Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Dam over foto’s gemaakt kort na de moordaanslag op Kelvin Maynard op 18 september 2019 in Amsterdam
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over foto’s gemaakt kort na de moordaanslag op Kelvin Maynard op 18 september 2019 in Amsterdam (ingezonden 24 september 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 november 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 366.
Vraag 1
Kent u de website-artikelen «Desaparicion di 400 kilo di cocaina a trece cu ne den
menos di dos luna tres likidacion»1 en «Tiroteo-na-hulanda»2 beiden gepubliceerd op 19 september 2019?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de waarneming dat in deze publicaties foto’s zijn opgenomen van de op woensdag
18 september neergeschoten Kelvin Maynard? Deelt u voorts de waarneming dat deze foto’s
– zeker de foto waarop betrokkene wordt gereanimeerd – gemaakt zijn door een hulpverlener,
dan wel door een persoon die door hulpverleners ter plekke toegang is verschaft? Klopt
het dat op dat moment de (foto)pers geen toegang had tot die plek?
Antwoord 2
Ja, mij is door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland bevestigd dat het foto´s
betreft die genomen zijn van Kelvin Maynard. Deze foto’s zijn volgens melding van
deze veiligheidsregio gemaakt door één of meerdere brandweerlieden van deze regio.
Het klopt dat de pers op dat moment geen toegang tot die plek had.
Vraag 3
Deelt u het ongenoegen over de daar gemaakte foto’s van een stervende, dan wel iemand
die vocht voor zijn leven? Deelt u het ongenoegen dat kennelijk hulpverleners of personen
die betrokken waren bij die hulpverleners, foto’s hebben gemaakt en zelfs ook nog
deze foto’s verspreid hebben, zodanig dat deze in de media zijn gekomen en op internet
vrijelijk beschikbaar zijn?
Antwoord 3
Ja, ik deel het ongenoegen dat daar door brandweerlieden foto’s zijn gemaakt van een
stervende dan wel iemand die vocht voor zijn leven, en dat die foto’s zodanig zijn
verspreid dat deze in de media zijn gekomen en op internet vrijelijk beschikbaar zijn.
Vraag 4
Bent u bereid uit te zoeken wie verantwoordelijk is voor het maken van en/of verspreiden
van deze foto’s? Bent u bereid ten aanzien van deze persoon of personen (tucht)maatregelen
te treffen, hen aan te spreken op hun gedrag? Hoe kunt u voorkomen dat in het vervolg
nogmaals op deze wijze en onder deze omstandigheden foto’s worden gemaakt en verspreid?
Antwoord 4
De Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland neemt dit incident zeer serieus. In opdracht
van de veiligheidsregio voert een extern bureau een onderzoek uit naar het maken en
het verspreiden van de foto’s die op de plaats delict zijn genomen. De regio meldt
mij na het onderzoek passende maatregelen te treffen. Op dit moment is (nog) niemand
geschorst. De regio geeft aan dat de wijze waarop met beeldmateriaal moet worden omgegaan,
behoort tot de standaardinstructies voor het personeel. Naar aanleiding van dit voorval
is dit nogmaals besproken binnen de brandweer.
Vraag 5
Waarom wordt de fotograferende pers in toenemende mate door de politie geweerd bij
incidenten en misdrijven die zich in de publieke ruimte voordoen en die relevant zijn
teneinde ook audio-visueel verslag van te doen? Hoe verhoudt zich dit tot politiemensen
dan wel andere hulpverleners die vervolgens zélf foto’s gaan maken en verspreiden,
uit persoonlijk initiatief dan wel als onderdeel van een communicatie-strategie? Deelt
u de opvatting dat de politie afstand moet houden van het zelf verrichten van journalistieke
werkzaamheden?
Antwoord 5
De politie ondersteunt de pers waar mogelijk bij vrije nieuwsvergaring. Zo is de politie
recent overgestapt op het automatisch uitgeven van een persalarmering en krijgen journalisten
in het bezit van een politieperskaart toegang tot een plaats delict, tenzij de politie
beoordeelt dat er gevaar dreigt voor betrokkenen of derden (brand of instorting),
er sprake is van belemmering van het (technisch) onderzoek of de hulpverlening, of
er sprake is van een speciaal geval (bijvoorbeeld bij een noodverordening van de burgemeester).
Hulpverleners dienen voorzichtigheid te betrachten bij het maken van beeldmateriaal
van heftige incidenten, zoals reanimaties. Het maken van dergelijke beelden kan een
inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene of diens nabestaanden.
Meer in het algemeen geldt dat de politie beeldmateriaal mag maken en verspreiden,
bijvoorbeeld om het publiek te vragen te helpen bij de opheldering van een strafbaar
feit of het publiek te informeren. Dit past bij de verantwoordelijkheid die een publieke
organisatie als de politie heeft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.