Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over jonge kinderen die worden blootgesteld aan gewelddadige beelden in gamehallen
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over jonge kinderen die worden blootgesteld aan gewelddadige beelden in gamehallen (ingezonden 16 september 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 29 oktober 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van consumentenprogramma Kassa van 14 september
2019, waaruit blijkt dat jonge kinderen gewelddadige games kunnen spelen in gamehallen
omdat hier geen toezicht op plaatsvindt?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het niet wenselijk is dat kinderen van bijvoorbeeld negen jaar
aan schiet- en horrorspellen worden blootgesteld?
Antwoord 2
Uit wetenschappelijk onderzoek is bekend dat de confrontatie van jongeren met gewelddadig
beeldmateriaal kan bijdragen aan de ontwikkeling van agressief gedrag. De meest gangbare
theorie om dit te verklaren is die van het sociale leren, volgens welke kinderen gedrag
aanleren en navolgen op basis van hetgeen ze anderen zien doen. Om de jeugd tegen
voor hen mogelijk schadelijk beeldmateriaal te beschermen zijn in nationale en internationale
wet- en regelgeving restricties gesteld aan de confrontatie van jongeren met dergelijk
beeldmateriaal.
Vraag 3
Kunt u toelichten waarom gamehallen zich niet aan regels houden waar bijvoorbeeld
winkeliers en bioscopen zich wel aan houden? Zijn gamehallen niet verplicht dezelfde
systematiek van leeftijdsclassificatie en toezicht te hanteren?
Antwoord 3
De bescherming van jongeren tegen voor hen mogelijk schadelijk beeldmateriaal is sinds
de afschaffing van de Wet op de filmvertoningen geënt op co-regulering. Drie partijen
hebben daarbij een rol. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor hetgeen hun kinderen
aan beeldmateriaal te zien krijgen. Daarnaast hebben de verstrekkers, vertoners en
verhuurders van audiovisueel beeldmateriaal een verantwoordelijkheid om de jongeren
te beschermen tegen voor hen schadelijk beeldmateriaal. Zij worden daarbij ondersteund
door een systeem van inhoudspictogrammen en leeftijdsclassificaties dat ontwikkeld
is door het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (Nicam)
voor zowel films (Kijkwijzer) als games (PEGI). Beide systemen hebben echter geen
wettelijke grondslag. Organisaties die zich bij het Nicam aangesloten hebben, verplichten
zich wel op basis van de reglementen om de leeftijdsclassificaties in acht te nemen.
De overheid ten slotte houdt via de Mediawet en artikel 240a van het Wetboek van strafrecht
en met inachtneming van artikel 7 van de Grondwet de mogelijkheid regels te stellen
en achteraf in te grijpen.
Vraag 4
Kunt u opheldering bieden hoe wetsartikel 240a van het Wetboek van Strafrecht zich
verhoudt tot deze casus?
Antwoord 4
Gamehallen zijn strafbaar als ze een afbeelding, voorwerp of een gegevensdrager, bevattende
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk te achten is voor personen beneden
de leeftijd van zestien jaar, verstrekken, aanbieden of vertonen aan een minderjarige
van wie men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze jonger is dan zestien jaar.
Vraag 5
Wat is er nodig om het Agentschap Telecom haar toezichthoudende taak uit te laten
voeren in de gamehalbranche?
Antwoord 5
Sinds 2010 voeren buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), aanvankelijk in dienst
van Verispect en thans van Agentschap Telecom, in opdracht van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid controles uit op de naleving van artikel 240aSr. De bedrijven
die door de boa’s gecontroleerd worden, zijn geselecteerd op basis van risicotaxatie.
Gamehallen kunnen zonder bijzondere maatregelen toegevoegd worden aan de selectie
van de jaarlijks te controleren bedrijven. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op
vraag 6.
Vraag 6
Welke vervolgstappen bent u van plan te nemen om te verzekeren dat ook gamehallen
de wet naleven en hierop gecontroleerd worden?
Antwoord 6
Inmiddels heeft Agentschap Telecom een eerste inventarisatie gemaakt van het aantal
gamehallen in Nederland. Op basis van een steekproef van negen bezochte bedrijven
heeft het onderzocht welke games er gespeeld kunnen worden, welk toelatingsbeleid
gehanteerd wordt, in hoeverre men bekend is met de wettelijke bepalingen en deze ook
daadwerkelijk naleeft. Uit deze eerste waarnemingen leid ik af dat er een variëteit
aan meer of minder schadelijke games voorhanden is, dat er hooguit in beperkte mate
gewaarschuwd wordt voor mogelijk schadelijk beeldmateriaal via het plaatsen van PEGI-pictogrammen
en dat gamehallen gebrekkig invulling geven aan de wettelijke verplichting om jongeren
te beschermen tegen voor hen mogelijk schadelijk beeldmateriaal.
Deze bevindingen zijn voor mij aanleiding tot het nemen van drie vervolgstappen. Ten
eerste zal mijn ministerie in overleg treden met de branche om haar te doordringen
van de noodzaak zich aan de wettelijke bepalingen te houden. Ten tweede zal ik via
het Nicam bij de branche inzetten op bewustwording van het belang van bescherming
van jongeren tegen schadelijk beeldmateriaal. Ten slotte zal ik Agentschap Telecom
ondersteunen in het inrichten van controles op naleving van artikel 240Sr bij de gamehallen
op basis van een aangepaste risicoanalyse. Ook het door Agentschap Telecom aangekondigde
verscherpte toezicht ondersteun ik.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.