Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het bericht ‘Medewerkers NVWA: mobiel slachthuis werkt dierenleed in de hand’
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Medewerkers NVWA: mobiel slachthuis werkt dierenleed in de hand» (ingezonden 25 september 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 29 oktober
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de zorgen van medewerkers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA), dierenartsen en de De Koninklijk Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
(KNMvD) omtrent de mobiele slachthuizen?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze zorgen?
Antwoord 1
Ja, en ik neem de geuite zorgen serieus.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht «Slachthuis doet aangifte tegen vier NVWA’ers»
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Klopt het dat de voedselveiligheid in het geding komt aangezien «risicodieren» in
de voedselketen terecht komen? Zo nee, op welke manier wordt gezorgd dat deze risicodieren
niet in de voedselketen terecht komen?
Antwoord 3
Alle dieren die voor slacht aangeboden worden bij het slachthuis, óók die op het bedrijf
door middel van de mobiele dodingsunit (MDU) worden bedwelmd, worden voorafgaand aan
de doding levend gekeurd (ante-mortem keuring/AM-keuring) door een NVWA-dierenarts.
Na de dood van het dier vindt nog de post-mortem (PM-)keuring plaats onder verantwoordelijkheid
van de NVWA. Hierbij wordt onder meer gekeken naar verschijnselen die het vlees ongeschikt
maken voor menselijke consumptie. Dieren waarvan het vlees niet in de voedselketen
terecht hoort te komen, worden bij deze keuringen afgekeurd.
Vraag 4
Deelt u de mening dat risicodieren geen plek hebben in de voedselketen en dat de situatie
zoals omschreven in het artikel onacceptabel is?
Antwoord 4
Bij de hierboven genoemde AM-keuring beoordeelt een NVWA-dierenarts of het dier geschikt
is om geslacht te worden. Omdat het bij de MDU slechts één enkel dier betreft, kan
nauwkeurig beoordeeld worden wat er met het dier aan de hand is. Dieren die ziek zijn
worden niet geslacht, maar een verder gezond dier met bijvoorbeeld een klauwontsteking
of een bekkenbeschadiging door een bevalling, wel.
Vraag 5
Op welke manier wordt gezorgd dat risicodieren niet in de voedselketen terecht komen?
Antwoord 5
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Bent u bereid om landelijk onderzoek in te stellen naar het gedrag van slachthuizen
tegenover handhavers, dierenartsen en controleurs?
Antwoord 6
Er is op grond van de pilot met de MDU geen aanleiding om een landelijk onderzoek
in te stellen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de kritiek dat de NVWA haar eigen autoriteit ondermijnt doordat de
proef de huidige regelgeving zou omzeilen?
Antwoord 7
De opzet van de huidige pilot is niet strijdig met de vigerende wetgeving. Een pilot
is er juist voor bedoeld om nieuwe ontwikkelingen te onderzoeken op toepasbaarheid
in de praktijk.
Vraag 8
Deelt u de mening dat er een onderzoek moet komen naar Slachthuis Dokkum, haar wijze
van opereren en haar gedrag naar handhavers, dierenartsen en controleurs? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
De huidige pilot geeft geen aanleiding tot een onderzoek naar dit slachthuis of haar
werkwijze of haar gedrag ten aanzien van handhavers, dierenartsen en controleurs.
In het recente onderzoek van 2Solve is juist de situatie op de kleine en middelgrote
slachthuizen in Noord-Nederland, waaronder Dokkum, bezien.
Vraag 9
Klopt het dat er meer dan 1.200 dieren zijn geslacht met het mobiele slachthuis sinds
de start van de pilot? Kunt u deze getallen uitsplitsen naar de reden van slacht?
Antwoord 9
Er zijn inderdaad ruim 1.200 dieren aangeboden voor de slacht met voorafgaande doding
via de MDU. Deze dieren zijn aangeboden voor doding in de MDU omdat deze naar inschatting
van de houder niet transportwaardig waren. Vaak betreft dit een verder gezond dier
met bijvoorbeeld een klauwontsteking of een bekkenbeschadiging door een bevalling.
Vraag 10
Bent u het eens met de stelling dat er onmogelijk sprake kan zijn van 1.200 noodslachtingen
en dat er naar alle waarschijnlijkheid zieke dieren zijn geslacht waarbij geen sprake
kan zijn van een noodslachting?
Antwoord 10
Bij de aan de MDU aangeboden dieren was er -op een enkel geval na- geen sprake van
noodslacht. De dieren worden aangeboden omdat ze niet-transportwaardig, maar wel slachtwaardig
zijn. Niet-transportwaardige dieren zijn dieren die, vanuit het oogpunt van dierenwelzijn,
niet op transport mogen naar het slachthuis. Denk hierbij aan klauwproblemen, wat
het transport voor deze dieren pijnlijk maakt.
Vraag 11
Heeft u inzicht in de rapporten van dierenartsen die stellen dat boeren zorg voor
hun dier onthouden zodat het dier alsnog geschikt is voor de voedselconsumptie? Zo
ja, hoe beoordeelt u het feit dat er daadwerkelijk dieren soms geen medische behandeling
hebben gekregen terwijl dit zeer welkom voor het dier was? Zo nee, waarom niet en
wat is nodig om hier inzicht in te krijgen?
Antwoord 11
Het onthouden van de nodige zorg aan dieren is -in welke omstandigheden dan ook- onacceptabel.
In de evaluatie van de MDU wordt bezien of dergelijke gevallen ook in de pilotperiode
zijn voorgekomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de interne verslagen, die gemaakt
zijn tijdens deze pilot door de betrokken dierenartsen.
Vraag 12
Hoe beoordeelt het mobiele slachthuis of het dier onnodig geleden heeft alvorens het
te slachten?
Antwoord 12
Hierover kan de NVWA-toezichthouder zich een oordeel vormen op basis van zijn professionele
kennis en ervaring.
Vraag 13
Door wie en hoe wordt bepaald dat een noodslachting noodzakelijk is?
Antwoord 13
Een dierenarts-practicus kan beoordelen of een noodslachting noodzakelijk is. Er is
alleen sprake van een noodslachting als er een ongeluk is geweest waarbij het dier
letsel heeft opgelopen.
Vraag 14
Wat is het vervolgtraject als de dierenarts stelt dat het dier de nodige pijnbestrijding
en andere zorg is onthouden?
Antwoord 14
In een dergelijk geval kan de NVWA nader onderzoek instellen en maatregelen nemen
op basis van het interventiebeleid.
Vraag 15
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat eventuele nodige zorg aan dieren wordt
onthouden, zodat ze alsnog geslacht kunnen worden met behulp van een mobiel slachthuis?
Antwoord 15
Ja, dat is niet acceptabel.
Vraag 16
Hoe vaak is er Geen Toegang tot Slacht (GTS) door een handhavend dierenarts van de
NVWA opgelegd voor een koe die werd aangeboden?
Antwoord 16
Ten aanzien van ongeveer 10% van het aantal aangeboden dieren is dit de beslissing
van de NVWA-dierenarts geweest.
Vraag 17
Hoe vaak is er op last van de handhavend dierenarts van de NVWA een koe direct geëuthanaseerd?
Antwoord 17
Als de NVWA bij de AM-keuring een dier als ziek beoordeelt, wordt geen toestemming
tot slacht gegeven. Aan de veehouder wordt aangegeven dat het dier nadere zorg nodig
heeft. Dit kan bestaan uit zelf behandelen, behandelen door de dierenarts of euthanaseren
(door de eigen dierenarts of door exploitant MDU). Die keuze ligt bij de veehouder.
Vraag 18
Hoe vaak heeft de toezichthoudend dierenarts van de NVWA een rapport van bevindingen
opgemaakt?
Antwoord 18
Er zijn geen rapporten van bevindingen opgemaakt ten tijde van de pilot met de MDU.
Vraag 19
Welke stappen gaat u zetten om de volksgezondheid en het dierenwelzijn veilig te stellen
als het gaat om de proef met het mobiele slachthuis?
Antwoord 19
Op dit moment loopt de evaluatie van de pilot nog. Op basis van de bevindingen hieruit
kan ik beoordelen of sprake is van extra risico’s ten aanzien van dierenwelzijn of
voedselveiligheid.
Vraag 20
Deelt u de mening dat de proef met het mobiele slachthuis per direct stilgelegd dient
te worden?
Antwoord 20
Nee, ik wacht daartoe de uitkomst van de evaluatie af.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.