Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Defensie Projectenoverzicht 2019
27 830 Materieelprojecten
Nr. 297
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 29 oktober 2019
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Defensie over de brief van 17 september 2019 inzake het Defensie Projectenoverzicht
2019 (Kamerstuk 27 830, nr. 292).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 oktober 2019. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
De griffier van de commissie, De Lange
1
Kunt u per materieelproject aangeven of dit kabinet nog een definitief besluit zal
nemen over de materieelprojecten voor de M-fregatten, de MARKAZ, de LC-fregatten,
de onderzeeboten en de ESSM Block 2, aangezien de D-brieven voor deze projecten inmiddels
gepland staan voor 2021?
Naar verwachting ontvangt u in 2021 de D-brieven voor de projecten «Vervanging M-fregatten»,
«Vervanging onderzeebootcapaciteit», «ESSM Block 2: Verwerving en Integratie» en Markaz.
2
Kunt u aangeven waarom artikel 346 VWEU nog steeds niet is ingeroepen bij onder andere
de aankoop van onderzeeboten, voertuigen en vliegtuigen? Zo nee, waarom niet?
4
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak, Nederland gebruik maakte van artikel 346 VWEU?
Kunt u daarbij ook aangeven op welke projecten artikel 346 VWEU betrekking had en
welke gevolgen dit had voor de economie en werkgelegenheid van Nederland? Kunt u dit
ook aangeven voor (mogelijke) toekomstige beroepen op artikel 346 VWEU? Zo nee, waarom
niet?
6
Bij welke trajecten is reeds een beroep gedaan op art. 346 VWEU?
Nederland kan, zoals elke lidstaat, bij alle projecten waarvoor zij het noodzakelijk
acht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van haar veiligheid een beroep
doen op Artikel 346 VWEU. Daarbij wordt getoetst of aan alle toepassingsvoorwaarden
wordt voldaan en wordt zo nodig de Defensie Industrie Strategie betrokken.
Defensie maakt bijvoorbeeld bij de onderzeebootvervanging gebruik van artikel 346
VWEU, zoals op 18 februari 2019 met de Kamer is besproken tijdens het notaoverleg
over de Defensie Industrie Strategie. Daarnaast is dit artikel toegepast bij de projecten
«Vervanging M-fregatten» en «Verwerving Combat Support Ship» waarvan de Kamer op 3 mei
2018 de A-brieven heeft ontvangen (Kamerstuk 27 830, nrs. 212 en 224). Defensie loopt niet vooruit op de verwervingsstrategie van toekomstige projecten.
De administratie is niet zodanig ingericht dat daar eenduidig uit kan worden herleid
wat het effect daarvan is voor de economie en werkgelegenheid van Nederland. Zo kan
het bijvoorbeeld voorkomen dat een deel van een defensieorder aan een Nederlands bedrijf
door dat Nederlandse bedrijf aan een buitenlandse toeleverancier wordt uitbesteed.
Defensie doet voorts over de samenstelling van haar wapen- en IT-systemen en de herkomst
van de componenten geen uitspraken.
Elk aanbestedingstraject kent zijn eigen dynamiek en alle keuzes in een aanbestedingstraject
worden zo zorgvuldig mogelijk gemaakt. Uiteindelijk gaat het erom conform de Defensie
Industrie Strategie het beste materieel voor de beste prijs te verkrijgen met waar
mogelijk een zo groot mogelijke betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarbij
wordt ook gekeken naar de industriële capaciteiten die nodig zijn voor de instandhouding
van het materieel tijdens het gebruik.
Als de opdracht wordt gegund aan een buitenlands bedrijf, wordt door het Ministerie
van EZK verkend en waar nodig afspraken gemaakt over industriële participatie om de
Nederlandse industrie te laten participeren in de keten van toeleveranciers. Voor
de resultaten op dit gebied verwijs ik naar de Rapportage Industrieel Participatiebeleid
2017–2018 dat de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat op 20 juni jl.
aan de Kamer heeft aangeboden (Kamerstuk 26 231, nr. 31).
3
Bent u bekend met de corruptie en omkopingsschandalen van de Naval Group? Kunt u aangeven
hoe deze criminele activiteiten rijmen met de verplichting om geen zaken te doen met
organisaties die schuldig zijn aan strafbare feiten (zoals bijv. omkoping) ex artikel
2.76 van de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied? Vindt u ook dat dit
artikel ingeroepen moet worden tegen de Naval Group? Zo nee, waarom niet?
In de aanbestedingsregelgeving is bepaald dat (pas) een onherroepelijke veroordeling
voor een strafrechtelijk delict als fraude of omkoping die is uitgesproken in een
periode van vier jaar voorafgaande aan het indienen door een partij van het verzoek
tot deelneming of de inschrijving aan een aanbesteding, in beginsel leidt tot uitsluiting
van die partij van de aanbesteding.
Defensie verlangt bij de aanvang van een aanbesteding van de deelnemende partijen
een verklaring dat zij niet onherroepelijk veroordeeld zijn voor bijvoorbeeld fraude
of omkoping. In de gevallen dat op basis van artikel 346 VWEU wordt aanbesteed en
dus de aanbestedingsregelgeving formeel niet van toepassing is, is er geen aanleiding
van dit beginsel af te wijken
4
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak, Nederland gebruik maakte van artikel 346 VWEU?
Kunt u daarbij ook aangeven op welke projecten artikel 346 VWEU betrekking had en
welke gevolgen dit had voor de economie en werkgelegenheid van Nederland? Kunt u dit
ook aangeven voor (mogelijke) toekomstige beroepen op artikel 346 VWEU? Zo nee, waarom
niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
5
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak, EU-lidstaten gebruik maakten van artikel 346
VWEU? Kunt u daarbij ook aangeven op welke projecten artikel 346 VWEU betrekking had
en welke gevolgen dit had voor de economie en werkgelegenheid van de EU-lidstaat?
Kunt u dit ook aangeven voor (mogelijke) toekomstige beroepen op artikel 346 VWEU?
Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is niet mogelijk. Buitenlandse partners delen deze informatie niet op grond
van overwegingen van nationale of internationale veiligheid of vanwege het commercieel-vertrouwelijke
karakter van die informatie.
6
Bij welke trajecten is reeds een beroep gedaan op art. 346 VWEU?
Zie het antwoord op vraag 2.
7
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak, een opdracht uiteindelijk niet wordt gegund
aan een Nederlands bedrijf? Kunt u daarbij ook aangeven waaruit deze opdrachten bestaan,
welke kosten hiermee gemoeid zijn, welke redenen hieraan ten grondslag lagen en aan
wie de opdracht uiteindelijk werd gegund? Zo nee, waarom niet?
Het aantal opdrachten dat Defensie per jaar gunt is groot. Per opdracht worden een
verwervingsstrategie en gunnings- en selectiecriteria bepaald op basis van wetgeving
en beleid. Wij gunnen het merendeel van de opdrachten aan Nederlandse leveranciers.
Zie ook het antwoord op vraag 2 voor wat betreft industriële participatie.
8
Kunt u aangeven of bij de aanschaf en instandhouding van materiaal de gezondheid van
militairen en het belang van de Nederlandse defensie-industrie voorop staan? Kunt
u aangeven of de «klimaathysterie» (zoals bijv. de Urgenda- en stikstofuitspraak)
ertoe heeft geleid dat klimaatkwesties prevaleren boven de veiligheid van militairen
en het belang van de Nederlandse defensie-industrie bij de aanschaf en instandhouding
van materiaal? Zo nee, waarom niet?
Defensie neemt de veiligheid en gezondheid van haar medewerkers serieus. Daarom blijft
Defensie zich actief inzetten om gezondheids- en veiligheidsrisico’s te verminderen.
Bij de verwerving van materieel moet Defensie voldoen aan wet- en regelgeving, inclusief
vereisten op het gebied van gezondheid en veiligheid, en stelt hiertoe eisen aan het
materieel. Ook ARBO- en milieu-eisen worden in beschouwing genomen.
De aandacht voor veiligheid blijkt ook uit het Plan van Aanpak «Een veilige Defensieorganisatie»
waarover de Kamer is geïnformeerd (Kamerstuk 34 919, nr. 24). Wel heeft Defensie een operationele taak uit te voeren die soms het nemen van afgewogen
operationele risico’s kan rechtvaardigen.
Voor elk verwervingstraject maakt Defensie een afweging voor de meest passende verwervingsstrategie,
waarbij het uitgangspunt is om het beste product voor de beste prijs te verwerven.
De Defensie Industrie Strategie geeft aan welke kennis, technologie en industriële
capaciteiten zoveel als mogelijk nationaal moeten worden verankerd om de wezenlijke
belangen van nationale veiligheid te kunnen beschermen.
9
Kunt u aangeven welke gevolgen de stikstofuitspraak heeft voor de begroting en operationele
continuïteit van Defensie? Zo nee, waarom niet?
Defensie is voor de uitvoering van haar projecten, net als iedere andere organisatie,
vergunningplichtig. Onder het Programma Aanpak Stikstof (PAS) maakten de Defensieprojecten
onderdeel uit van de prioritaire projectenlijst. Dit betekent dat de uitspraak van
de Raad van State over het PAS ook impact heeft op Defensie. Mogelijk betekent dit
dat vastgoedprojecten, materieelprojecten en IT-projecten met vastgoedcomponenten
vertraging oplopen hetgeen financiële en operationele consequenties kan hebben.
10
Kunt u aangeven welke projecten vertraagd, stilgelegd en/of geannuleerd zijn? Kunt
u ook aangeven of, en zo ja hoeveel, kosten Defensie moet betalen in verband met de
vertraging, stillegging en/of annulering (zoals bijv. boetes en schadevergoedingen)?
Zo nee, waarom niet?
De precieze omvang van de impact is nog niet duidelijk. Dit is afhankelijk van de
stikstofeffecten van Defensieprojecten op (nabijgelegen) natuurgebieden. Dit wordt
per project in kaart gebracht in het kader van de vergunningstrajecten.
11
Kunt u aangeven of, en zo ja hoe vaak en hoelang, projecten zijn en/of dreigen te
worden vertraagd, stilgelegd of geannuleerd vanwege het bureaucratisch Europees aanbestedingsrecht
(zoals bijv. de vervanging van de ICT) en/of klimaathysterie (zoals bijv. de Urgenda-
en stikstofuitspraak)? Kunt u ook aangeven welke projecten dit zijn, waaruit deze
vertragingen, stilleggingen en annuleringen bestaan, welke kosten hiermee gemoeid
zijn en welke stappen zijn genomen? Zo nee, waarom niet?
Voor zover bekend zijn er geen projecten stilgelegd of geannuleerd als gevolg van
het Europees aanbestedingsrecht. Wel lopen projecten vertraging op. Dit komt bijvoorbeeld
door: doorlooptijden van werving en screening om extern personeel te kunnen inzetten;
projectdocumentatie (waaronder programma van eisen en aanbestedingsstukken) waarvan
het opstellen meer tijd kost dan voorzien om de juiste zorgvuldigheid in relatie tot
de omvang van het project te kunnen garanderen. Ook kan tijdens een aanbestedingsprocedure
blijken dat inschrijvers meer informatie nodig hebben, of een langere voorbereidingstijd
nodig hebben in verband met een gebrek aan capaciteit, waardoor de initieel geplande
doorlooptijd niet gehaald kan worden. Bovendien kan vertraging optreden als na leveranciersselectie
blijkt dat een niet gekozen leverancier de selectie aanvecht via een kort geding.
12
Hoe lang duren aanbestedingstrajecten gemiddeld bij Defensie? Is deze duur ooit internationaal
gebenchmarkt?
De gemiddelde doorlooptijd van het inkoopproces is onder andere afhankelijk van de
financiële omvang van het project. Zo is de norm voor inkoopopdrachten kleiner dan
50.000 euro één maand, voor inkoopopdrachten tussen 130.000 euro en 250.000 euro bedraagt
deze zes maanden en voor inkoopopdrachten tussen tweeënhalf miljoen euro en vijf miljoen
euro bedraagt deze twaalf maanden.
Van projecten groter dan 25 miljoen euro is vanwege de diversiteit geen gemiddelde
te geven. Er is geen internationale benchmark bekend.
13
Wat zijn de investeringsquota die defensie hanteert?
Defensie hanteert als investeringsquote het percentage investeringen ten opzichte
van het totale uitgavenbudget van het Ministerie van Defensie. Het streven is om op
termijn gemiddeld een investeringsquote van 20% te realiseren. Ook de NAVO hanteert
dit percentage als richtlijn, waarbij de NAVO de investeringen in vastgoed niet meetelt.
In andere landen komt de berekening van de nationale investeringsquote ook niet volledig
overeen met de berekening van de NAVO. Net als in Nederland tellen bijvoorbeeld Noorwegen,
Duitsland en België ook de infrastructuur en het vastgoed mee bij de investeringsquote.
Voor het bepalen van de (gewenste) investeringsquote voor de begrotingsperiode wordt
gebruik gemaakt van een voortschrijdend vijfjaars gemiddelde. Voor het jaar 2020 is
dit naar verwachting 21%.
14
Voor welk bedrag wordt in 2019 materieel van-de-plank gekocht?
De stand van zaken kan pas na afloop van het jaar worden opgemaakt. Deze informatie
zal worden opgenomen in de beleidsdoorlichting die Defensie in 2020 opstelt over verwerving
van de plank, ook wel bekend als het Commercial/Military off the Shelf (COTS/MOTS-)
beleid. Hierin zullen we onderzoeken in hoeverre dit beleid wordt uitgevoerd, doeltreffend
is en doelmatigheid oplevert. De beleidsdoorlichting richt zich op de periode vanaf
de publicatie van het toetsingskader «verwerving van de plank» op 11 juli 2012 tot
31 december 2019 en bevat dus ook de periode uit uw vraagstelling. Wij zullen u uiterlijk
eind 2020 over de uitkomsten van de beleidsdoorlichting informeren.
15
Wat is de planning in België met betrekking tot de aanschaf van de SM-3 voor de marine?
Op welke wijze coördineert u het uitstel van Smart-L met België?
België en Nederland zijn voornemens samen hun M-fregatten te gaan vervangen. Beide
landen hebben de precieze uitvoering van hun eigen fregatten nog niet vastgesteld.
De nieuwe Belgische fregatten zullen mogelijk geschikt worden gemaakt om ballistische
raketten buiten de dampkring te onderscheppen. België heeft geen concrete voornemens
voor de aanschaf van SM-3 raketten en heeft geen behoefte gesteld voor een Smart-L.
Binnen de Belgisch-Nederlandse samenwerking bestaan verschillende overlegstructuren,
waarin ook materieelprojecten worden afgestemd.
16
Hoe zijn bewapening/zelfbescherming geregeld op het Combat Support Ship?
Zoals vermeld in de A-brief van 3 mei 2018 (Kamerstuk 27 830, nr. 212) moet het Combat Support Ship (CSS) zich zelfstandig kunnen verdedigen tegen lage
dreigingen. Het CSS zal daartoe worden voorzien van zware op afstand bedienbare mitrailleurs
en lichte mitrailleurs. Voor de bediening van de zware mitrailleurs is het schip uitgerust
met passende sensoren. Bij de aanschaf van deze wapens en sensoren wordt zoveel mogelijk
gestreefd naar familievorming en aansluiting met de huidige dan wel toekomstige vloot.
17
Waar baseert u op dat het een jaar later beschikbaar komen van de onderzoeksresultaten
op grond van de huidige inzichten geen gevolgen voor de leverplanning van nieuwe fregatten
heeft? Waar wordt dit tijdsverlies gecompenseerd?
Defensie heeft het voornemen om bij het project vervanging M-fregatten een Concurrent
Design Facility (CDF) in te zetten. CDF wordt als methode al twee decennia succesvol
toegepast bij het Europese ruimtevaartagentschap ESA. Het brengt verschillende disciplines
(technisch, logistiek en financieel) van Defensie en de industrie bij elkaar om sneller
tot een kwalitatief goed product te komen. De verwachting is dat met een CDF het tijdverlies
wordt ingehaald.
18
Waarom wordt in de eisen voor de Vervanging maritiem Surface-to-surface missile niet
meegenomen dat deze ook geschikt moeten zijn om vanuit onderzeeboten af te vuren?
Zoals gemeld in de brief van 11 juni 2018 (Kamerstuk 27 830, nr. 247) is voor de nieuwe onderzeeboten de verwerving van maritieme raketten voor de bestrijding
van oppervlaktedoelen (Surface-to-Surface Missiles, SSM’s) niet aan de orde. Wel wordt
bij het ontwerp van de nieuwe onderzeeboten rekening gehouden met de mogelijkheid
om deze te voorzien van dergelijke raketten («provisions for»). Daarbij zal Defensie
bezien of het kan gaan om gelijksoortige SSM’s zoals voorzien voor de fregatten.
19
Kunt u over het project vervanging onderzeeboot capaciteit aangeven of de verwachting
is dat de beoogde tijdsplaning gehaald kan worden als er nu geen stappen worden gezet
met de DMP-B brief?
De Kamer zal de B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» later
dit jaar ontvangen. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg Materieel van 25 april
jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 285) zal de B-brief vermelden wanneer de nieuwe onderzeeboten naar verwachting zullen
worden opgeleverd.
20
Bestaat de kans dat door het nu al enige jaren uitstellen van de voortgang van dit
vervangingsproject de huidige geüpdatete Walrusklasse-onderzeeboten voor de invoering
van de nieuwe onderzeeboten buiten gebruik moeten worden gesteld omdat ze niet meer
inzetbaar zullen zijn?
Defensie streeft er naar de huidige onderzeeboten van de Walrusklasse tijdig te vervangen
voordat deze niet meer inzetbaar zullen zijn.
21
Welke gevolgen heeft het opnieuw uitstellen van de B-brief vervanging onderzeebootcapaciteit
voor het verdere DMP-proces? Loopt dit nog verder uit? Wordt de D-brief nog in 2021
door het huidige kabinet opgesteld?
De Kamer zal de B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» later
dit jaar ontvangen. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg Materieel van 25 april
jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 285) zal de B-brief vermelden wanneer de nieuwe onderzeeboten naar verwachting zullen
worden opgeleverd. Zie ook het antwoord op vraag 1.
22
In hoeverre wordt in de vergelijkende risicoanalyses rondom de diverse aanbieders
voor de vervanging van onderzeeboten opgenomen dat de Franse aanbieder recent een
samenwerking is aangegaan met een Nederlandse baggerschepen-bouwer zonder ervaring
in de moderne Marinebouw? In hoeverre is voorts in deze vergelijkende risicoanalyses
meegewogen dat de Duitse aanbieder recent aangaf de boten te willen bouwen op de marine-onderhoudswerf
in Den Helder?
De B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» zal ingaan op de verwervingsstrategie.
23
Klopt het dat de Franse aanbieder voor de onderzeeboten een opdracht heeft vanuit
de Australische marine, waarbij een nucleair type onderzeeboot als basisontwerp wordt
gehanteerd en aangepast gaat worden aan de Australische wensen? Klopt het voorts dat
in de samenwerking met de Australische marine nu al grote prijsverhogingen en levertijdverlengingen
blijken? In hoeverre wordt dit meegewogen in de risicoanalyse voor het project voor
de Nederlandse Defensie?
Australië heeft in februari jl. een contract getekend met de Franse leverancier Naval
Group voor de levering van twaalf conventioneel aangedreven onderzeeboten van de Attack-klasse.
De Australische regering heeft geen mededelingen gedaan over afwijkingen in het project.
De B-brief van het project «Vervanging onderzeebootcapaciteit» zal ingaan op de verwervingsstrategie.
24
Kunt u bij het project C-RAM en Class 1-UAV detectiecapaciteit aangeven waarom er
sprake is van aanschaf van detectie- maar niet van verdedigingscapaciteit?
De C-RAM en CLASS-1 detectiecapaciteit dient ter vervanging van de verouderde Wapen
Locatie Radar (WLR) en betreft alleen detectiecapaciteit in de vorm van een sensor.
De vernieuwing van de interceptiecapaciteit vindt onder meer plaats in het project
«vernieuwing Very Short Range Air Defence (VSHORAD)» dat zich in de voorbereidingsfase
bevindt. Daarnaast werkt Defensie in lijn met de motie van het lid Bruins Slot (Kamerstuk
34 919, nr. 14) aan interceptiecapaciteit tegen Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s).
25
Worden er in de toekomst systemen C-RAM aangeschaft die tegen RAM-doelen inzetbaar
zijn?
Het project in voorbereiding «vernieuwing VSHORAD» behelst onder meer interceptiecapaciteit.
In de A-brief, die u in 2020 zult ontvangen, wordt u hierover nader geïnformeerd.
26
Waarom nam interne besluitvorming «meer tijd in beslag [...] dan verwacht»?
Bij de uitvoering van het project bleek het doelmatig ook periodieke onderhoudswerkzaamheden
onder te brengen in de Midlife Update van het zwaar bergingsvoertuig. Om dit mogelijk te maken was aanvullende afstemming
benodigd tussen verschillende organisatieonderdelen.
27
Kunt u bij het Project MLU Fennek aangeven wat bedoeld word met de specifieke zin:
«De werkzaamheden omvatten een breed scala aan maatregelen voor verbetering van de
functionaliteiten bescherming, vuurkracht, mobiliteit, waarneming, commandovoering,
training en instandhouding»?
28
Zal de Fennek de beschikking krijgen over medium calibre wapens ter ondersteuning
van de verkenningseenheden?
29
Komt er een Medium Range Anti-Tank lanceerinrichting, die vanuit het voertuig bediend
kan worden in plaats van dat de bemanning van de Fennek het voertuig moet verlaten
om in hinderlaag te gaan?
De DMP-A brief Mid Life Update Fennek voorziet in een breed scala aan maatregelen
voor verbetering van de functionaliteiten van de Fennek, waaronder vuurkracht. Een
overzicht van de specifieke werkzaamheden per functionaliteit staat in de vertrouwelijke
brief bij de DMP-A brief (Kamerstuk 27 830, nr. 215). Dit overzicht vermeldt ook welke werkzaamheden worden uitgevoerd om de operationele
tekortkomingen te verhelpen.
29
Komt er een Medium Range Anti-Tank lanceerinrichting, die vanuit het voertuig bediend
kan worden in plaats van dat de bemanning van de Fennek het voertuig moet verlaten
om in hinderlaag te gaan?
Zie het antwoord op vraag 28.
30
Waarom heeft u gekozen voor de aanschaf van Amerikaanse Excalibur 155mm PGM, die afhankelijk
zijn van GPS (satellieten) met een bereik van slechts 40km, terwijl Nederland de ontwikkeling
van het Vulcano-artillerieconcept heeft medegefinancierd?
Op basis van de ervaringen in Afghanistan ontstond de behoefte om op korte termijn
te kunnen beschikken over 155mm precisiemunitie. De Amerikaanse Excalibur was reeds
ingezet onder operationele omstandigheden en kon op korte termijn worden geleverd.
Vulcano bevond zich op dat moment nog in de fase van technische beproeving en uitlevering
zou niet binnen afzienbare tijd kunnen plaatsvinden. Dit is nog steeds het geval.
31
Bent u op de hoogte van het bestaan van de Vulcano 155mm Guided Long Range / Semi
Active Laser guided, die een bereik heeft van zo’n 120km?
Defensie is bekend met de Guided Long Range / Semi Active Laser munitie van Vulcano
en volgt de ontwikkelingen binnen dit project.
32
Betreft het project Ground based Area Access Denial de (her)invoering van nieuwe Multiple
Launch Rocket Systems en Loitering munitions? Zo ja, aan welke technische specificaties
denkt u dan?
Er is geen directe relatie tussen Ground based Area Access Denial en een eventuele
(her)invoering van nieuwe Multiple Launch Rocket Systems en Loitering munitions.
33
Is er bij het project «AH-64D verbetering bewapening» overwogen om andere raketten
dan de Hellfire aan te schaffen?
Ten tijde van de aanschaf waren er geen productalternatieven beschikbaar.
34
Is er bij het project «AH-64D verbetering bewapening» overwogen om te standaardiseren
met de andere Anti Tank bewapening van Defensie?
Binnen Defensie waren geen productalternatieven beschikbaar.
35
Waarom valt het project «Bouw en inrichten F135 motoronderhoudsfaciliteit (F-35)»
niet onder de infrastructurele projecten?
Conform de gewijzigde uitgangspuntennotitie groot project Verwerving F-35, zoals vastgesteld
in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Defensie van 7 maart 2019 zijn
alle gerelateerde projecten die samenhangen met project Verwerving F-35 niet meer
opgenomen in de voortgangsrapportage project Verwerving F-35, maar in het Defensieprojectenoverzicht.
Deze gerelateerde projecten zijn allemaal onder materieel projecten luchtstrijdkrachten
geplaatst.
36
Waarom komt de bouw van de F135 motoronderhoudsfaciliteit voor rekening van Defensie
terwijl de industrie dit onderhoud gaat uitvoeren?
De investering van dit project wordt gedaan door de Ministeries van Defensie, Economische
Zaken en Klimaat en de Provincie Noord-Brabant. De verdeling van de investeringsbijdrage
is 50%, 25% en 25%. De investering wordt terugbetaald aan Defensie, EZK en de provincie
Noord-Brabant via de private partner die de faciliteit gaat exploiteren in de jaren
dat de onderhoudsfaciliteit in bedrijf is.
37
Waarom is het project «F-16: infrarood geleide lucht-lucht raket» alleen onderdeel
van het F-16 budget, terwijl het grootste gedeelte van de gebruiksduur onder de F-35
valt?
In het DMP-D Document Vervanging F-16 (Kamerstuk 26 488, nr. 369) dat op 15 december 2014 aan uw Kamer is aangeboden bent u geïnformeerd dat de aanschaf
van F-16 infraroodgeleide lucht-lucht raketten geen deel uitmaakt van het projectbudget
van het project Verwerving F-35 en separaat in het Defensie Investeringsplan wordt
opgenomen.
38
Waarom is het project «F-16 zelfbescherming» alleen onderdeel van het F-16 budget,
terwijl het grootste gedeelte van de gebruiksduur onder de F-35 valt?
Het Project «F-16 zelfbescherming» is een zelfstandig DMP-project en is geen onderdeel
van het F-16 budget. In de twintigste voortgangsrapportage project Verwerving F-35
(Kamerstuk 26 488, nr. 451) die op 17 september jl. aan uw Kamer is aangeboden bent u geïnformeerd dat de F-16
tot en met 2023 de Quick Reaction Alert (QRA) uitvoert. Dit project is noodzakelijk om de QRA-taak te kunnen uitvoeren.
39
Waarom wordt het project «F-35: Verwerving middellange en lange afstandsraket» niet
gerekend tot het «groot project Verwerving F-35»?
In het DMP-D Document Vervanging F-16 (Kamerstuk 26 488, nr. 369) dat op 15 december 2014 aan uw Kamer is aangeboden bent u geïnformeerd dat de aanschaf
van de middellange en lange afstandsraket geen deel uitmaakt van het projectbudget
van het project Verwerving F-35 en separaat in het Defensie Investeringsplan wordt
opgenomen.
40
Waarom wordt het project «F-35: Verwerving munitie boordkanon, zelfbeschermingsmiddelen
en wapenlader» niet gerekend tot het «groot project Verwerving F-35»?
In het DMP-D, Document Vervanging F-16 (Kamerstuk 26 488, nr. 369) dat op 15 december 2014 aan uw Kamer is aangeboden bent u geïnformeerd dat de aanschaf
van munitie boordkanon, zelfbeschermingsmiddelen en wapenladers geen deel uitmaakt
van het projectbudget van het project Verwerving F-35 en separaat in het Defensie
Investeringsplan wordt opgenomen.
41
Kunt u aangeven op welke termijn u verwacht duidelijkheid te hebben over het al dan
niet doorzetten van de Rijksinpassing voor Herwijnen?
Heeft het aanvullende onderzoek naar mogelijke alternatieve locaties consequenties
voor de projectplanning? Zo ja, welke?
Aan het besluit van de Rijkscoördinatieregeling wordt geen uitvoering gegeven dan
nadat beide Kamers der Staten-Generaal daarmee hebben ingestemd. De procedure over
het besluit van de Rijkscoördinatieregeling bij de Eerste Kamer is nog gaande. Het
verdere verloop van de Rijkscoördinatieregeling en het Rijksinpassingsplan en daarmee
de consequenties voor de projectplanning zijn vooruitlopend op de besluitvorming in
de Eerste Kamer nog niet te duiden.
42
Bewijst het billijken van de radartoren in Herwijnen op grond van «klimaatgezever»
en de zogenaamde dreiging uit Rusland dat «klimaathysterie» en «russofobie» prevaleren
boven de gezondheid van burgers? Zo nee, waarom niet?
Nee. Voor de nationale en internationale bewaking van het luchtruim en het begeleiden
van militaire luchtoperaties in nationale oefengebieden, beschikt Defensie thans over
twee Medium Power Radars. Eén op de locatie Wier en één op de locatie Nieuw Milligen.
Vervanging op zo kort mogelijke termijn is noodzakelijk, omdat deze radars het einde
van hun levensduur hebben bereikt. Dit leidt tot toenemende risico’s qua inzetbaarheid
voor de bewaking van het nationale luchtruim in het kader van de eerste en derde hoofdtaak
van Defensie en tot stijgende exploitatielasten. Over het vervangen van de radar op
de locatie Nieuw Milligen op een andere locatie in Herwijnen bent u geïnformeerd met
Kamerstuk 31 936, nr. 637.
43
Waarom bleek pas zo laat in het verwervingstraject dat er een jaar meer tijd nodig
was, bijvoorbeeld voor het vaststellen van de technische eisen en het uitwerken van
het technisch ontwerp van het Combat Support Ship? Welke «technische eisen» zijn er
door welke organisatie binnen de krijgsmacht toegevoegd?
Tijdens de contractvoorbereiding ging Defensie nog uit van een «Commercial off the
shelf» (COTS)-project. Inmiddels zijn er nieuwe eisen op het gebied van marinebouw,
milieu, energieverbruik, beveiliging en levensduurkosten. De eisen voor energieverbruik
houden verband met de Operationele Energie Strategie en de eisen voor de beveiliging
houden verband met de Defensie Cyber Strategie. De nieuwe regelgeving waaruit deze
nieuwe eisen voortvloeiden was nog onvoldoende concreet voor de opstelling van het
bouwbestek. De vertaling van die regelgeving in specifieke, haalbare en acceptabele
technische eisen in het bouwbestek, inclusief overleg met de leverancier over de financiële
consequenties, heeft geleid tot vertraging bij de contractvoorbereiding.
44
Waarom heeft het aanbestedingsproces in het kader van de containerhefmiddelen zo veel
tijd gekost?
Het project Containerhefmiddelen bestaat uit de levering van containerhefmiddelen
in combinatie met een onderhoudscontract voor minimaal tien jaar. De markt van dit
soort middelen bleek onbekend met de combinatie van levering en onderhoud. Daarom
is in het aanbestedingstraject meer tijd besteed aan het stellen en beantwoorden van
vragen op basis van nota’s van inlichtingen.
De vertraging in het aanbestedingsproces is echter primair veroorzaakt door een kort
geding dat door één van de Inschrijvers was aangespannen tegen de Staat naar aanleiding
van de voorlopige gunning. Het contract voor het containerhefmiddel is getekend in
april 2019. Levering is voorzien vanaf eind 2020.
45
Kunt u uitgebreider ingaan op de «verschillende oorzaken» van de vertraging van de
levering?
De oorzaken van de vertraging van de levering van munitie t.b.v. aanvulling van inzetvoorraden
zijn divers. Dit betreft onder andere een rechtszaak tegen de aanbesteding van.50
munitie. Daarnaast zijn munitieleveringen van twee munitie soorten vertraagd omdat
de producten in het proces niet voldeden aan de gestelde eisen. De verwerving van
Flares is een jaar vertraagd om zo een doorontwikkelde en technisch betere versie
te kunnen kopen.
46
Waarom wordt het voorziene tijdspad voor het GrIT als commercieel vertrouwelijk bestempeld?
Is het niet simpelweg het geval dat dit tijdspad door de heroverweging nu niet bekend
is?
Het voorziene tijdpad voor het programma GrIT is door de heroverweging nu niet bekend,
en niet vanwege commerciële vertrouwelijkheid. De financiële gegevens met betrekking
tot het Programma GrIT zijn wel commercieel vertrouwelijk, zoals eerder aan uw Kamer
medegedeeld.
47
Wat bedoelt u met de volgende zin: «De precieze hoogte van dit bedrag en of dit binnen
het project kan worden gefinancierd is deels afhankelijk van de deelaanbesteding voor
het Caribisch gebied»?
Op dit moment is de aanbesteding voor het deel van dit project dat zich in het Caribisch
gebied bevindt nog niet afgerond. Daarom is de precieze hoogte van het totale benodigde
bedrag nog niet bekend.
48
Waarom zijn de bouw-voorbereidende werkzaamheden tot uiterlijk 1 juli 2020 opgeschort,
terwijl u nu verwacht de D-brief voor de MARKAZ pas in 2021 aan de Kamer aan te bieden?
Acht u het wenselijk en acceptabel dat bouw-voorbereidende werkzaamheden beginnen
voordat de Kamer een definitief oordeel heeft gegeven over de D-brief? Zo ja, waarom?
In mijn brief van 6 juni jl. (Kamerstuk 33 358, nr. 12) wordt gesproken over opschorting van de gunning van de bouw-voorbereidende werkzaamheden.
Daarvan wordt in deze brief gezegd dat de gunning uiterlijk op 1 juli 2020 wordt gedaan,
en zoveel eerder als mogelijk. De D-brief waarover in de begroting 2020 wordt gesproken
heeft betrekking op de gunning van het gehele project.
De uiteindelijke uitkomsten van de bouw-voorbereidende werkzaamheden geven informatie
die belangrijke input vormt voor de dialoog met de consortia. Zonder de informatie
uit deze werkzaamheden kan de dialoog met de consortia niet worden voltooid. Na voltooiing
van de dialoog hebben de consortia de mogelijkheid een inschrijving te doen. De D-brief
wordt geschreven naar aanleiding van de beoordelingen van deze inschrijvingen. Dit
betekent dat er een volgordelijkheid zit in de stappen uitvoering bouw-voorbereidende
werkzaamheden, voltooien dialoog en opleveren D-brief. Gezien de geschatte duur van
deze stappen is de D-brief niet eerder dan 2021 te verwachten.
Op 15 mei jl. heb ik de Kamer in de afwijkingsrapportage van het Defensie Projecten
Overzicht (bijlage bij Kamerstuk 35 000 X, nr. 136) al laten weten dat door uitstel van de gunning van de bouw-voorbereidende werkzaamheden
een nog onbekende vertraging (minimaal anderhalf jaar) optreedt. Hiermee verschuift
dus ook de planning van de D-brief.
49
Kunt u toelichten waarom de A-brief voor de vervanging van de LC fregatten in 2026
wordt gepland in plaats van 2021, wat aanvankelijk voorzien was?
In verband met de noodzaak budget vrij te maken voor het eerste deel van het Strategisch
Vastgoedplan is onderzocht of de LC-fregatten later konden worden vervangen. Hieruit
kwam dat het, met aanvullende investeringen voor bestrijding van obsolescence, technisch
mogelijk is om de LC-fregatten vijf jaar later te vervangen. De verlenging van de
levensduur heeft voordelen voor de modificaties die de komende jaren nog worden aangebracht,
zoals de vervanging van het kanon en de introductie van ESSM block 2. Bovendien wordt
het mogelijk de diverse maritieme nieuwbouwtrajecten effectief in de tijd te harmoniseren.
De A-brief wordt daarom eveneens vijf jaar later verstuurd.
50
Kunt u alle vragen – ongeacht welke reden dan ook om dit niet te doen (zoals bijv.
samenhang) – apart beantwoorden, hetzij geanonimiseerd, en wel op zodanige wijze dat
niet verwezen wordt naar andere antwoorden en Kamerstukken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een aantal vragen komt overeen of staat in verband met elkaar. Deze zijn in samenhang
beantwoord.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
T.N.J. de Lange, griffier