Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tony van Dijck en Maeijer over het bericht er een akkoord is bereikt over de financiering van de eurozonebegroting
Vragen van de leden Tony vanDijck en Maeijer (beiden PVV) aan de Minister van Financiën over het bericht er een akkoord is bereikt over de financiering van de eurozonebegroting (ingezonden 11 oktober 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 1 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ministers melden akkoord over financiering eurozonebegroting»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat dit een eerste stap is in de richting van een aparte eurozonebegroting
en dat dit zeer onwenselijk is? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 2
De Nederlandse inzet is steeds gericht geweest op het voorkomen van een eurozonebegroting
voor de conjuncturele stabilisatie van economieën. Andere lidstaten zijn hier juist
voorstander van. In december 2018 is afgesproken dat er een begrotingsinstrument komt
voor de eurolanden (en ERM II-landen die willen meedoen) gericht op convergentie en
concurrentievermogen. Vanuit dit instrument zullen middelen worden verstrekt ter financiering
van de kosten van hervormingen en publieke investeringen die bijdragen aan het groei-
en aanpassingsvermogen van lidstaten. Daarmee wordt invulling gegeven aan de door
Nederland gewenste koppeling tussen de EU-begroting en hervormingen die nationale
economieën toekomstbestendig maken, zoals uiteengezet in het regeerakkoord.
Vraag 3
Kunt u inzage geven in hetgeen er precies overeen is gekomen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
Voor een overzicht van de gemaakte afspraken verwijs ik u naar het verslag van de
Eurogroep van 9 oktober, dat op 14 oktober naar de Tweede Kamer is gestuurd.2
Vraag 4
Wat is de omvang van de eurozonebegroting en hoe wordt het fonds precies gevuld (met
nieuwe eigen middelen bijvoorbeeld)? Welke verdeelsleutel wordt er toegepast en wat
is het Nederlands aandeel hierin?
Antwoord 4
In de Eurogroep van 9 oktober jl. is de eerdere afspraak bevestigd dat de omvang van
het BICC zal worden bepaald in de context van het Meerjarig Financieel Kader (MFK).
De omvang van het BICC is daarmee nu nog niet bekend. Een aantal lidstaten is voorstander
van een intergouvernementele overeenkomst (IGA) waarmee eurolanden additionele bijdragen
kunnen leveren aan het instrument, bovenop de financiering uit de reguliere middelen
van de EU-begroting. Nederland is van mening dat het instrument gefinancierd dient
te worden uit de reguliere middelen van de EU-begroting, onder het MFK-plafond, om
de eenheid van de EU-begroting te bewaken. Afgesproken is dat de discussie over de
noodzaak, inhoud, modaliteiten en omvang van een door een aantal lidstaten gewenste
IGA zal doorgaan in ambtelijke voorportalen van de Eurogroep. Wat Nederland betreft
mag er geen twijfel over bestaan dat deelname aan zo’n IGA vrijwillig is. De juridische
dienst van de Raad heeft daarom toegezegd dit in een bijlage bij de samenvattende
brief over de uitkomsten van de Eurogroep te bevestigen.
Verder hebben lidstaten afgesproken dat de verdeelsleutel voor de middelen die vooraf
aan de lidstaten worden toegewezen (minimaal 80% van het totaal) bestaat uit een combinatie
van bevolkingsomvang en het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking,
in combinatie met een ondergrens voor de ontvangsten uit het BICC ten opzichte van
de bijdrage die een lidstaat levert. Deze ondergrens is vastgesteld op 70%. De verdeelsleutel
heeft betrekking op het maximale bedrag dat lidstaten kunnen ontvangen. Lidstaten
krijgen middelen pas daadwerkelijk uitgekeerd zodra mijlpalen op gebied van hervormingen
en investeringen zijn bereikt, en aan alle voorwaarden voor toegang tot het BICC is
voldaan.
Van de middelen die worden toegewezen aan lidstaten kan Nederland derhalve aanspraak
maken op tenminste 70% van wat Nederland op basis van de BNI-sleutel aan het MFK afdraagt
ten behoeve van het gedeelte van de EU-begroting gereserveerd voor de BICC. Maximaal
20% van de middelen zal flexibel worden verdeeld onder lidstaten om in te kunnen spelen
op landspecifieke uitdagingen. In lijn met de Nederlandse wens gaat het daarbij om
bijzonder ambitieuze pakketten van hervormingen en investeringen, gelet op de prioriteiten
van de eurozone.
Vraag 5
Komt er een vetorecht voor de lidstaten over de voorgenomen uitgaven? Zo neen, waarom
niet?
Antwoord 5
Het BICC wordt een regulier instrument binnen de EU-begroting. Op grond van de Europese
wetgeving betekent dit dat de Europese Commissie verantwoordelijk is voor de implementatie
van het instrument. Lidstaten zullen in diverse ronden hun hervormings- en investeringsplannen
indienen bij de Commissie, die deze toetst aan de hand van vooraf vastgestelde voorwaarden.
Lidstaten worden in voorbereidende comités, en zo nodig in de Eurogroep, betrokken
bij de beoordeling van de voorstellen. Middelen worden pas uitgekeerd aan een lidstaat
door de Commissie als mijlpalen op gebied van hervormingen en investeringen zijn bereikt.
Vraag 6
Kunt u zich uitspreken tegen het gebruik van nieuwe eigen middelen om dit fonds te
financieren en tegen een aparte eurozonebegroting? Zo ja, welke maatregelen bent u
bereid te treffen om de invoering daarvan te voorkomen?
Antwoord 6
Het kabinet is geen voorstander van nieuwe eigen middelen of extra afdrachten van
eurolanden via een IGA om het instrument te financieren. Zoals aangegeven in het antwoord
op vraag 4 is Nederland van mening dat het instrument gefinancierd dient te worden
uit de reguliere middelen van de EU-begroting, onder het MFK-plafond, om de eenheid
van de EU-begroting te bewaken. Afgesproken is dat de discussie over de noodzaak,
inhoud, modaliteiten en omvang van een IGA voor aanvullende middelen zal doorgaan
in ambtelijke voorportalen van de Eurogroep. Deelname aan zo’n IGA is echter vrijwillig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.