Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Weverling en Ziengs over het bericht 'Massale muizen- en rattenplaag op komst in Nederland'
Vragen van de leden Weverling en Ziengs (beiden VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Massale muizen- en rattenplaag op komst in Nederland» (ingezonden 20 augustus 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat),
mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 29 oktober
2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Massale muizen- en rattenplaag op komst in Nederland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen van het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD), dat waarschuwt
voor een massale muizen- en rattenplaag? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De signalen over een mogelijke toename van het aantal ratten en muizen neem ik serieus.
De zachte winters van afgelopen jaren en de ruime aanwezigheid van voedsel, dat bijvoorbeeld
voor vogels wordt gestrooid, kunnen zorgen dat de leefomgeving voor knaagdieren gunstiger
wordt, waardoor de kans op plagen toeneemt. Om dit tegen te gaan en om ook in de toekomst
een effectieve duurzame plaagdierbeheersing te behouden, is meer aandacht voor preventie
en een bronaanpak essentieel.
Vraag 3
Herkent u zich in de kritiek van het KAD, dat stelt dat de overheid zegt dat er niks
aan de hand is en tevreden is met de manier waarop zaken nu lopen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Nee. Het uitgangspunt bij het professioneel bestrijden van ratten en muizen in en
rond gebouwen is dat het systeem van geïntegreerd plaagdiermanagement algemeen toegepast
gaat worden. Dit betekent allereerst het toepassen van preventieve maatregelen, zoals
het opruimen van voedsel, het weghalen van nestelplaatsen en het monitoren van de
populatie. Op het moment dat er toch ratten en muizen gesignaleerd worden, dan kunnen
niet-chemische maatregelen worden toegepast, zoals klemmen en vallen. Op het moment
dat deze niet-chemische maatregelen geen soelaas blijken te bieden, dan kunnen biociden
worden toegepast. Er dient uiteraard wel aan de voorwaarden – zoals het beschikken
over een bewijs van vakbekwaamheid en certificering – te worden voldaan.
Het kabinet wil conform het reageerakkoord het aantal stalbranden verminderen. Ook
staat in het regeerakkoord dat afspraken worden gemaakt over de bestrijding van knaagdieren
door ondernemers. In het Actieplan brandveilige veestallen 2018 – 2022 zijn afspraken
gemaakt met de relevante actoren. De oorzaken van stalbranden zijn divers. Het is
bekend dat knaagdieren mogelijk een van oorzaken zijn. De systematiek van geïntegreerd
plaagdiermanagement kunnen veehouders ook gebruiken om de aanwezigheid van ratten
en muizen in en rond gebouwen (lees: stallen) te voorkomen en te bestrijden. Veehouders
hebben daarnaast de mogelijkheid om een professionele plaagdierbestrijder in te huren.
Om plagen van ratten en muizen te voorkomen is een goede uitvoering van geïntegreerd
plaagdiermanagement in de praktijk noodzakelijk en wel door alle betrokken partijen.
Voor verdere optimalisatie daarvan is evaluatie nodig. Er is daarom in overleg tussen
de vier betrokken ministeries2 in 2018 gestart met een verkennend onderzoek dat wordt uitgevoerd door het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waarbij Wageningen University & Research (WUR)
en het KAD als kennisinstituten zijn betrokken. Verschillende bij plaagdierbeheersing
betrokken partijen nemen deel aan dit verkennende onderzoek, waaronder de agrarische
sector, horeca, overheden, inspectiediensten en plaagdierbeheersers. De rapportage
van dit verkennende onderzoek verschijnt naar verwachting eind 2019 en zal ik, in
afstemming met de betrokken ministeries, met een beleidsreactie aan uw Kamer aanbieden.
Vraag 4
Is er bij het verbieden van diverse soorten gif om ratten en muizen te bestrijden
rekening gehouden met het voldoende beschikbaar zijn van alternatieven? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Ja, deze afweging vindt plaats door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb). Het Ctgb is verantwoordelijk voor de toelating van biociden en
voor de gebruiksvoorschriften die aan de toelatingen gekoppeld zijn.
Op dit moment mogen, ten gevolge van Ctgb-besluiten, anticoagulantia (bloedverdunners)
binnen gebruikt worden tegen muizen door particulieren en professionals, en tegen
ratten alleen door professionals. Buiten mogen deze middelen thans alleen tegen ratten
gebruikt worden binnen een gecertificeerd systeem van geïntegreerd plaagdiermanagement.
Het Ctgb heeft dat voorgeschreven in de toelating van deze middelen.
De volgende stap is dat het Ctgb voornemens is voor te schrijven dat in 2023 anticoagulantia,
tegen ratten èn muizen, binnen èn buiten, uitsluitend door professionele plaagdierbeheersers
en agrarische ondernemers die daarvoor gecertificeerd zijn mogen worden gebruikt,
als andere maatregelen onvoldoende blijken te werken.
Die andere maatregelen staan beschreven in het systeem voor geïntegreerd plaagdiermanagement:
opruimen van voedsel, weghalen van nestelplaatsen, monitoring van de populatie en
het gebruik van klemmen en vallen.
De genoemde anticoagulantia zijn de meest gangbare biociden tegen ratten en muizen
en zijn voor het milieu zwaar giftige stoffen, onder andere vanwege de risico’s van
doorvergiftiging van andere zoogdieren en roofvogels. De enige reden waarom deze middelen
op de markt mogen zijn, is vanwege de maatschappelijke noodzaak om ze beschikbaar
te hebben voor de beheersing van ratten en muizen in en rond gebouwen. Geïntegreerd
plaagdiermanagement, waar preventie aan de basis staat, voorkomt overmatige inzet
van deze biociden en hierdoor blijft resistentie bij ratten en muizen hiertegen zo
laag mogelijk. Alleen bij een lage resistentie bij ratten en muizen is de inzet van
biociden effectief genoeg om een populatie terug te dringen. Onderzoek van WUR heeft
al in 2012 aangetoond dat er ook in Nederland meerdere regio’s zijn waar bruine ratten
voorkomen met een verhoogde resistentie tegen middelen op basis van anticoagulantia3.
Vraag 5
Klopt het dat consumenten vanaf 2023 geen enkele mogelijkheid meer hebben om gif te
kopen om muizen en ratten in hun huis te bestrijden en enkel aangewezen zijn op specialistische
bedrijven voor bestrijding? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er zal dan geen sprake zijn van een algemeen verbod, maar van een verbod van het gebruik
van bepaalde biociden, de anticoagulantia, door particulieren. Alle middelen blijven
wel voor professioneel gebruik beschikbaar, onder de voorwaarde dat de professionele
gebruiker hiertoe gecertificeerd is.
Particulieren mogen al sinds 25 jaar geen ratten meer met deze middelen bestrijden.
In 2023 zullen de anticoagulantia ook niet meer beschikbaar zijn voor particulieren
voor het bestrijden van muizen. Dat heeft te maken met de vakkennis die nodig is om
deze zwaar giftige middelen veilig te kunnen gebruiken.
Voor particulieren geldt dat preventie en niet-chemische maatregelen – zoals vallen
en klemmen, of een kat – de voorkeur hebben om het probleem aan te pakken. Milieu
Centraal geeft hier voorlichting over4. Als dit niet blijkt te werken, dan kan een particulier gebruik maken van chemische
alternatieven op basis van een andere werkzame stof, namelijk alfachloralose. Als
er echt sprake is van een muizen- of rattenplaag, die vaak meer dan één huishouden
zal treffen, is het noodzakelijk om de bestrijding door een professionele plaagdierbeheerser
te laten uitvoeren.
Vraag 6
Kunt u aangeven welke middelen op dit moment nog verkrijgbaar zijn voor het particulier
bestrijden van muizen en ratten, die vanaf 2023 niet meer verkocht kunnen worden?
Antwoord 6
Op dit moment5 zijn er 25 toelatingen voor de bestrijding van muizen door particulieren binnenshuis.
Daarvan zijn er 21 op basis van anticoagulantia en die toelatingen zullen volgens
het Ctgb omstreeks 2023 vervallen. De overige vier toelatingen zijn op basis van alfachloralose.
Er zijn geen middelen toegelaten tegen ratten voor de particulier.
Vraag 7, 8
Zijn er naar uw mening voldoende alternatieven om particulier muizen en ratten te
bestrijden indien bepaalde bestrijdingsmiddelen niet meer verkrijgbaar zijn? Zo ja,
welke alternatieven zijn dit?
Deelt u de zorgen dat indien er geen geschikte alternatieven aanwezig zijn, consumenten
overgaan op het gebruiken van andere middelen die in sommige gevallen veel schadelijker
zijn voor andere dieren en het milieu? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet u er aan
om dit soort situaties te voorkomen?
Antwoord 7, 8
Er zijn naar mijn oordeel voldoende alternatieven. Ik verwijs u hiervoor naar de antwoorden
op vragen 3 en 5. Door voorlichting aan particulieren, zoals via eerder genoemde website
van Milieu Centraal, kan zoveel mogelijk worden voorkomen dat niet-toegelaten schadelijke
middelen worden gebruikt.
Vraag 9
Herkent u zich in het beeld dat het KAD schetst inzake onderzoek naar alternatieven
voor muizen- en rattenbestrijding, namelijk dat al het onderzoek op dit moment stil
ligt? Zo nee, welke onderzoeken worden er op dit moment nog verricht?
Antwoord 9
Zoals ook bij de beantwoording van vraag 3 is genoemd vindt momenteel door het RIVM
een verkennend onderzoek plaats naar de optimalisatie van geïntegreerd plaagdiermanagement,
waarbij de WUR en het KAD als kennisinstituten zijn betrokken. Op basis van dit onderzoek
zal ik in afstemming met de ministeries LNV, VWS en BZK beoordelen welke vervolgstappen
nodig zijn om geïntegreerd plaagdiermanagement bij de beheersing van muizen en ratten
te optimaliseren.
Vraag 10
Deelt u de mening dat indien muizen en ratten niet meer op een deugdelijke manier
bestreden kunnen worden, de gevolgen zeer nadelig kunnen zijn voor het woongenot van
Nederlanders, hun gezondheid en het milieu? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het woongenot afneemt en dat de kans op
het overdragen van ziekten vanuit de omgeving toeneemt als er een ernstige plaagsituatie
ontstaan is. Het Ctgb heeft op basis van deze potentiële nadelige gevolgen besloten
dat de middelen op basis van anticoagulantia beschikbaar moeten blijven voor gecertificeerde
professionele gebruikers (waaronder gecertificeerde agrarische ondernemers), om deze
te kunnen gebruiken wanneer andere maatregelen niet voldoen.
Daarom ook blijft de bronaanpak met preventieve maatregelen om deze plagen te voorkomen
zo belangrijk (zie ook Kamerstuk 27 858, nr. 322).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.