Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over het toenemend aantal economisch daklozen in Nederland
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het toenemend aantal economisch daklozen in Nederland (ingezonden 15 juli 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 30 oktober
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3925.
Vraag 1
Kent u het bericht «Aantal Nederlanders met baan maar zonder huis blijft groeien»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Is het waar dat het aantal economisch daklozen toeneemt in Nederland? Zo ja, heeft
u een beeld van de omvang van de groep en de problemen? Klopt de inschatting dat het
over tienduizenden mensen gaat?
In welke gemeenten is deze problematiek het meest prangend?
Antwoord 2, 3
Het aantal economisch daklozen in Nederland wordt niet in kaart gebracht. Daarmee
is onbekend in welke gemeente de problematiek het meest prangend is. Uit eerder CBS-onderzoek2 naar de achtergrond en voorgeschiedenis van daklozen, blijkt dat de voorgeschiedenis
zich meestal kenmerkt door een langer durende kwetsbare sociaaleconomische positie.
Volgens het CBS heeft het merendeel van de daklozen op de registraties in de maand
van de registratie (januari van het desbetreffende jaar) een uitkering of helemaal
geen inkomen volgens het inkomensregister. In 2009 is een tiende van de daklozen werkzaam
en vanaf 2014 is dit afgenomen tot 4 a 5 procent.
Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om aan alle ingezetenen van Nederland
opvang te verlenen indien zij dat nodig hebben, ongeacht de specifieke problematiek.
Zie hiervoor ook de antwoorden op de vragen van de leden Bergkamp en Diertens op 18 januari
2018 (kenmerk 2017Z18852).
Volgens de meest recente schatting die het CBS in augustus publiceerde, waren er in
2018 39,3 duizend mensen feitelijk dakloos. De Staatssecretaris van VWS heeft als
coördinerend bewindspersoon het CBS gevraagd nader onderzoek te doen naar de toename
van het aantal daklozen in de afgelopen jaren. Dit onderzoek is naar verwachting eind
2019 beschikbaar. Gezien de door het CBS geconstateerde stijging van het aantal dak-
en thuislozen is naast de huidige inspanningen die we met betrokken partijen leveren
extra inzet nodig om deze ontwikkeling te keren. Daarom komt het kabinet dit najaar
samen met andere (lokale) partijen met een plan om het aantal dak- en thuislozen de
komende jaren fors terug te dringen.
Vraag 4, 5, 6
Bent u het eens dat het bouwen van meer woningen noodzakelijk is maar slechts een
oplossing biedt op de lange termijn, terwijl mensen nu soms onder erbarmelijke omstandigheden
op campings bivakkeren, van kennis naar kennis hoppen of zelfs in de daklozenopvang
terechtkomen?
Wat gaat u eraan doen om deze groeiende groep economisch daklozen zo snel mogelijk
te helpen? Bent u bereid verdergaande maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat
er meer betaalbare huurwoningen komen?
Bent u bereid de excessief stijgende huren te reguleren, beleggers fiscaal te ontmoedigen,
huisjesmelkers aan te pakken en woningcorporaties financieel te steunen, om meer betaalbare
huurwoningen te realiseren? Zo nee, waarom niet? Is de woningnood nu nog niet groot
genoeg om eindelijk actie te ondernemen?
Antwoord 4, 5, 6
Het is belangrijk dat iedereen in Nederland passende woonruimte kan vinden. Een woonplek
biedt immers een stevige basis voor een stabiel leven. De woningmarkt kent grote krapte.
Het kabinet vindt het belangrijk dat er voor diverse groepen zoals starters, mensen
met een laag of middeninkomen, ouderen en andere kwetsbare groepen, zoals dak- en
thuislozen, voldoende geschikte en betaalbare woningen zijn, of dat nu huren of kopen
is. Het kabinet neemt daarom een pakket aan maatregelen om de verschillende aspecten
van de woningnood aan te pakken. Met een woningbouwprogramma van 2 miljard euro kunnen
sneller en meer betaalbare woningen worden gebouwd in een goede leefomgeving. Ik tref
een aantal maatregelen om de bouw van goedkope sociale woningen te bevorderen. Zo
kunnen verhuurders vanaf 2020 een vermindering van de verhuurderheffing van € 25.000
per woning krijgen indien ze nieuwe goedkope huurwoningen bouwen en om ook op de kortere
termijn de bouw van woningen te stimuleren, kunnen nieuwe tijdelijke woningen vrijgesteld
worden van de verhuurderheffing. Beide maatregelen zijn deel van het Belastingplan.
Dit voorjaar stuurde ik uw Kamer de Stimuleringsaanpak Flexwonen. Met deze inzet wil
ik ook de bouw van tijdelijke woonruimte voor spoedzoekers stimuleren.
Samen met gemeenten, ontwikkelaars, woningcorporaties, bouwers, investeerders en alle
andere betrokken partijen zijn we aan de slag om de bouw van woningen in aantal te
vergroten en te versnellen. Die samenwerking wordt opgepakt daar waar die het meest
effectief is: regionaal, sectoraal en thematisch. Het gaat daarbij om maatregelen
en afspraken die zich richten op het bouwen van meer woningen, maar zeker ook maatregelen
die bijdragen aan de betaalbaarheid van woningen.
Met een aantal regio’s sloot ik eerder dit jaar woondeals, zodat de nodige actie wordt
ondernomen om te voorzien in voldoende passende woonruimte.
U vraagt tevens de bereidheid van het kabinet om excessief stijgende huren te reguleren,
beleggers fiscaal te ontmoedigen en huisjesmelkers aan te pakken. Naast de plannen
die reeds in uitvoering zijn om tot meer woningen te komen, kijk ik naar aanvullende
maatregelen die mogelijk nodig zijn op de woningmarkt. Zo stuurde ik uw Kamer op 4 juli
jl.3 een uitwerking van de noodknop, met daarbij de aankondiging in het najaar te komen
met een definitief maatregelenpakket. In de aanpak van malafide verhuurders is uw
Kamer geïnformeerd4 over de voortgang van de aanpak Goed Verhuurderschap. Vanuit die aanpak zijn begin
dit jaar ook vijf pilots gestart die ieder naar een ander aspect kijken van de aanpak
van malafide verhuurders.
Daarnaast vindt het kabinet een goede balans tussen starters en beleggers essentieel
voor een goed functionerende woningmarkt. In dat kader verken ik samen met de Staatssecretaris
van Financiën in hoeverre een differentiatie van de overdrachtsbelasting voor starters
en beleggers uitvoerbaar, effectief en proportioneel is. Ook werk ik samen met verschillende
gemeenten uit in hoeverre een zelfbewoningsplicht voor bestaande koopwoningen een
passende maatregel is om de bestaande koopvoorraad te beschermen met het oog op het
eigendomsrecht, het recht op vrijheid van vestiging en vrije verkeer van kapitaal.
Uw Kamer wordt eind dit jaar geïnformeerd over een uitwerking van een zelfbewoningsplicht
in de bestaande bouw.
Vraag 7
Hoe waarborgt u als Minister van Binnenlandse Zaken het grondrecht van mensen op een
woning? Schiet u daarin op dit moment niet schromelijk tekort?
Antwoord 7
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting
voor de overheid die als sociaal grondrecht in de Grondwet is opgenomen. De zorgplicht
van artikel 22, tweede lid van de Grondwet, is uitgewerkt in tal van andere wetten.
De zorgplicht betreft zowel het aantal woningen, alsook de kwaliteit, veiligheid,
gezondheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid en passendheid van woonruimte.
Als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik de systeemverantwoordelijkheid
om maatregelen te nemen waardoor voorzien wordt in voldoende huisvesting. Huurders
van een niet-geliberaliseerde woning die over onvoldoende inkomen beschikken, kunnen
op basis van de Wet op de huurtoeslag aanspraak maken op huurtoeslag. Daarmee wordt
de betaalbaarheid van de woning voor deze doelgroep verzekerd. Op basis van Huisvestingswet
2014 kunnen gemeenten bij schaarste aan woonruimte die leidt tot onevenwichtige en
onrechtvaardige effecten maatregelen inzake woonruimteverdeling en woonruimtevoorraadbeheer.
Omdat de markt onvoldoende voorziet in goedkope huurwoningen is op basis van Woningwet
deze taak als een dienst van algemeen economisch belang opgedragen aan de woningcorporaties.
Hoe lokaal invulling gegeven wordt aan deze taak kan de gemeente in haar woonbeleid
vastleggen door middel van een woon(zorg)visie. Woningcorporaties zijn verplicht daar
naar redelijkheid aan bij te dragen. Gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties
kunnen in kwantitatieve en kwalitatieve prestatieafspraken vastleggen hoe het best
kan worden voorzien in de lokale (zorg)behoefte van bijvoorbeeld dak- en thuislozen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.