvullende beroepen kan helpen bij
het aanpakken van de wachttijden in de ggz en het verhelpen van capaciteits- en personeelstekorten
in de ggz en fz. Het experiment beoogt hierbij belemmeringen in het bekostigingssysteem
zo veel mogelijk weg te nemen.
Overeenkomstig deze doelstelling wordt met het onderhavige experiment een extra route
in de bekostiging mogelijk gemaakt die door zorgaanbieders en verzekeraars kan worden
benut om financiële belemmeringen voor de (verdere) inzet van aanvullende beroepen
weg te nemen. Deze extra route is zo laagdrempelig mogelijk vormgegeven en kan gebruikt
worden ook wanneer de al bestaande route, het afspreken van een hoger DBC-tarief,
niet meer zou volstaan. In het Hoofdlijnenakkoord GGZ hebben partijen overigens ook
afgesproken te bezien hoe deze bestaande route beter benut kan worden.
Het is bij voorbaat niet te zeggen hoeveel zorg er op deze manier extra verleend kan
worden, maar het uitgangspunt is dat de aanvullende beroepen bepaalde taken kunnen
overnemen van professionals waar nu een tekort aan is. Het is aan de contracterende
partijen om een afspraak over de inzet van de aanvullende beroepen te maken.
Vraag
Voor de uitvoerbaarheid van het voorgenomen experiment is het nodig dat zorgaanbieders
erin slagen met alle verzekeraars dezelfde afspraken te maken over het al dan niet
meedoen aan het experiment en over de beroepen die in het experiment worden betrokken.
De leden van de VVD-fractie willen weten in hoeverre zorgverzekeraars en zorgaanbieders
hiertoe bereid zijn. Voorziet de Staatssecretaris hierin problemen?
Antwoord
In hoeverre partijen hiervoor kiezen zal van situatie tot situatie verschillen. Voor
het wegnemen van financiële belemmeringen voor de inzet van aanvullende beroepen bestaan
– zodra het experiment er is – binnen de bekostiging verschillende routes en het is
aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars om onderling afspraken te maken over de route
die zij hierbij willen bewandelen. Ik verwacht van zorgaanbieders en zorgverzekeraars
dat zij, indachtig de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord en de Meerjarenovereenkomst,
gebruik maken van de mogelijkheden die er binnen de bekostiging zijn om de inzet van
aanvullende beroepen te ondersteunen, waar dat mogelijk en nodig is om knelpunten
bij de wachttijdbestrijding en de aanpak van capaciteits- en personeelstekorten op
te lossen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier