Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raak en Jasper van Dijk over de vermogenstoets voor kwijtschelding van lokale belastingen
Vragen van de leden Van Raak en Jasper vanDijk (beiden SP) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de vermogenstoets voor kwijtschelding van lokale belastingen (ingezonden 16 september 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 29 oktober
2019).
Vraag 1
Hoe hoog zijn op dit moment de vermogensnormen om nog voor kwijtschelding van gemeentelijke
belastingen in aanmerking te komen?1
Antwoord 1
De vermogensnormen voor kwijtschelding van de lokale belastingen zijn gelijk aan de
normen welke gelden voor de kwijtschelding van rijksbelastingen. De vrijstelling voor
financiële middelen (zoals banktegoeden) is afhankelijk van de gezinssituatie, de
leeftijd en de inkomenssituatie van betrokkene. Ter indicatie kan wel het volgende
dienen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen publiceren periodiek
gestandaardiseerde normbedragen voor geautomatiseerde kwijtscheldingstoetsen2. Als norm voor aanwezige banktegoeden gaan zij hierbij uit van bedragen die uiteenlopen
van € 1.500 voor een alleenstaande en € 2.000 voor gehuwde/samenwonende tot € 6.640
als de gehuwde/samenwonende en diens partner beiden voor 1935 zijn geboren.
Vraag 2
Waar komt het verschil vandaan tussen de informatie aan de Tweede Kamer en de bedragen
in het rapport Knellende schuldenwetgeving?
Antwoord 2
Vanwege de complexiteit van de betreffende vermogensnormen (financiële middelen) en
de afhankelijkheid van persoonlijke omstandigheden is in mijn brief aan de Tweede
Kamer van 5 juni 2018 gerekend met het bedrag van € 2.269 dat belastingplichtigen
die voor 1935 geboren zijn bij de vermogensnorm mogen optellen. Het genoemde bedrag
is echter een aanvulling op de vermogensnorm en niet de hele norm, zoals de brief
per abuis suggereert.
Dat dit niet zo stellig in mijn brief had moeten staan, doet overigens niet af aan
de boodschap van de brief dat harmonisering van de vermogensnormen voor kwijtschelding
en bijstand de armoedeval vergroot. Dat in de praktijk voor de meeste belastingplichtigen
de vermogensnormen nog lager zijn, maakt de groep voor wie de armoedeval toeneemt
bij harmonisering alleen maar groter.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de argumentatie van de G4 dat een armoedeval los staat van de
vermogenstoets, omdat mensen, als ze een baan vinden, al vanwege de inkomenstoets
niet meer in aanmerking zouden komen voor kwijtschelding?
Antwoord 4
Het maakt voor de armoedeval niet uit of belastingplichtigen niet meer in aanmerking
komen voor kwijtschelding vanwege de inkomenstoets of de vermogenstoets. Op het moment
dat iemand een betaalde baan vindt, vervalt vrijwel steeds het recht op kwijtschelding
van lokale belastingen. Het verliezen van dit recht draagt bij aan het ontstaan van
de armoedeval. Een hogere vermogensnorm betekent dat meer mensen dit recht op kwijtschelding
verliezen op het moment dat zij weer gaan werken. Het kan daarom niet gezegd worden
dat de armoedeval los staat van de vermogenstoets.
Vraag 3, 5
Bent u inmiddels overtuigd dat de gemeenten meer middelen nodig hebben om schuldenproblematiek
tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?3 4
Bent u bereid de vermogensnorm uit te breiden, juist om te voorkomen dat mensen hun
buffer kwijtraken en zo nog verder in de problemen komen?
Antwoord 3, 5
Als met meer middelen wordt gedoeld op het verhogen van de vermogensnormen voor kwijtschelding
dan ben ik niet overtuigd.
Ten aanzien van dit onderwerp schreef ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 5 juni
2018 dat dit kabinet staat voor de maximale arbeidsdeelname en minimale uitkeringsafhankelijkheid,
waardoor optimale ontplooiingsmogelijkheden voor ieder individu ontstaan. Het kabinet
streeft dan ook naar het verminderen van de armoedeval, zodat werken lonend is voor
alle huishoudens. Echter, indien de kwijtscheldingsnorm zou worden opgehoogd om dichter
of gelijk aan de bijstandsnorm te staan, zou dit de armoedeval vergroten. Immers indien
een uitkeringsgerechtigde werk vindt, is de kwijtschelding veelal niet meer van toepassing.
Door het verdwijnen van deze vorm van inkomensondersteuning loont werken minder. Voor
nadere toelichting op dit punt verwijs ik naar voornoemde brief van 5 juni 2018 en
de brief welke per heden aan de Tweede Kamer is verzonden als reactie op de motie
Van der Molen en Van der Graaf5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.