Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 300 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2020
Nr. 6
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 24 oktober 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 oktober 2019 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 22 oktober 2019 zijn ze door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1
Waaraan wordt gedacht bij het hervormen van het belastinggebied van gemeenten? Welke
denkrichtingen zijn in beeld?
Antwoord:
Onder het voorzitterschap van het Ministerie van BZK is een ambtelijke werkgroep ingericht
waarin de herziening van het gemeentelijk belastinggebied wordt onderzocht. Het eindrapport
van deze werkgroep vormt input voor de bouwsteen Belastingmix als onderdeel van het
ambtelijke Bouwstenentraject van de Staatssecretaris van Financiën om te komen tot
een beter en eenvoudiger belastingstelsel. Naast schuiven tussen grondslagen en tarieven
op rijksniveau behoort namelijk verschuiving naar een ruimer gemeentelijk belastinggebied
tot de mogelijkheden. In de ambtelijke werkgroep worden eerder uitgewerkte plannen
voor een herziening van het gemeentelijke belastinggebied opnieuw doordacht (Kamerstukken II 2015/16, 32 140, nr. 28). De Kamer wordt begin 2020 geïnformeerd over de uitkomst van het Bouwstenentraject.
2
Wanneer kan de Kamer voorstellen tot wijziging van de Financiële-verhoudingswet tegemoetzien?
Antwoord:
Ik ben voornemens de voorstellen voor de wijziging van de Financiële-verhoudingswet
voor het zomerreces 2020 aan Uw Kamer voor te leggen.
3
Wanneer wordt de evaluatie van de normeringssystematiek afgerond?
Antwoord:
De evaluatie van de normeringssystematiek wordt afgerond voorafgaand aan het Bestuurlijk
overleg financiële verhoudingen dat in het voorjaar van 2020 plaatsvindt.
4
Wanneer wordt de indiening van het wetsvoorstel voor experimenten met early voting
verwacht? Wat voor een effect heeft early voting op de planning van verkiezingen?
Antwoord:
Ik bereid momenteel een wetsvoorstel voor dat experimenten mogelijk moet maken met
vervroegd stemmen (early voting). Ik verwacht in de eerste maanden van volgend jaar
een aantal relevante organisaties (zoals de Kiesraad en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten) te kunnen consulteren over dat wetsvoorstel. Vervolgens wordt het wetsvoorstel
voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Ik streef ernaar in de
tweede helft van volgend jaar een wetsvoorstel te kunnen doen indienen bij uw Kamer.
Experimenteren met vervroegd stemmen houdt in dat het college van B&W van een experimenteergemeente
vanaf een nog te bepalen termijn (bijvoorbeeld een week) vóór de reguliere dag van
de stemming op een of meer dagdelen een of meer stembureaus kan aanwijzen waar vervroegd
stemmen mogelijk is. De datum van de reguliere dag van de stemming blijft dus gelijk.
Wel zullen kiezers eerder dan nu een stempas moeten krijgen. Ook is mogelijk (afhankelijk
van de wijze waarop kiezers worden toegelaten tot het vervroegd uitbrengen van een
stem) een aanpassing nodig van de termijnen waarbinnen kiezers een vervangende stempas,
een kiezerspas of een schriftelijke volmacht kunnen aanvragen.
5
Hoe ziet de benchmark woonlasten eruit, die wordt geïntroduceerd ter vervanging van
de macronorm OZB?
Antwoord:
In de benchmark worden naast de lasten voor de ozb ook de riool- en afvalstoffenheffing
vergeleken. Het betreft een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten en de gemeentelijke
tariefontwikkeling per provincie, net als de landelijke en provinciale gemiddelden.
Middels deze (grafische) vergelijking worden de onderlinge verschillen tussen gemeenten
inzichtelijk gemaakt. Het overzicht vergelijkt binnen de provincie de tariefswijzigingen
per gemeente en het cumulatief bedrag van de drie heffingen per gemeente.
6
Hoe wordt er bij de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet rekening gehouden
met de (verminderde) digitale vaardigheden van ouderen zodat zij ook in staat zijn
om vergunning aan te vragen, meldingen te doen en plannen te raadplegen in de fysieke
leefomgeving?
Antwoord:
Bij de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) wordt rekening gehouden
met toegankelijkheid voor minder digitaal vaardige, minder taalvaardige mensen en
mensen met een (audio)visuele beperking. De informatie in het digitale loket is begrijpelijk
voor mensen met taalniveau B1, het taalniveau dat door circa 95 procent van de Nederlandse
bevolking gelezen en begrepen kan worden. Bij de ontwikkeling wordt het digitale loket
elk kwartaal getest op digitale toegankelijkheid en bruikbaarheid. Door het voorleggen
van het loket aan echte gebruikers leren we elk kwartaal hoe we het portaal kunnen
verbeteren. Dit levert waardevolle inzichten voor de teams die hier vervolgens oplossingen
voor implementeren. Verder voldoet de landelijk voorziening aan de Europese standaard
(WCAG 2.1) voor de toegankelijkheid van websites en apps van overheidsorganisaties.
7
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de digitale overheid toegankelijk en begrijpelijk wordt
voor iedereen, naast de campagne «Direct Duidelijk» en de cursussen die landelijk
zullen worden aangeboden?
Antwoord:
Ik ga de uitwisseling van kennis, ervaring en goede voorbeelden versterken door:
– experts in te zetten om overheden te helpen om burgers vaker bij de ontwikkeling en
het testen van teksten, digitale formulieren en websites te betrekken;
– een modellenbank voor begrijpelijke teksten en formulieren te ontwikkelen;
– een loket voor inwoners en burgerbelangenorganisaties te openen om onbegrijpelijke
teksten aan te leveren;
– dit najaar nog 3 regiobijeenkomsten met verdiepingssessies voor ambtenaren te organiseren;
– vanaf 2020 maandelijks in een provincie een Direct Duidelijk marathon te organiseren
met allerlei inspirerende begrijpelijke taalworkshops voor ambtenaren;
– met behulp van burgerpanels en ambassadeurs onderzoek uit te voeren naar verbeterde
teksten en formulieren en zo te toetsen of deze merkbaar zijn verbeterd.
Met het programma Mens Centraal werken we aan een overheidsbrede aanpak op levensgebeurtenissen
om dienstverlening beter aan te laten sluiten op het dagelijkse leven van mensen.
Het wetsvoorstel Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer, dat bij uw Kamer
aanhangig is, voorziet in een algemene zorgplicht voor bestuursorganen tot bij de
doelgroep passende ondersteuning bij overheidscommunicatie. Bestuursorganen zijn er
zelf verantwoordelijk voor om deze hulp concreet in te vullen
8
Hoe passen investeringen in «tabletcoaches» binnen het beleid om de digitale overheid
toegankelijk en begrijpelijk te maken voor iedereen?
Antwoord:
De aanschaf van een tablet, smartphone of laptop is een eerste stap om digitaal vaardiger
te worden. Maar wie digitale vaardigheden mist heeft begeleiding nodig om een nieuw
apparaat te gebruiken. «Tabletcoaches» helpen mensen met weinig of zelfs zonder digitale
vaardigheden op weg om niet alleen vertrouwd te raken met de bediening van een apparaat,
maar ook zaken als verbinding maken met wifi, surfen, mailen, apps installeren en
gebruiken, sociale hulpmiddelen als WhatsApp, Twitter, Facebook en Skype, gevaren
op internet leren herkennen enzovoort.
In de praktijk helpen tabletcoaches veel ouderen en mensen met een migratieachtergrond
op weg, maar daartoe blijft het niet beperkt. Zelfs jongeren kunnen baat hebben bij
een «tabletcoach», vooral in gevallen waarbij sprake is van zogenoemde splintervaardigheden.
We spreken van splintervaardigheden als mensen alleen goed om kunnen gaan met een
onderdeel van digitalisering en andere dingen van digitalisering moeilijk vinden.
9
Hoe gaat u de kennis van senioren stimuleren bij het herkennen van risico’s rondom
digitalisering, waaronder het beschermen van de digitale identiteit?
Antwoord:
Senioren kunnen inderdaad in kwetsbare posities verkeren als het gaat om meekomen
met digitalisering. Zij moeten bijvoorbeeld op het gebied van zorg steeds vaker gebruik
maken van digitale hulpmiddelen en lopen hierbij tegen drempels aan. Ook eenzaamheid
of een kleine sociale kring zorgt er in veel gevallen voor dat het meekomen met digitale
ontwikkelingen voor deze groep zeker niet vanzelfsprekend is.
Vanuit de alliantie Digitaal Samenleven, waarin publieke, private en maatschappelijke
organisaties met elkaar «digitale drempels» opsporen, wordt dit najaar een landelijk
actieprogramma gestart om juist de groep senioren extra te ondersteunen bij het ontwikkelen
van digitale vaardigheden. Dat betekent ook bewustwording dat het nodig is om op een
veilige en vertrouwde manier om te gaan met de digitalisering. De opgave om iedereen
te laten meedoen vraagt om gezamenlijke inspanning. Overheid, bedrijven en maatschappelijke
organisaties moeten veel meer mét elkaar optrekken. Binnen de alliantie Digitaal Samenleven
worden de goede initiatieven van individuele organisaties aan elkaar verbonden.
De cursus «Klik en Tik» wordt door heel het land aangeboden in o.a. bibliotheken.
Ook is deze cursus voor particulieren gratis beschikbaar. BZK geeft subsidie om hier
een extra module «Veilig Internetten» aan toe te laten voegen. Juist om zaken zoals
het beschermen van je digitale identiteit op een laagdrempelige manier onder de aandacht
te brengen.
Met de campagne Alert Online van het Ministerie van Justitie & Veiligheid wordt bij
alle Nederlanders aandacht gevraagd voor de risico’s van digitalisering.
10
Op welke manieren gaat u voorkomen dat het programma «Machtigen», waarbij mensen die
niet digitaal willen of kunnen communiceren hun digitale zaken kunnen overdragen aan
iemand anders, gevoelig wordt voor fraude en oneigenlijk gebruik van gegevens?
Antwoord:
Het programma Machtigen beoogt fraude en oneigenlijk gebruik van gegevens juist tegen
te gaan door een aansprekend, veilig alternatief te bieden voor het uitlenen van de
eigen DigiD-code, wat nu vaak gebeurt en gevoelig is voor fraude en misbruik. Overigens
is het uitlenen van de eigen DigiD-code in de nabije toekomst geen optie meer omdat
overheidsdienstverleners de betrouwbaarheid van hun inlogmethode moeten gaan verhogen.
Zo vereist het UWV sinds 15 mei 2019 dat klanten verplicht inloggen met de DigiD App
of sms-controle. Inloggen bij DUO was al eerder verplicht via de DigiD App of sms-controle.
Omdat inloggen met alleen de combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord niet meer
kan is machtigen dan het enige digitale alternatief.
Machtigen is veilig omdat alle handelingen die de gemachtigde uitvoert digitaal worden
vastgelegd, zodat in het geval van fraude, misbruik of misverstand eenduidig kan worden
bepaald wie wanneer welke handelingen namens de betrokkene heeft uitgevoerd. Verder
wordt door goede voorlichting en informatie gezorgd dat de betrokkene zich bewust
is waarvoor hij iemand machtigt, en desgewenst zelf kan volgen waarvoor zijn machtiging
is/wordt gebruikt.
11
Welke mogelijkheden zijn er voor eenzame en alleenstaande ouderen om digitaal te kunnen
communiceren met de overheid, wanneer vertrouwelingen niet beschikbaar zijn?
Antwoord:
Ik herken dat senioren vaak in kwetsbare posities verkeren als het gaat om meekomen
met digitalisering. Er zijn door het hele land veel lokale initiatieven die ouderen
met een beperkt sociaal netwerk ondersteunen door middel van maatjesprojecten of inloopspreekuren
in buurthuizen. Ouderenbonden spelen hierin een belangrijke rol, evenals particuliere
organisaties zoals Studentaanhuis.
Naast cursussen die in de bibliotheken worden aangeboden om de eigen digitale vaardigheden
te verbeteren, zijn er sinds 1 juli jl. ook 15 Informatiepunten Digitale Overheid
ingericht. Dit zijn fysieke plekken in bibliotheken waar mensen terecht kunnen met
hun vragen over de digitale overheid. Vanaf volgend jaar wordt dit initiatief landelijk
uitgebreid.
Mensen die problemen hebben met zelf digitaal communiceren kunnen ook iemand machtigen.
Dat kan een vertrouweling zijn, zoals een familielid of kennis, dit kan ook een maatschappelijke
hulpverlener zijn, zoals vakbond, ouderenbond, wijkcentrum, bibliotheek of belastingwinkel.
Het wetsvoorstel Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer, dat bij uw Kamer
aanhangig is, voorziet in een algemene zorgplicht voor bestuursorganen tot bij de
doelgroep passende ondersteuning bij overheidscommunicatie. Bestuursorganen zijn er
zelf verantwoordelijk voor om deze hulp concreet in te vullen.
12
Wat is de oorzaak van de daling van de secretarieleges in 2019?
Antwoord:
De begrote opbrengst van de secretarieleges daalt van € 322 mln. in 2018 naar € 246
mln. in 2019. Deze daling hangt samen met de wijziging van de paspoortwet in 2014,
waarbij de geldigheidsduur van paspoorten en identiteitskaarten voor personen van
18 jaar en ouder van 5 jaar is verlengd naar 10 jaar. Sinds deze wijziging in 2014
hebben alle personen van 18 jaar en ouder een nieuw paspoort of identiteitskaart ontvangen
dat 10 jaar geldig is. Als gevolg hiervan daalt het aantal aanvragen voor paspoorten
en identiteitskaarten in 2019 voor een periode van 5 jaar. Hierdoor dalen de legesopbrengsten
bij gemeenten ten opzichte van 2018. Naar verwachting stijgt het aantal aanvragen
weer in 2024. Dan moeten de in 2014 aangevraagde paspoorten en identiteitskaarten
met een geldigheidsduur van 10 jaar vervangen worden.
13
Wat is er de oorzaak van dat de netto lasten voor de clusters Inkomen en Participatie,
Cultuur en ontspanning en de clusters voor Maatschappelijke ondersteuning en Jeugd
ten opzichte van de begroting 2017 meer zijn toegenomen dan de ijkpunten in het gemeentefonds?
Antwoord:
De scan die gebruikt wordt in het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) is bedoeld om
eventuele scheefheden in de verdeling van het gemeentefonds vroegtijdig te signaleren.
Het instrument zet jaarlijks de veronderstelde gemeentelijke uitgaven- en inkomstenpatronen
op basis van de verdeling van het gemeentefonds af tegen de werkelijke uitgaven en
inkomsten van gemeenten. Het POR is primair een instrument om de verdeling van het
gemeentefonds macro te monitoren en is niet geschikt voor uitgebreid onderzoek naar
de achterliggende oorzaken van ontwikkelingen in de uitgaven van (specifieke) gemeenten.
Uw vraag is daarom op basis van het POR niet te beantwoorden. Dergelijke vragen kunnen
wel onderdeel zijn van verdiepend vervolgonderzoek. Wanneer bevindingen jaarlijks
terugkerend worden geconstateerd in het POR, kan besloten worden de verdeling van
het gemeentefonds uitgebreid te onderzoeken. Op dit moment loopt een dergelijk verdiepend
onderzoek naar de verdeling van het gemeentefonds. Ik zal uw Kamer voor de zomer 2020
informeren over de uitkomsten (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-B, nr. 18).
14
Hoeveel van de € 16 miljoen die beschikbaar is gesteld voor de doorontwikkeling en
innovatie van de digitale overheid zal worden besteed aan het toegankelijk en begrijpelijk
maken van de digitale overheid?
Antwoord:
Dit betreft het nog niet juridisch verplichte budget uit de Investeringspost digitale
overheid. Deze post is bestemd voor gezamenlijke doorontwikkeling en innovatie van
de digitale overheid, waaronder de generieke digitale (basis)infrastructuur (GDI).
De bestemming van de Investeringspost wordt afgestemd in de governance van de digitale
overheid (Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid: OBDO) en wordt opgenomen
in de meerjarige Investeringsagenda Digitale Overheid.
Eind 2019 vindt de definitieve vaststelling van de investeringsagenda 2020 plaats
en zal duidelijk zijn welk deel daarvan besteed zal worden aan het toegankelijk en
begrijpelijk maken van de digitale overheid.
15
Op welke termijn wordt de beleidsdoorlichting van het identiteitsstelsel naar de Tweede
Kamer verzonden?
Antwoord:
Mijn streven is de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 6.5 (Reisdocumenten en
Basisregistratie Personen) voor het kerstreces aan uw Kamer aan te bieden. Indien
deze termijn niet wordt gehaald zal ik tijdig hierover een uitstelbericht aan de Tweede
Kamer sturen.
16
Hoeveel extra leerlingen per jaar kunnen door de geleidelijke verhoging van de subsidie
aan ProDemos het parlement bezoeken?
Antwoord:
ProDemos organiseert al sinds de oprichting in 2010 bezoeken voor leerlingen aan het
parlement. De maatregel in het regeerakkoord dat alle kinderen tijdens hun schooltijd
het parlement kunnen bezoeken is ingegaan in het schooljaar 2019/2020. Daarbij wordt
voorzien in een geleidelijke groei naar 180.000 leerlingen uit het voortgezet onderwijs
(VO) in 2022. In 2017 bezochten 91.556 leerlingen het parlement, in 2018 waren dit
er 99.571. In 2019 bezochten tot en met september 74.616 leerlingen het parlement.
Begin oktober 2019 lag het aantal aanmeldingen voor het schooljaar 2019/2020 op 144.423,
waarvan 105.236 VO-leerlingen. Het streven is om in het kalenderjaar 2020 140.000
VO-leerlingen een bezoek te laten brengen aan het parlement.
17
Wat is reden van de verlaging van het budget voor Toerusting en ondersteuning politieke
ambtsdragers vanaf 2022?
Antwoord:
Bij Voorjaarsnota 2018 zijn tot en met 2021 extra middelen (in totaal € 5 mln.) voor
toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers ter beschikking gesteld. Vanaf
begrotingsjaar 2022 zijn deze niet beschikbaar.
18
Wat is de reden van de fluctuaties in de hoogte van de subsidie die wordt toegekend
aan Stichting Thorbeckeleerstoel?
Antwoord:
In 2019 is een subsidie verleend met een looptijd tot april 2024. De fluctuaties hangen
samen met het afgesproken betalingsritme van 50% in 2019 (€ 165.000), 30% in 2021
(€ 99.000) en 20% bij vaststelling van het eindverslag in 2024 (€ 66.000).
19
Wanneer wordt de review naar de checklist toegankelijkheid stemlokalen afgerond en
wanneer worden de daarop gebaseerde aanbevelingen verwacht?
Antwoord:
Naar verwachting wordt het rapport met de uitkomsten van de review en de aanbevelingen
voor de zomer van 2020 opgeleverd. Het rapport zal ik tezijnertijd doen toekomen aan
uw Kamer.
20
Wat is er de oorzaak van dat gemeenten met zeer slechte bodemgesteldheid in 2019 zowel
op het subcluster Wegen en water als het subcluster Riolering duidelijk minder hebben
uitgegeven dan hun ijkpuntscore in het gemeentefonds?
Antwoord:
De scan die wordt gebruikt in het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) is bedoeld om
eventuele scheefheden in de verdeling van het gemeentefonds vroegtijdig te signaleren.
Het instrument zet jaarlijks de veronderstelde gemeentelijke uitgaven- en inkomstenpatronen
op basis van de verdeling van het gemeentefonds af tegen de werkelijke uitgaven en
inkomsten van gemeenten. Het POR is primair een instrument om de verdeling van het
gemeentefonds macro te monitoren en is niet geschikt voor uitgebreid onderzoek naar
de achterliggende oorzaken van ontwikkelingen in de uitgaven van (specifieke) gemeenten.
Omdat het bij deze bevindingen om een beperkt aantal gemeenten gaat en de netto lasten
op deze twee taakgebieden een sterke dynamiek kennen vanwege het projectmatige karakter
van deze taken, kan in het POR niet geconstateerd worden waarom deze gemeenten voor
dit beleidsdomein minder uitgeven dan hun ijkpuntscore in het gemeentefonds en of
deze gemeenten dus in het gemeentefonds te veel gecompenseerd worden voor hun zeer
slechte bodemgesteldheid. Uw vraag is daarom op basis van het POR niet te beantwoorden.
Dergelijke vragen kunnen wel onderdeel zijn van vervolgonderzoek.
Wanneer bevindingen jaarlijks terugkerend worden geconstateerd in het POR, kan besloten
worden de verdeling van het gemeentefonds uitgebreid te onderzoeken. Op dit moment
loopt een dergelijk verdiepend onderzoek naar de verdeling van het gemeentefonds.
Ik zal uw Kamer voor de zomer 2020 informeren over de uitkomsten (Kamerstukken II 2017/18, 34 775-B, nr. 18).
21
Waarom ontbreken bij moties de Kamerstuknummers?
Antwoord:
Naar aanleiding van de Kamervragen over de Ontwerpbegroting 2019 (Kamerstukken II
2018/2019, 35 000-VII, nr. 9) zijn voor de moties en toezeggingen de verwijzingen naar de betreffende debatten,
algemene overleggen, wetgevingsoverleggen, etc. gemaakt. De Kamerstuknummers van de
moties zijn in de meeste gevallen per abuis niet vermeld.
22
Waarom ontbreken bij moties hyperlinks?
Antwoord:
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft haar Ontwerpbegrotingen
voor het eerst in een nieuw digitaal systeem gemaakt zonder tussenkomst van de drukkerij.
Dit systeem ondersteunt nog niet dat bepaalde parlementaire stukken automatisch gelinkt
worden. Hier wordt aan gewerkt. De verwachting is dat bij begrotingsstukken die volgend
jaar gepubliceerd worden, deze hyperlinks wel werken.
23
Waarom zijn bij de uitvoering van de motie-Van den Bosch c.s. (TK 34 827, nr. 6) de brieven van de Minister van BZK niet vermeld (TK 34 827, nr. 7 en 8)?
Antwoord:
Per abuis zijn de bedoelde brieven hier niet vermeld; bij het verschijnen van de begroting
had het overzicht op dit punt geactualiseerd moeten zijn met de door vraagsteller
aangehaalde brieven.
24
Wanneer en op welke wijze is de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie-Van
der Molen/Van der Graaf (TK 35 000 VII, nr. 19)?
Antwoord:
Ik zal u eind 2019 in de Kamerbrief over de derde voortgangsrapportage Bevolkingsdaling
informeren over de uitvoering van de motie «Regiocheck», conform de aankondiging in
de Kamerbrief «Tweede Voortgangsrapportage Actieplan Bevolkingsdaling» van 14 november
2018 (TK 31 757, nr. 97).
25
Kan een overzicht gegeven worden over de afgelopen 5 jaar van de bij vaststelling
van het gemeentefonds verwachtte hoogte en de daadwerkelijke afrekening na afloop
van dat betreffende jaar (dus hoe groot het verschil was tussen de geraamde cijfers
en de daadwerkelijke cijfers i.h.k.v. het trap-op-trap-af stelsel)?
Antwoord:
In onderstaande tabel is de accresontwikkeling opgenomen voor de afgelopen 5 begrotingsjaren
in miljoenen euro’s. De accresraming voor een bepaald begrotingsjaar wordt voor het
eerst geraamd in jaar t-4. En deze raming wordt daarna twee keer per jaar bijgesteld
tot aan het moment van afrekening in jaar t+1. In onderstaande tabel zijn de cijfers
vergeleken uit de begroting voor jaar t (het moment waarop het accres daadwerkelijk
wordt toegevoegd aan de begroting gemeentefonds) met de cijfers uit de voorjaarsnota
jaar t+1 (het moment van afrekening).
Jaar
Begroting
Afrekening
Verschil
2014
691
332
– 359
2015
20
– 91
– 111
2016
647
662
15
2017
188
166
– 22
2018
805
807
2
Mutaties in het accres kunnen grofweg twee oorzaken hebben. Enerzijds kan sprake zijn
van fluctuaties in de Rijksuitgaven, die via de afgesproken normeringssystematiek
doorwerken in het accres (trap-op-trap-af). Anderzijds wordt de omvang van het accres
bepaald door de actuele raming van de loon- en prijsontwikkeling. Via lagere lonen
en prijzen kunnen hier lagere uitgaven voor gemeenten tegenover staan.
In de tabel zijn de verschillen tussen begroting en rekening opgenomen maar er doen
zich ook schommelingen voor in het accres in de periode tussen begroting en afrekening.
Met name die schommelingen zijn aanleiding geweest voor de fondsbeheerders om te bezien
of het mogelijk en wenselijk is om voor de middellange termijn (2020 en 2021) maatregelen
te treffen die de schommelingen kunnen voorkomen of dempen. Dit is ook in lijn met
de motie Segers (Kamerstukken II 2019/20, 35300, nr. 23).
26
Welke mogelijkheden hebben gemeenten om de lagere uitkeringen uit het gemeentefonds
als gevolg van lagere uitgaven door de rijksoverheid op te vangen?
Antwoord:
Als de accressen naar beneden worden bijgesteld betekent dit niet per se dat er direct
aanpassingen gedaan hoeven te worden in de inkomsten en uitgaven van individuele gemeenten.
Een deel van het lagere accres is het gevolg van lagere loon en prijs ontwikkelingen.
Via lagere lonen en prijzen kunnen hier lagere uitgaven voor gemeenten tegenover staan.
De wijze waarop gemeenten de raming van het accres in hun begroting verwerken is een
verantwoordelijkheid van de gemeente. Afhankelijk van de situatie van de gemeente
kunnen er aanvullende maatregelen nodig zijn. Gemeenten kunnen dan beleidsmaatregelen
nemen, bezuinigen, lokale belastingen verhogen of een onttrekking doen uit de reserves.
27
Hoeveel gemeenten hebben problemen en/of tekorten met/op hun begroting bij het Ministerie
van BZK gemeld als gevolg van een lagere uitkering uit het gemeentefonds doordat de
rijksoverheid minder geld heeft uitgegeven?
Antwoord:
Vanuit bestuurlijk overleg is bekend dat gemeenten aangeven vanwege accresinstabiliteit
aanvullende maatregelen te moeten nemen om hun begroting sluitend te krijgen. Het
Ministerie van BZK heeft recentelijk 12 brieven ontvangen waarin dit wordt aangegeven.
28
Op welke wijze heeft het investeringsbudget van in totaal € 2 mld. voor de woningbouw
effect op de hoogte van de uitkering van het gemeentefonds (m.a.w. stel dat in 2020
er niet € 100 mln., maar € 500 mln. korting op de verhuurderheffing plaatsvindt, betekent
dit dan ook een hoger bedrag voor het gemeentefonds? En werkt dit omgekeerd ook zo
wanneer er bijvoorbeeld maar € 50 mln. korting wordt gegeven in 2020)?
Antwoord:
De € 2 mld. om woningbouw te stimuleren bestaat uit uitgaven (€ 1 mld.) en uit een
heffingsvermindering bij de verhuurdersheffing (€ 1 mld.). De cumulatief € 1 mld.
hogere uitgaven als gevolg van het woningbouwpakket hebben een accresverhogend effect.
De inkomstenmaatregelen zijn niet relevant voor de berekening van het accres, aangezien
het accres is gekoppeld aan de uitgaven van het Rijk. Veranderingen in belastingen
zoals de verhuurdersheffing werken dan ook niet door in de algemene uitkering aan
het gemeentefonds.
29
Is het mogelijk dat door uitstel van projecten als gevolg van de PAS-uitspraak (waardoor
bijvoorbeeld infrastructurele projecten die voor 2020 voorzien zijn niet (geheel)
in 2020 kunnen worden uitgevoerd) de definitieve uitkering van het gemeentefonds over
2020 voor gemeenten lager kan uitvallen dan nu geraamd?
Antwoord:
De algemene uitkering aan het gemeentefonds beweegt via de normeringssystematiek mee
met de totale uitgaven van het Rijk. Mocht de PAS-uitspraak in 2020 leiden tot minder
uitgaven, dan leidt dit ook tot een lagere uitkering aan het gemeentefonds. Dit effect
is echter partieel; uitgavenmutaties (zowel positief als negatief) worden onder het
uitgavenplafond opgevangen. Het totale effect op de uitgaven van het Rijk, en daarmee
op de algemene uitkering aan het provinciefonds, is daarom niet vooraf duidelijk.
Ook zijn de budgettaire effecten van de PAS-uitspraak nog onzeker.
30
Is het Ministerie van BZK ook verantwoordelijk voor de elektronische publicatie van
wetsgeschiedenis? Zo nee, welke instantie dan wel?
Antwoord:
De wetsgeschiedenis is vastgelegd in de parlementaire documenten waarvoor de Eerste
en Tweede Kamer verantwoordelijk zijn. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
is samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de wettenbank
www.wetten.nl. Daarin wordt van alle wetten de wetsgeschiedenis ontsloten door middel van linkjes
naar de relevante parlementaire stukken.
31
Waarom wordt de bijdrage voor monumenten in 2020 verlaagd?
Antwoord:
De bijdrage voor 2020 is met deze begroting niet verlaagd ten opzichte van de begroting
van 2019. De bijdrage voor monumenten is bij 1e Suppletoire begroting 2018 aangepast
vanwege de verkoop van Soestdijk. De bijdrage voor 2019 was incidenteel verhoogd voor
asbestverwijdering.
32
Waarom worden de materiële uitgaven voor ICT vanaf 2021 op 0 geraamd?
Antwoord:
De regeling ICT onder materiële uitgaven betreft alleen uitgaven voor ICT diensten
die niet door SSC-ICT worden geleverd. De ICT diensten die SSC-ICT levert worden bekostigd
vanaf de regeling «Bijdragen SSO’s». Vanaf 2021 worden er geen uitgaven verwacht voor
ICT diensten die niet door een shared service organisatie (SSO) geleverd kunnen worden.
33
Wie is de Opdrachtgever met een hoofdletter?
Antwoord:
De Staatssecretaris van BZK.
34
Hoe verhoudt de verbetering van het reisdocumentenstelsel zich precies tot het te
ontwikkelen beleidskader? Wanneer kan dat beleidskader tegemoetgezien worden?
Antwoord:
Op 26 juni jongstleden is de brief over de Verbetering van het reisdocumentstelsel
(VRS) naar uw Kamer gestuurd. VRS richt zich expliciet op de verbeteringen van functionaliteiten
en niet op andere, nieuwe ontwikkelingen (een uitzondering is StopID). De invoering
van VRS duurt tot 2024. In het programma wordt ICT-technisch uitdrukkelijk de mogelijkheid
opengehouden voor toekomstige ontwikkelingen. Te denken is aan plaatsonafhankelijk
aanvragen van reisdocumenten. Het ontwikkelen van de plannen voor na 2024 valt binnen
het nog te ontwikkelen beleidskader. Hier is nog geen planning voor vastgesteld.
35
Wat is de verklaring voor de stijging in de kostprijzen van het paspoort en de identiteitskaart?
Antwoord:
De oorzaak van de sprong in de kostenstijging, zoals zichtbaar is in tabel 30 (overzicht
doelmatigheidsindicatoren RvIG), hangt grotendeels samen met de tariefswijziging per
1 januari 2019 (stb. 2018, nr. 494). De vaststelling van dit tarief vond later plaats dan de vaststelling van de begroting
voor 2019. Omdat kostprijzen per product niet per suppletoire worden aangepast is
dit het eerste moment waarop deze wijziging in de begroting zichtbaar is.
De verhoging van de kostprijzen binnen de tarieven per 1 januari 2019 is enerzijds
het gevolg van de doorontwikkeling van het basisregister reisdocumenten waardoor de
beheerskosten toenamen. Anderzijds werd de stijging in de kostprijzen veroorzaakt
door een verhoging van de opslag ten behoeve van de egalisatiereserve. Bij de introductie
van de 10 jarige geldigheidsduur is een egalisatiereserve ingesteld om de beheerskosten
in de periode van 2019 tot en met 2023 te kunnen financieren zonder sterke tariefschommelingen
te veroorzaken.
De verhoging van de opslag voor de egalisatiereserve was nodig omdat er anders in
2023 een tekort zou optreden in de financiële dekking van de beheerskosten. Het bedrag
van deze verhoging is berekend op basis van de benodigde financiële dekking en de
nog uit te geven paspoorten en identiteitskaarten tot die datum. Verder zijn de tarieven
jaarlijks geïndexeerd volgens de inflatiecorrectie.
De kostprijsstijging in verband met de introductie van de e-functionaliteit is nog
niet in deze tarieven verwerkt. De kosten voor de e-functionaliteit op de identiteitskaart
worden doorberekend aan de aanvrager vanaf het moment de identiteitskaart met de e-functionaliteit
uitgegeven wordt.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.