Verslag van een bijeenkomst : Verslag van een Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
K/ nr. 10
VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE
Vastgesteld 30 oktober 2019
Op 30 september en 1 oktober 2019 vond in Helsinki de halfjaarlijkse bijeenkomst over
stabiliteit, economische coördinatie en bestuur (SECG) in de Europese Unie plaats.
Deze vond plaats onder artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie
en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (VSCB) (het zogenoemde «Begrotingspact»)1. Het doel van de conferentie is om bij te dragen aan de democratische legitimiteit
en verantwoording op het terrein van economisch bestuur en begrotingsbeleid in de
EU en de Economische en Monetaire Unie centraal in het bijzonder.
Namens de Tweede Kamer werd hieraan deelgenomen door de leden Mulder (Anne), Azarkan
en van Otterloo. Namens de Eerste Kamer namen de leden Otten, Backer en Van Rooijen
deel. Ambtelijk werd de delegatie begeleid door de heer Bokhorst (EU-adviseur Financiën
van de Tweede Kamer) en mevrouw Kilic (Stafmedewerker Commissie voor Financiën Eerste
Kamer).
Sessie 1: Over de volgende stappen in het economisch bestuur van de Economische en
Monetaire Unie (EMU)
Sprekers: Klaus Regling (Directeur Europees Stabiliteitsmechanisme – ESM), Marco Buti
(Directeur-Generaal bij de Europese Commissie), Olli Rehn (Gouverneur van de Finse
centrale bank)
De heer Regling beschreef in zijn bijdrage de korte bestaansgeschiedenis van het ESM,
waarbij hij inging op de lopende en reeds afgeronde steunprogramma’s en de besluitvormingsstructuur.
Daarnaast ging de heer Regling in op de huidige discussies in de eurogroep rondom
het nieuwe begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentiekracht (BICC) en
de hervorming van het ESM-verdrag, waarbij het ESM als achtervang zal gaan opereren
bij de resolutie van banken in de bankenunie. De heer Regling verwacht een akkoord
over deze verdragswijziging bij de Eurotop in december 2019 en vervolgens een ratificatieperiode
in nationale parlementen van 12 tot 18 maanden. Het achtervang-mechanisme zal uiterlijk
in 2023 in werking moeten treden. Tot slot stelde de heer Regling dat de eurogroep
haast moet maken bij de besluitvorming over een Europees depositogarantiestelsel.
Als de eurozone vóór de crisis een dergelijk systeem had gehad, dan had het ESM niet
zo veel geld hoeven uit te lenen aan programma-landen, aldus de heer Regling. Immers,
veel van de ESM-fondsen werden gebruikt voor het herkapitaliseren van banken die getroffen
werden door een zogeheten bankrun.
De heer Buti stelde in zijn bijdrage dat er grote onzekerheid heerst in de mondiale
economie, mede vanwege handelsconflicten en groeivertraging in Aziatische landen.
Volgens de heer Buti is het daarom noodzakelijk om investeerders vertrouwen mee te
geven in de robuustheid van de muntunie. Een sterkere muntunie is volgens de heer
Buti een steunpilaar in een wereld waar een op regels gebaseerde orde steeds meer
onder druk staat. Om een sterkere muntunie te bereiken wees de heer Buti onder andere
op de noodzaak voor een begrotingsimpuls ten aanzien van investeringen waarbij het
multipliereffect het grootste is en structurele hervormingen gericht op herverdeling
en menselijk kapitaal.
De heer Rehn ging in zijn bijdrage vooral in op de noodzaak voor een monetaire respons
op onzekerheden in de mondiale economie. Echter, hij stelde ook dat monetair beleid
niet als enige verantwoordelijk kan zijn voor een impuls in de economie. De muntunie
heeft grondige hervormingen nodig ten aanzien van de kapitaalmarktenunie, digitalisering,
investeringen, een gemeenschappelijke private obligatie en risicodeling. Volgens dhr.
Rehn is er sinds 2014 niet meer serieus hervormd in de eurozone en dit kan een dure
misrekening zijn als problemen in de wereldeconomie overslaan op de muntunie.
Tijdens de discussie met de zaal kwam een grote verscheidenheid aan onderwerpen naar
voren. Enkele voorbeelden hiervan zijn: de heer Michelbach, Lid van de Duitse Bondsdag
(EVP), die aangaf dat de Europese Commissie zich onvoldoende als hoeder van de verdragen
opstelt in de toepassing van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en dat strikte toepassing
van het SGP als belangrijke voorwaarde wordt gezien in Duitsland voordat men in kan
stemmen met verdere stappen in de bankenunie. De heer Tsakalotos, Lid van het Griekse
parlement (GUE), benadrukte dat er te veel blokkerende minderheden in de eurogroep
zijn die de voortgang in gijzeling houden. Daarnaast stelde hij dat er te weinig aandacht
in de eurozone is voor loongroei. De heer Bagnai, Lid van de Italiaanse Senaat (ID),
bekritiseerde de Europese begrotingsregels, die te sterk leunen op de moeilijk te
berekenen «output gap» en hiermee te procyclisch opereren. Mevrouw Thillaye, Lid van het Franse parlement
(RE), stelde dat het op de lange termijn niet houdbaar is om begrotingsbeleid volledig
nationaal te houden als het monetaire beleid supranationaal is. Mevrouw Domingos,
Lid van het Portugese parlement (EVP), beargumenteerde dat het geen zin heeft om te
wachten tot het niveau van niet-presterende leningen tot nul gedaald is voordat de
eurogroep in kan stemmen met het voltooien van de bankenunie, omdat tegen die tijd
nieuwe risico’s in het financiële systeem de eurozone opnieuw kwetsbaar maken.
Sessie 2: Over de nieuwe doelstellingen voor de economische langetermijnstrategie
voor de EU.
Sprekers: Fabrice Murtin (Hoofd Well-Being and Household Conditions Section, OESO
Directoraat Statistiek en Gegevens), Vesa Vihriälä (Econoom aan de Universiteit van
Helsinki) en Marcel Haag (Directeur Secretariaat-Generaal Banen, Groei en Investeringen
van de Europese Commissie).
De tweede sessie van de interparlementaire bijeenkomst ging over de nieuwe doelstellingen
voor de economische langetermijnstrategie voor de EU. De heer Murtin besprak het in
juli 2019 gepubliceerde rapport The Economy of Well-Being van de OECD2 en stelde dat economische groei zich meer zou moeten focussen op welzijn. Momenteel
is er sprake van een disconnectie tussen het bbp en de ervaringen van mensen, aldus
Murtin. Volgens de heer Vihriälä moet gewerkt worden aan een klimaatneutraal, groen,
eerlijk en sociaal Europa. De heer Haag sprak over het belang van evidence based beleid.
In de daaropvolgende discussie met de nationale parlementen werd onder meer gesproken
over het uitblijven van investeringen op het gebied van Onderzoek en Ontwikkeling
(O&O) en het voornemen van de nieuwe voorzitter om het Europees Semester (ES) te heroriënteren
richting de ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (SDG) waarbij er een grotere
nadruk komt te liggen op klimaatbeleid dan nu het geval is in het ES.
De heer Strobel, Lid van de Duitse Bondsraad, stelde dat niet enkel gekeken moet worden
naar indicatoren, maar ook naar onbenutte potenties. We moeten niet denken in lidstaten,
maar aan grensoverschrijdende mechanismen om problemen zoals de hoge jeugdwerkloosheidscijfers
aan te pakken, aldus Strobel.
De heer Gordan Maras, Lid van het Kroatische parlement (S&D) zijn de doelstellingen
van de strategie een weg vooruit. Het hoofddoel van de nieuwe strategie moet zijn
het verkleinen van de kloof tussen de lidstaten en het bevorderen van sociale cohesie.
De nieuwe doelstellingen moeten duurzame banen en digitalisering ondersteunen, zo
stelde de heer Maras. De heer Michelbach, Lid van de Duitse Bondsdag (EVP), stelde
dat Europa vandaag de dag geen concurrentie is voor de VS, China en Japan. De EU zou
zich moeten richten op minder bureaucratie en meer kwaliteitsdoelen, niet op meer
doelen an sich, aldus de heer Michelbach.
De heer Bartolo, Lid van het Maltees parlement (S&D), pleitte voor een focus op gendergelijkheid.
We kunnen niet doorgaan met het uitsluiten van de helft van de bevolking. Andere landen
zouden een voorbeeld kunnen nemen aan Malta, waar de vrouwenparticipatie is gestegen
tot 63% in 2018. Dit zorgt tevens voor meer belastinginkomsten en een verbetering
van de overheidsfinanciën, zo stelde de heer Bartolo.
Mevrouw Marques, Europarlementariër (S&D) en vicevoorzitter van de Begrotingscommissie
van het Europees Parlement, wees op de grote uitdagingen voor de toekomst van de EU:
het klimaat, de energietransitie en de digitalisering. Volgens haar moet de nieuwe
strategie beter gekoppeld worden aan de financiële instrumenten van de EU. Ook wees
mevrouw Marques op het belang van het initiatief van de Europese Commissie rondom
de Europese pijler van sociale rechten3
Volgens mevrouw Cretu, lid van het Roemeense parlement (S&D), ligt de focus op verkeerde
indicatoren, zoals inkomen, welvaart en bbp. De EU moet meer doen op het gebied van
onderwijs en ongelijkheid. Ook mevrouw Müller, Lid van de Duitse Bondsdag (Groenen/EVA)
stelde dat simpelweg praten over inkomen en welvaart niet voldoende is. Nieuwe indicatoren
zijn nodig in het kader van digitalisering, zo stelde mevrouw Müller.
Volgens mevrouw Stavrou, lid het Huis van Afgevaardigden van Cyprus (EVP) is het essentieel
om belanghebbenden, zoals lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld actief
te betrekken om tekortkomingen te identificeren. Ondanks het herstel zijn er nog steeds
uitdagingen, zoals sociale uitsluiting, die in de nieuwe strategie moeten worden aangepakt.
De nieuwe strategie moet inclusief zijn en alle bestuursniveaus behelzen, aldus mevrouw
Stavrou.
De heer Mulder (VVD/RENEW), Voorzitter van de Tweede Kamercommissie voor Financiën
heeft tijdens de sessie gesproken over het belang van de oude doelstellingen voor
de EU, zoals handel. Handelsovereenkomsten zijn noodzakelijk in het stimuleren van
groei en banen. Tevens is nog veel winst te behalen door het voltooien van de Europese
interne markt, met name in de dienstverlenende sector, zo stelde de heer Mulder. Tenslotte
wees de heer Mulder, gelet op de verschillen in het concurrentievermogen van de lidstaten,
op het belang van economische hervormingen.
In de daaropvolgende reactie van de panelleden stelde de heer Murtin dat de welvaartseffecten
van overheidsuitgaven gemaximaliseerd dienen te worden om een hogere kostenefficiëntie
te behalen. De heer Murtin wees tevens op het belang van de welvaartsopbrengsten voor
overheidsuitgaven en op de negatieve impact van ongelijkheid op economische groei.
De heer Vihriälä wees op de groeiende concurrentie in de arbeidsmarkt, door lage loonkosten
en digitalisering. Ook sprak de heer Vihriälä over inclusiever beleid, waarbij onderwijs
en gelijke kansen centraal staan. Implementatie is van essentieel belang bij de nieuwe
doelstellingen voor de economische langetermijnstrategie voor de EU, aldus de heer
Vihriälä. Volgens de heer Haag is het duidelijk dat de nieuwe Europese Commissie duurzaamheid
hoog in het vaandel heeft staan.
Sessie 3: Over de vraag hoe publieke en private investeringen gestimuleerd dienen
te worden.
Sprekers: Katri Kulmuni (Minister van Economische Zaken van Finland), Jyrki Katainen
(vicevoorzitter Europese Commissie), Margarida Marques (Lid van het Europees Parlement
(S&D))
Mevrouw Kulmuni benadrukte in haar bijdrage vooral het belang van investeringen in
de strijd tegen klimaatverandering. Volgens mevrouw Kulmuni moeten publieke investeringen
als vliegwiel en katalysator van private investeringen fungeren. De EU moet middels
fondsen, zoals Horizon Europe en InvestEU, op zoek gaan naar synergiën tussen de publieke
en private sector ten aanzien van klimaatproblemen. Zij wees hierbij tevens op de
in haar ogen te hoge administratieve last op investeringsprojecten, waardoor private
investeerders vaak nog afhoudend opereren. Uiteindelijk sprak zij uit dat als de EU
haar investeringsagenda op de juiste wijze vormgeeft de EU de eerste regio in de wereld
kan worden waar de energiemix volledig wordt omgedraaid.
De heer Katainen begon zoals veel sprekers zijn bijdrage met een verwijzing naar de
toegenomen mondiale onzekerheden. Hij benadrukte hierbij dat deze onzekerheden de
uitkomst vormen van bewuste politieke beslissingen, zoals de Brexit of het handelsbeleid
van de Amerikaanse president. Ten aanzien van investeringen wees de heer Katainen
op het succesvolle Europese investeringsfonds EFSI, waarbij met geringe inzet van
publieke middelen richting is gegeven aan de reeds aanwezige liquiditeit in de markt.
Het EFSI heeft volgens Katainen een miljoen MKB’ers in Europa bereikt, veelal in landen
met economische tegenslag, zoals Griekenland, Spanje en Portugal. De Europese investeringsprogramma’s
gaan tevens gepaard met de mogelijkheid om gericht advies aan te vragen, zo heeft
de Europese Investeringsbank een zogeheten «advisory hub» om te assisteren bij administratieve belemmeringen bij investeringen.
Mevrouw Marques stelde dat investeringen cruciaal zijn voor economisch herstel en
dat alhoewel op Europees niveau het investeringstekort is weggewerkt er nog veel landen
en regio’s zijn waar het tekort nog steeds aanwezig is. Investeringen in de EU moeten
samengaan met het vervolmaken van de interne markt en gebonden worden aan duurzaamheidscriteria
middels de taxonomie voor investeringsproducten. Tot slot stelt Marques dat de voorstellen
voor een nieuwe meerjarige Europese begroting niet ver genoeg gaan volgens het Europees
Parlement. Het Europees Parlement wil graag meer ambitie en is bereid om een negatieve
opinie te uiten als haar eisen niet worden ingewilligd door de Europese Raad.
In de discussie met de zaal kwamen verschillende perspectieven naar voren. Zo stelde
de heer Berghegger, Lid van de Duitse Bondsdag (EVP), dat in zijn land geld het probleem
niet is bij investeringen, maar juist de complexiteit van de regelgeving, het gebrek
aan planningscapaciteit en lokaal verzet tegen infrastructuurprojecten. De heer Votsis,
Lid van het Cypriotische parlement (S&D), stelde tevreden te zijn met de voorstellen
rondom InvestEU, maar vooral ook te hopen dat regionale spreiding een belangrijke
overweging blijft bij de toekenning van fondsen en projecten. Mevrouw Saveklieva,
Lid van het Bulgaarse parlement (EVP), maakte een vergelijkbaar punt over regionale
spreiding en het belang van Europese investeringen in het MKB van armere regio’s.
De heer Voloudakis, Lid van het Griekse parlement (EVP), benadrukte het belang van
Europees industriebeleid naast het investeringsbeleid, aangezien Europese bedrijven
een concurrentienadeel hebben ten opzichte van de rest van de wereld wegens de hogere
standaarden die aan bedrijven worden gesteld. De heer Koskinen, Lid van het Finse
parlement (S&D), wees nog op de aankomende regels rondom kapitaaleisen (Basel III)
en de mogelijke drempels voor investeringen die dit zou kunnen opwerpen voor banken.
Tot slot wees de heer Theurer, Lid van de Duitse Bondsdag (RE), op de noodzaak om
Europese middelen alleen in te zetten daar waar er een Europese toegevoegde waarde
is, dit is wat hem betreft vooral het geval voor klimaat-gerelateerde zaken en nieuwe
technologieën zoals kunstmatige intelligentie.
Sessie 4: Over investeringen en innovaties op het gebied van duurzaamheid.
Sprekers: Mika Anttonen (directeur bij St1 Group4), Antero Vartia (oprichter van de Compensate Foundation5), Jouni Keronen (executive manager van de Climate Leadership Coalition6)
Tijdens de laatste plenaire sessie van de bijeenkomst is gesproken over het aanzwengelen
van innovaties voor duurzame groei. De heer Anttonen stelde dat de klimaatdoelen niet
realistisch en niet haalbaar zijn. Dit zorgt voor grote onzekerheid. Volgens de heer
Anttonen is verandering in de Europese Unie niet voldoende. De lidstaten zijn verantwoordelijk
voor minder dan 10% van de wereldwijde CO2-uitstoot. Derhalve moet meer aandacht worden besteed aan het oplossen van problemen
in andere regio's, voornamelijk Afrika, mede met het oog op klimaatmigratie. De heer
Vartia stelde dat de klimaatkwestie en de hieruit voortvloeiende migratie voeding
is voor populisme. Het huidige systeem laat toe dat mensen schade kunnen aanrichten
aan het klimaat, zonder daar de gevolgen van te hoeven zien of daarvoor hoeven te
betalen, aldus de heer Vartia. De heer Keronen wees op de veranderingen in nationaal
beleid inzake klimaat na verkiezingen. Tegen 2050 zullen er ongeveer 200 parlementaire
verkiezingen plaatsvinden. Dit zorgt voor veel onzekerheid, inconsistentie en belemmert
de continuïteit.
In de hierop volgende discussie gaf de heer Berghegger, lid van de Duitse Bondsdag
(EVP), aan dat beleid omtrent klimaat dikwijls zorgt voor verdeling in de bevolking.
De heer Berghegger wees op het belang van belastingvermindering en de negatieve gevolgen
van klimaatbelastingen voor de bevolking. Tegen deze achtergrond zouden tevens de
afspraken van de SGP gerespecteerd moeten worden. Volgens de heer Sodano, lid van
het Italiaanse parlement (NA), wordt eindelijk aandacht besteed aan de toekomstige
generatie. De heer Sodano stelde voor om de echte factoren van klimaatverandering
te identificeren; de destructieve rol van het kapitalisme.
De heer Iancu, Lid van het Roemeense parlement (S&D) stelde dat de EU nog steeds voor
80% afhankelijk is van fossiele brandstof. Dit geeft aan hoe onrealistische de doelen
op het gebied van hernieuwbare energiebronnen zijn, zo stelde de heer Iancu. Tevens
wees de heer Iancu op het ontbreken van interactie tussen lidstaten. Volgens mevrouw
Gajić, lid van het Servische parlement, heeft Servië investeringen hoog op de prioriteitenlijst
staan. Zo heeft Servië voor het eerst een Ministerie van Investeringen.
In de tweede ronde van de laatste plenaire sessie stelde de heer Vartia dat de markteconomie
ingezet moet worden voor klimaatverandering. Het zou winstgevend moeten zijn om als
bedrijf te investeren in het klimaat, juist in de democratische deel van de wereld,
aldus Vartia. Volgens de heer Keronen biedt de Task Force on Climate Related Financial Disclosures7
, opgericht door de Financial Stability Board, een geschikt kader voor bedrijven.
In de laatste discussieronde van de plenaire sessie gaf de heer Tušek, lid van het
Kroatische parlement (EVP), aan dat hoewel Kroatië laag scoort om veel ranglijsten
in, de regering hard bezig is om hier verandering in te brengen. Tušek stelde dat
de EU-fondsen een grote kans bieden om dit te bewerkstellen. Volgens mevrouw Potocskáné
Kőrösi, lid van het Hongaars parlement, is convergentie van het beleid van de lidstaten
essentieel voor het behalen van de doelen. Mevrouw Müller, lid van de Duitse Bondsdag
(Groenen), stelde dat de klimaatverandering een kwestie is van oorlog en vrede. De
Noord-Europese landen zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de consumptie.
Deze landen dragen de grootste verantwoordelijkheid in het aanpakken van de klimaatverandering.
De heer Papadimitriou, lid van het Griekse parlement (EVP) gaf aan dat Griekenland
zich zal blijven inzetten voor de aanpak van klimaatverandering.
De panelleden sloten de sessie vervolgens af. In zijn slotopmerkingen gaf Keronen
aan dat vorig jaar nog minder dan 50 miljoen aan belastingen in het kader van het
klimaat wereldwijd is opgehaald. Vartia herhaalde in zijn slotopmerkingen dat de consequenties
van klimaatverandering niet bekend zijn bij mensen. Volgens Anttonen is acceptatie
de grootste obstakel in het klimaatdebat. Realistische en uitvoerbare doelen zijn
noodzakelijk om mensen te mobiliseren.
In zijn afsluitend speech concludeerde de heer Vartiainen, dat de conferentie gekenmerkt
werd door twee worden: duurzaamheid en onvolledigheid. De duurzaamheid van de huidige
systemen en de onvolledigheid van de huidige instrumenten van de EU.
De delegatie vanuit de Tweede Kamer,
Anne Mulder (delegatieleider)
Van Otterloo
Azarkan
De delegatie vanuit de Eerste Kamer,
Otten (delegatieleider)
Backer
Van Rooijen
De ambtelijke begeleiding van de delegatie,
Bokhorst (Tweede Kamer), Kilic (Eerste Kamer)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
D.J. Bokhorst, EU-specialist