Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt, Van Toorenburg en Van der Molen over de verkoop van paspoorten op Malta en de nevenfuncties van professor Kochenov van de Rijksuniversiteit Groningen
Vragen van de leden Omtzigt, Van Toorenburg en Van der Molen (allen CDA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de verkoop van paspoorten op Malta en de nevenfuncties van professor Kochenov van de Rijksuniversiteit Groningen (ingezonden 26 september 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
            30 oktober 2019).
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van de uitzendingen van Nieuwsuur van 26 en 27 september 2019
               over de verkoop van paspoorten op Malta en de rol van professor Kochenov hierin?
            
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Hoe beoordeelt u de risico’s van het Maltese paspoortprogramma voor Nederland? Heeft
               dit gevolgen voor de bijvoorbeeld de nationale veiligheid?
            
Antwoord 2
            
Het is zorgelijk wanneer het Maltese programma de uitwerking heeft zoals die recent
               werd geschetst in de uitzending van Nieuwsuur. Met een dergelijk programma zouden
               personen met kwade bedoelingen (waaronder criminelen, maar ook inlichtingenofficieren)
               vrij kunnen reizen binnen de EU. Dit kan gevolgen hebben voor de nationale veiligheid,
               zeker omdat Nederland een interessant doelwit is voor spionage en ongewenste inmenging
               vanuit andere landen. De Maltese overheid geeft overigens wel aan dat de buitenlandse
               investeerders uitgebreid worden getoetst op nationale veiligheid en openbare orde
               voordat zij een Maltees paspoort ontvangen.
            
Vraag 3
            
Hoe beoordeelt u het feit dat (voltijds) hoogleraar Kochenov, die veel academische
               artikelen gepubliceerd heeft over «Investment Migration» (verkoop van paspoorten)
               zeker drie nevenfuncties heeft (gehad) die liggen in het verlengde van de belangen
               van de bedrijfstak die geld verdient aan paspoorthandel en dat hij deze functies niet
               conform de regeling van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) op de website van
               de Rijksuniversiteit heeft gepubliceerd en niet vermeld heeft in al zijn relevante
               academische publicaties?
            
Antwoord 3
            
Het is niet ongebruikelijk dat wetenschappers nevenwerkzaamheden verrichten. Deze
               kunnen een belangrijke schakel met de samenleving vormen. Van belang is wel dat over
               nevenwerkzaamheden openheid bestaat. Hierin voorziet hetgeen in de Nederlandse Gedragscode
               Wetenschappelijke Integriteit 2018 en in de sectorale regeling voor nevenwerkzaamheden
               hierover is bepaald. Het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dient helderheid
               te verschaffen of aan de daarin gestelde vereisten van transparantie is voldaan. Ik
               heb de Inspectie van het onderwijs gevraagd om vervolgens de bevindingen van het onderzoek
               ten aanzien van de nevenwerkzaamheden en eventuele belangenverstrengeling te beoordelen
               en mij daarover te adviseren.
            
In artikel 1.6 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is
               bepaald dat wetenschappers academische vrijheid genieten. Die academische vrijheid
               is een hoog goed dat gekoesterd moet worden. Inherent verbonden hieraan is dat (de
               schijn van) belangenverstrengeling voorkomen moet worden; van wetenschappers mag worden
               verwacht dat zij varen op een sterk moreel kompas.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat de Rijksuniversiteit Groningen van deze situatie deels op de hoogte
               was, zoals Nieuwsuur meldt, en niet corrigerend heeft opgetreden en zelf de nevenfuncties
               die haar wel bekend waren, niet heeft gepubliceerd? Zo ja, hoe beoordeelt u dat?
            
Antwoord 4
            
Op deze vragen zal het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen zich moeten richten.
               Ik merk hierbij op dat de instelling zelf geen verplichting heeft tot het publiceren
               van nevenfuncties.
            
Vraag 5
            
Deelt u de mening dat de hoogleraar en de universiteit zich niet gehouden hebben aan
               de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van de VSNU en dan in ieder geval
               artikel 4.7 en 4.8?
            
Antwoord 5
            
De artikelen waarnaar in de vraag wordt verwezen komen uit de Nederlandse Gedragscode
               Wetenschapsbeoefening (2014). Inmiddels is er een nieuwe gedragscode, de Nederlandse
               gedragscode wetenschappelijke integriteit 2018. Deze is in werking getreden op 1 oktober
               2018. De gedragscode schrijft voor dat instellingen op hun website bekend maken welk
               beleid zij voeren op het terrein van vastlegging en openbaarmaking van nevenwerkzaamheden.
               Het onderzoek van de Rijksuniversiteit zal, afhankelijk van de periode waarop het
               onderzoek betrekking heeft, inzicht moeten bieden in de vraag of aan deze beide gedragscodes
               is voldaan. Ook zal het onderzoek een antwoord moeten geven op de vraag of de nevenwerkzaamheden
               van de betrokken hoogleraar in overeenstemming zijn met de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden
               van de universiteiten, met name met betrekking tot de in artikel 11 genoemde criteria.1 In artikel 11 is onder meer bepaald dat geen toestemming voor werkzaamheden wordt
               verleend voor nevenwerkzaamheden die de wetenschappelijke, organisatorische of zakelijke
               belangen van de universiteit schaden dan wel waarbij (de schijn van) belangenverstrengeling
               aanwezig is.
            
Vraag 6
            
Wat is de standaard gang van zaken indien een ambtenaar of een medewerkers van een
               universiteit in de Panamapapers voorkomt?
            
Antwoord 6
            
Binnen het integriteitsbeleid van het Rijk en de universiteit is er in relatie tot
               de Panamapapers geen standaardprocedure. Indien een ambtenaar of een medewerker van
               de universiteit in de Panamapapers mocht voorkomen kan dat een signaal zijn om eventueel
               nader onderzoek te doen. De naam van de betrokken hoogleraar komt niet voor in de
               Panama Papers, maar wel in de Paradise Papers. De RUG neemt dit mee in haar onderzoek.
            
Vraag 7
            
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 7
            
Ja, zie boven.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.