Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Wijngaarden en Tellegen over het bericht ‘Toetsingscommissies euthanasie gaan meer naar de context kijken’
Vragen van de leden Van Wijngaarden en Tellegen (beiden VVD) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Toetsingscommissies euthanasie gaan meer naar de context kijken» (ingezonden 17 september 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers
            voor Rechtsbescherming en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 4 november
            2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 289.
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Toetsingscommissies euthanasie gaan meer naar de context kijken»?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
            
Wat vindt u van de suggestie van de heer Kohnstamm om, wanneer er nieuwe rechtsvragen
               spelen, vragen rondom de euthanasiewet rechtstreeks aan de Hoge Raad voor te leggen?
            
Antwoord 2
            
Een van de aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op
               verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) uit 2017 behelst het nader onderzoek
               doen naar de mogelijkheid om tegen oordelen van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie
               (hierna: RTE) cassatie in het belang der wet bij de Hoge Raad mogelijk te maken.
            
De mogelijkheid om tegen oordelen van de RTE cassatie in het belang der wet in te
               stellen zou vragen om een wetswijziging, namelijk aanpassing van artikel 78 van de
               Wet op de rechterlijke organisatie. In dit artikel is geregeld dat door de procureur-generaal
               bij de Hoge Raad cassatie in het belang der wet kan worden ingesteld tegen (kort gezegd)
               handelingen en uitspraken van rechterlijke colleges alsmede tegen uitspraken van de
               Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming.
            
In het voorstel van de heer Kohnstamm zou het niet meer nodig zijn om een handeling
               of uitspraak van een rechterlijk college af te wachten, maar zou de RTE rechtstreeks
               de procureur-generaal bij de Hoge Raad kunnen verzoeken om ten aanzien van een onderliggende
               rechtsvraag cassatie in het belang der wet in te stellen bij de Hoge Raad.
            
Aan uw Kamer is toegezegd dat dit voorstel wordt onderzocht.2 Dit onderzoek bevindt zich op dit moment in aan afrondende fase en ik zal uw Kamer
               dit najaar hierover inhoudelijk informeren.
            
Vraag 3
            
Bent u het er mee eens dat er gekeken moet worden naar manieren om artsen beter te
               beschermen tegen een voor hen en hun omgeving belastend strafproces indien dat als
               primair doel heeft om meer helderheid over de reikwijdte en interpretatie van de euthanasiewetgeving
               te verkrijgen? Is er een manier waarop het tuchtrecht hier uitkomst biedt?
            
Antwoord 3
            
Ja, deze mogelijkheid laat ik momenteel onderzoeken. Ik verwijs daarbij naar mijn
               antwoord op vraag 2.
            
Vraag 4
            
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de heer Kohnstamm en andere experts over het
               genoemde alternatief en eventueel onderzoek te doen naar deze en andere alternatieven
               om ervoor te zorgen dat artsen beter beschermd worden tegen zware en langdurige strafprocessen
               en de samenleving op eenvoudiger wijze antwoorden te bieden over rechtsvragen die
               leven over de juiste interpretatie van de euthanasiewetgeving?
            
Antwoord 4
            
De gesprekken met de heer Kohnstamm en een aantal andere betrokken partijen in het
               kader van het in het antwoord op vraag 2 genoemde onderzoek, hebben reeds plaatsgevonden.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- 
              
                  Mede namens
 H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 
              
                  Mede namens
 S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
