Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 306 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven)
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 22 oktober 2019
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I.
ALGEMEEN
1
Inleiding
1
1.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
1
2.
Budgettaire aspecten
6
3.
Gevolgen voor bedrijfsleven en burger
8
4.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
8
5.
Uitvoeringstoets
9
6.
Overig
10
I. ALGEMEEN
               
Inleiding
               
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
                  leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66, GroenLinks, de SP, de PvdA en de ChristenUnie.
               
Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het
                  verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde
                  liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
               
De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen om te reageren op de commentaren
                  van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en het Register Belastingadviseurs
                  (RB). Deze reactie vindt zo veel mogelijk plaats waar dat onderwerp in deze nota aan
                  bod komt.
               
1. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
               
Uit de vraagstelling van de leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66 en de ChristenUnie
                  blijkt dat er onduidelijkheid bestaat over de stand van zaken met betrekking tot de
                  totstandkoming van de Subsidieregeling STAP-budget1 als vervangende regeling voor de fiscale aftrek van scholingsuitgaven. De Minister
                  van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft, mede namens de Minister van Onderwijs,
                  Cultuur en Wetenschap (OCW) een concept van de Subsidieregeling STAP-budget op 20 september
                  2019 naar uw Kamer gestuurd.2 In de aanbiedingsbrief van de conceptregeling is toegelicht waarom de uitvoeringstoets
                  van de regeling door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) nog ontbreekt
                  en is door de Minister van SZW toegezegd dat deze in ieder geval voor de behandeling
                  van de begroting van het Ministerie van SZW naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
               
De leden van de fractie van het CDA geven aan verbaasd te zijn dat dit wetsvoorstel
                     onderdeel uitmaakt van het Belastingplanpakket voor het jaar 2020 gegeven het feit
                     dat de fiscale regeling aftrek van scholingsuitgaven in 2020 nog wordt gecontinueerd.
                     Deze leden geven er de voorkeur aan de afschaffing van deze fiscale aftrekpost pas
                     te regelen als niet alleen de contouren van de nieuwe regeling bekend zijn, maar ook
                     de details en met name ook de uitvoering goed geregeld is. Bovendien is naar de mening
                     van deze leden het Belastingplan bedoeld voor wijzigingen die op 1 januari van het
                     volgende jaar in werking treden of voor wijzigingen die een langere voorbereidingstijd
                     kennen bij de Belastingdienst. Beide redenen zijn volgens de leden van de fractie
                     van het CDA voor onderhavig wetsvoorstel niet van toepassing. Ook de leden van de
                     fracties van de VVD en de ChristenUnie vragen naar de samenhang en afstemming tussen
                     het voorliggende wetsvoorstel, de inwerkingtreding bij koninklijk besluit (KB) en
                     (de implementatie van) het STAP-budget. Aan het besluit van het kabinet om het voorliggende
                     wetsvoorstel op te nemen in het Belastingplanpakket voor het jaar 2020 ligt een aantal
                     overwegingen ten grondslag. In de eerste plaats zij erop gewezen dat – anders dan
                     de gemaakte opmerkingen door de leden van de fractie van het CDA lijken te suggereren
                     – er geen sprake is van alleen contouren van de nieuwe regeling. De conceptregeling
                     STAP-budget die door de Minister van SZW op 20 september 2019 naar uw Kamer is gestuurd
                     is het product van een voortraject van zo’n twee jaar waarin met veel partijen (onder
                     andere sociale partners en vertegenwoordigers vanuit zowel het bekostigde als het
                     niet-bekostigde onderwijs) over deze regeling is gesproken en overlegd. En met uw
                     Kamer is ook al enkele malen gesproken over de regeling en de regeling is op het internet
                     geconsulteerd. De conceptregeling STAP-budget die nu in uw Kamer voorligt is dus geen
                     beschrijving van de contouren van die regeling, maar een uitgewerkte regeling waar
                     inmiddels breed draagvlak voor bestaat. De reden dat een uitvoeringstoets van de regeling
                     door het UWV op dit moment nog ontbreekt is dat het UWV, gezien de verwachte omvang
                     van de regeling (circa 250.000 toekenningen per jaar) en omwille van een zorgvuldige
                     beoordeling van de regeling, verzocht heeft om meer tijd om alle uitvoeringsaspecten
                     in beeld te brengen. Zoals hiervoor al is aangegeven zal de Minister van SZW deze
                     uitvoeringstoets in ieder geval voor de behandeling van de begroting van het Ministerie
                     van SZW naar uw Kamer sturen. Een reden om het voorliggende wetsvoorstel onderdeel
                     te maken van het Belastingplanpakket voor het jaar 2020 is ook, dat afschaffing van
                     de fiscale aftrek van scholingsuitgaven voorwaardelijk is aan de implementatie van
                     de Subsidieregeling STAP-budget. Indien de fiscale aftrek van scholingsuitgaven niet
                     wordt afgeschaft zijn voor het STAP-budget geen budgettaire middelen beschikbaar.
                     Om die reden is het gewenst dat, voordat het UWV begint met de (voorbereiding van
                     de) implementatie van het STAP-budget en daarvoor de investeringen doet, het parlement
                     heeft ingestemd met afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven. Het wettelijk
                     regelen van afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven per 1 januari
                     2020 en inwerkingtreding van deze maatregel door middel van een KB biedt ruimte om
                     zowel nu te starten met het implementatietraject voor invoering van het STAP-budget
                     als te voorkomen dat de nu voorliggende wet op een moment in werking treedt dat het
                     (nog) niet mogelijk is om de Subsidieregeling STAP-budget op een verantwoorde wijze
                     in te voeren. Ten slotte is een overweging voor het nu indienen van dit wetsvoorstel
                     geweest dat mensen hierdoor bij hun scholingskeuze rekening kunnen houden met de voorgenomen
                     wijzigingen in de tegemoetkomingen in de kosten van scholing vanuit de rijksoverheid.
                     Ook nu al zullen de meeste mensen die hun scholingsbeslissing bewust (mede) baseren
                     op de mogelijkheid van fiscale aftrek van scholingsuitgaven er van op de hoogte zijn,
                     dat sinds 2016 al het voornemen bestaat om de fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                     af te schaffen. Door de meeste belastingadviseurs wordt daar via het internet al melding
                     van gemaakt. In het door het Centraal Planbureau (CPB) in 2016 uitgevoerde evaluatieonderzoek
                     van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven wordt bovendien geconcludeerd dat deze
                     regeling een hoge deadweightloss heeft, dat wil zeggen dat er slechts een beperkt
                     aantal mensen is voor wie de mogelijkheid van fiscale aftrek van invloed is op hun
                     scholingsbeslissing. Dat laatste is ook een van de redenen voor het voorstel om de
                     fiscale regeling aftrek van scholingsuitgaven af te schaffen en te vervangen door
                     het STAP-budget. Het nu wettelijk regelen van afschaffing van de fiscale aftrek van
                     scholingsuitgaven per 1 januari 2020 en inwerkingtreding van de wet per KB maakt het
                     mogelijk dat zowel de Belastingdienst (in het traject van de aangifte) als het UWV
                     (in het implementatietraject van het STAP-budget) meer expliciet en helder kunnen
                     communiceren over de (gevolgen van) afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                     en invoering van de vervangende Subsidieregeling STAP-budget.
                  
De leden van de fractie van het CDA vragen wanneer de publieke voorlichting over de
                     procedures van het STAP-budget beginnen en waar een belastingplichtige die in 2019
                     met een meerjarige studie is begonnen of die bijvoorbeeld in september 2020 een studie
                     wil beginnen naartoe moet om een tegemoetkoming voor 2021 te regelen. De leden van
                     de fractie van D66 vragen hoe het kabinet de bekendheid met de nieuwe regeling en
                     communicatie hierover wil bevorderen, onder andere om ervoor te zorgen dat de doelgroep
                     ook echt van de nieuwe regeling gebruik gaat maken. Na het uitbrengen van de uitvoeringstoets
                     over het STAP-budget door het UWV zal de Minister van SZW de Tweede Kamer informeren
                     wanneer gestart wordt met de publieke voorlichting over de procedures van het STAP-budget
                     waarin ook de specifieke vragen van de leden van de fracties van het CDA en D66 over
                     de communicatie zullen worden geadresseerd.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen de bevestiging dat er geen enkele beperking
                     is bij de fiscale aftrek van scholingsuitgaven in 2020 zolang de Subsidieregeling
                     STAP-budget nog niet van kracht is. Die vraag kan bevestigend worden beantwoord. Verder
                     vragen deze leden of de Subsidieregeling STAP-budget via een voorhang eerst nog kan
                     worden voorgelegd aan de Kamer. Zoals hiervoor reeds aangegeven ligt de conceptregeling
                     STAP-budget sinds 20 september 2019 bij uw Kamer voor. De vaste commissie van SZW
                     van uw Kamer heeft in de procedurevergadering van 1 oktober 2019 besloten om deze
                     regeling te agenderen voor een te zijner tijd te voeren algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen welke stappen het kabinet zet om verdere
                     regelingen binnen de fiscaliteit te beperken die beter via een uitgavenregeling geregeld
                     kunnen worden. Bij voorstellen voor nieuwe fiscale regelingen dient het toetsingskader
                     fiscale regelingen, onderdeel van de Rijksbegrotingsvoorschriften, te worden doorlopen.
                     Hierin wordt expliciet de vraag gesteld waarom een fiscale regeling de voorkeur heeft
                     boven een uitgavenregeling. Ook in evaluaties van fiscale regelingen dient deze afweging
                     te worden gemaakt. Momenteel wordt in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit
                     gewerkt aan een doorlichting van de evaluaties van fiscale regelingen, waarbij onder
                     andere wordt gekeken in hoeverre evaluaties eraan bijdragen dat fiscale regelingen
                     die beter als uitgavenregeling geregeld kunnen worden, ook uiteindelijk omgezet zijn
                     of worden in uitgavenregelingen. Daarnaast wordt, zoals ik in mijn brief van 15 april
                     2019 heb aangegeven3, geïnventariseerd welke fiscale regelingen in aanmerking zouden kunnen komen voor
                     vereenvoudiging of omzetting in een regeling buiten de fiscaliteit.
                  
De leden van de fractie van de VVD vragen hoeveel mensen in absolute zin gebruikmaken
                     van de fiscale regeling aftrek van scholingsuitgaven. In 2017 (de meest recente cijfers
                     die beschikbaar zijn) maakten 369.000 belastingplichtigen gebruik van deze regeling.
                     Indien degenen buiten beschouwing worden gelaten die in dat jaar enkel van de aftrek
                     gebruikmaakten in verband met het definitief niet omzetten van de prestatiebeurs in
                     een gift, bedraagt dit aantal 350.000.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarop het kabinet de verwachting baseert
                     dat de vervangende Subsidieregeling STAP-budget wél de mensen met een kwetsbare positie
                     op de arbeidsmarkt gaat bereiken. Voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt,
                     vaak zijn dat mensen met een laag opleidingsniveau en een laag inkomen, biedt de Subsidieregeling
                     STAP-budget een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van de fiscale aftrek van
                     scholingsuitgaven. De Subsidieregeling STAP-budget kent in de eerste plaats niet het
                     probleem dat bij de fiscale aftrek kan voorkomen dat een te laag inkomen wordt genoten
                     om de aftrek van scholingsuitgaven te kunnen verzilveren. Verder geldt voor de fiscaal
                     in aftrek te brengen scholingsuitgaven een drempel van € 250 en daarboven bedraagt
                     de tegemoetkoming in de scholingsuitgaven het percentage waartegen de gedane scholingsuitgaven
                     in aftrek kunnen worden gebracht op het inkomen. Bij de fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                     is er derhalve altijd sprake van een eigen bijdrage in de scholingskosten van meer
                     dan 50%. De Subsidieregeling STAP-budget heeft geen drempel en tot een maximum van
                     € 1.000 wordt het volledige bedrag van een kwalificerende opleiding vergoed. Een ander
                     belangrijk voordeel van het STAP-budget in vergelijking met de fiscale aftrek van
                     scholingsuitgaven is dat de kosten van een opleiding niet voorgefinancierd hoeven
                     te worden. Het STAP-budget kan eenvoudig digitaal worden aangevraagd en wordt na goedkeuring
                     van de aanvraag rechtstreeks uitbetaald aan de opleider. Daarnaast is het voornemen
                     om aan mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, ondersteunend aan het
                     gebruik van de Subsidieregeling STAP-budget, de mogelijkheid te bieden van een adviesgesprek.
                     De verwachting is dat zo’n adviesgesprek kan bijdragen aan het wegnemen van drempels
                     voor groepen die weinig bijscholen, weinig scholingsmogelijkheden hebben of het meeste
                     baat hebben bij scholing.
                  
De leden van de fractie van de SP vragen wat de oorzaak is van het door het CPB in
                     het evaluatieonderzoek van 2016 vastgestelde dominante gebruik van de fiscale aftrek
                     van scholingsuitgaven door hoogopgeleiden en of deze dominantie wordt uitgedrukt in
                     aantallen gebruikers of in de hoogte van de genoten aftrek en of in dit laatste geval
                     correlatie bestaat met de groeiende inkomensverschillen tussen hoger- en lageropgeleiden.
                     In de vorenstaande reactie op vragen van de fractie van GroenLinks wordt een aantal
                     mogelijke oorzaken genoemd waarom door mensen met een lage opleiding en een daarmee
                     vaak ook samenhangend laag inkomen in verhouding met hogeropgeleiden weinig gebruik
                     wordt gemaakt van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven. Het relatief grotere gebruik
                     van de fiscale aftrek door hoogopgeleiden betreft met name het aantal gebruikers,
                     zo blijkt uit tabel 3.2 van het evaluatieonderzoek. Het CPB gaat niet in op mogelijke
                     verklaringen hiervoor. Daarnaast blijkt uit aangiftecijfers dat de gemiddelde aftrek
                     in de eerste drie schijven dicht bij elkaar ligt, maar dat de gemiddelde aftrek in
                     de vierde schijf substantieel hoger is. De vormgeving en uitvoering van het STAP-budget
                     is erop gericht om ook mensen met een lage opleiding en een laag inkomen te stimuleren
                     om voor behoud en versterking van hun arbeidsmarktpositie zich regelmatig bij-, om-
                     of na te scholen. Betere scholing van laagopgeleiden draagt op zich bij aan het op
                     termijn verkleinen van de inkomensverschillen tussen hoger- en lageropgeleiden, al
                     zal het partiële effect van deze maatregel lastig te meten zijn.
                  
De leden van de fractie van de SP vragen of de middelen die nu op de begroting van
                     het Ministerie van OCW structureel zijn opgenomen voor vervanging van de fiscale aftrek
                     van scholingsuitgaven door een subsidieregeling nog steeds gebruikt kunnen worden
                     door studenten. In reactie hierop zij opgemerkt dat sinds de invoering van het studievoorschot
                     iedereen met recht op studiefinanciering, waaronder begrepen het recht op een studievoorschot,
                     is uitgezonderd van fiscale aftrek van scholingsuitgaven. De vervangende Subsidieregeling
                     STAP-budget waarvoor op de begroting van het Ministerie van OCW de middelen zijn gereserveerd
                     is bedoeld om iedereen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt in staat te stellen
                     om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid.
                  
De leden van de fractie van de VVD geven aan enigszins zorgen te hebben over het ontbreken
                     van een overgangsrecht voor scholingsuitgaven die worden gedaan in belastingjaren
                     na de afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven. Deze leden vragen wat
                     de budgettaire gevolgen zijn voor het instellen van een overgangsrecht, zodat ook
                     mensen die in 2016 of later meerjarige scholingsuitgaven zijn aangegaan en niet op
                     de hoogte waren van plannen van het kabinet niet voor onvoorziene kosten en lasten
                     komen te staan. Ook het RB plaatst in zijn reactie op het wetsvoorstel kanttekeningen
                     bij het overgangsrecht en pleit ervoor om toch een overgangsregeling op te nemen voor
                     meerjarige opleidingen die zijn aangevangen vóór de inwerkingtreding van de onderhavige
                     wet, dan wel vóór 15 juli 2019. De leden van de fractie van GroenLinks vragen nader
                     te onderbouwen hoeveel mensen geraakt gaan worden door de keuze om geen overgangsrecht
                     toe te passen voor scholingsuitgaven die gedaan worden in belastingjaren na afschaffing
                     van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (ondanks het feit dat voor deze uitgaven
                     wellicht eerder verplichtingen zijn aangegaan) en hoeveel geld het zou kosten als
                     voor deze groep wél overgangsrecht gehanteerd zou worden. In de memorie van toelichting
                     is de keuze voor het wel en niet opnemen van overgangsrecht beargumenteerd. In 2016
                     is bij uw Kamer al een wetsvoorstel ingediend voor afschaffing van de fiscale aftrek
                     van scholingsuitgaven en sinds die tijd is dus in principe bekend dat het voornemen
                     voor afschaffing bestaat. Verder zal indien het voorliggende wetsvoorstel door de
                     Tweede en Eerste Kamer wordt aanvaard, de mogelijkheid van fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                     niet abrupt per 1 januari aanstaande eindigen maar in ieder geval nog volgend jaar
                     mogelijk zijn. De vraag van de leden van de fracties van de VVD en GroenLinks wat
                     de kosten zouden zijn van overgangsrecht voor mensen die voor afschaffing van de fiscale
                     aftrek verplichtingen zijn aangegaan voor meerjarige scholingsuitgaven valt niet te
                     beantwoorden. De Belastingdienst beschikt niet over gegevens welk aandeel van de in
                     een belastingjaar in aftrek gebrachte scholingsuitgaven meerjarig zijn en ook niet
                     hoeveel jaar opleidingen die meerjarig zijn nog doorlopen. Maar afgezien van de vraag
                     wat de budgettaire kosten daarvan zouden zijn is veel belangrijker dat het creëren
                     van overgangsrecht voor meerjarige scholingsuitgaven zeer lastig uitvoerbaar zal zijn.
                     In de eerste plaats de vraag hoe je dit overgangsrecht zou moeten en kunnen afbakenen.
                     Voor welke meerjarige opleidingen en met welke doorlooptijd van die opleidingen geldt
                     het overgangsrecht. En als die vraag al beantwoord kan worden de vervolgvraag hoe
                     de Belastingdienst kan/moet vaststellen en controleren dat een belastingplichtige
                     die na afschaffing van de regeling nog scholingsuitgaven fiscaal in aftrek brengt
                     dat ook rechtmatig doet. Ook dat is een reden geweest waarom ervoor is gekozen om
                     dit overgangsrecht niet in het onderhavige wetsvoorstel op te nemen. Iedereen die
                     nu met een meerjarige opleiding bezig is of daar dit jaar of volgend jaar mee gaat
                     beginnen kan in ieder geval over dit jaar (2019) en volgend jaar (2020) de scholingsuitgaven
                     die daarvoor kwalificeren tot een maximum van € 15.000 per jaar nog fiscaal in aftrek
                     brengen. De leden van de fractie van de VVD vragen een toelichting waarom in de memorie
                     van toelichting gesproken wordt over «mogelijk» in aanmerking komen voor het STAP-budget.
                     Het woordje «mogelijk» is gebruikt omdat het afhankelijk is van de feitelijke situatie
                     of aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming uit het STAP-budget wordt voldaan.
                  
De leden van de fractie van het CDA zijn blij dat het overgangsrecht voor belastingplichtigen
                     waarbij de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift in stand blijft.
                     Deze leden vragen hoe andere nabetalingen van scholingskosten in een later jaar dan
                     dat het onderwijs heeft plaatsgevonden fiscaal moeten worden behandeld. Voor de aftrek
                     van scholingsuitgaven geldt dat scholingsuitgaven voor aftrek in aanmerking kunnen
                     komen in het jaar waarin ze betaald worden. Voor nabetalingen van scholingskosten
                     betekent dit dat deze voor aftrek in aanmerking kunnen komen in het jaar van de (na)betaling.
                     Indien de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, zoals voorgesteld, zonder overgangsrecht
                     voor toekomstige scholingsuitgaven wordt afgeschaft komen de vanaf het moment van
                     afschaffing betaalde scholingsuitgaven niet meer voor aftrek in aanmerking. Nabetalingen
                     die worden gedaan na afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven komen
                     derhalve ook niet meer voor aftrek in aanmerking. Wellicht ten overvloede wordt hierbij
                     opgemerkt dat het bij de situatie waarvoor de fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                     in stand blijft – de situatie dat een prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet
                     in een gift – niet gaat om nabetalingen van scholingskosten. Het gaat in die situatie
                     om scholingsuitgaven die eerder (vóór juli 2015) zijn gedaan, maar waarvoor destijds
                     geen recht op aftrek bestond, omdat recht bestond op een prestatiebeurs en ervan werd
                     uitgegaan dat die prestatiebeurs zou worden omgezet in een gift. De scholingsuitgaven
                     zijn op dat moment nog geen zogenoemde drukkende uitgaven. Indien na afloop van de
                     diplomatermijn blijkt dat de prestatiebeurs niet wordt omgezet in een gift bestaat
                     op grond van de wet alsnog recht op aftrek van die eerder (vóór juli 2015) gemaakte
                     scholingsuitgaven. Voor die gevallen voorziet de wet zoals gezegd reeds in overgangsrecht
                     op grond waarvan – op basis van de door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) aan de
                     Belastingdienst gerenseigneerde gegevens – een (forfaitair) bedrag aan scholingsuitgaven
                     fiscaal in aftrek kan worden gebracht.
                  
2. Budgettaire aspecten
               
De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen een nadere toelichting op de
                  raming van het budgettaire beslag van de fiscale aftrek vaan scholingsuitgaven.
               
In de raming van het budgettaire beslag van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                  is uitgegaan van een endogene jaarlijkse stijging van het gebruik van de fiscale aftrek
                  van scholingsuitgaven van 3%. De leden van de fractie van de VVD vragen waarop dit
                  percentage is gebaseerd. Het percentage van 3% is gebaseerd op een gemiddelde langjarige
                  groei vanaf 2006. De toepassing van dit groeipercentage verklaart waarom het geraamde
                  budgettaire beslag van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven na 2017 oploopt. De
                  in de memorie van toelichting opgenomen raming van het budgettaire beslag van de fiscale
                  aftrek van scholingsuitgaven voor 2020 en 2021 van € 213 miljoen, respectievelijk
                  € 217 miljoen, is exclusief het budgettaire beslag van de aftrek van scholingsuitgaven
                  door (ex) studenten van wie de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een
                  gift. De raming van het budgettaire beslag (belastingderving) van het overgangsrecht
                  voor (ex) studenten waarvan de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een
                  gift bedraagt € 25 miljoen. Omdat het hier gaat om continuering van een bestaande
                  regeling is de met dit overgangsrecht gemoeide derving aan belastingen endogeen en
                  hoeft hiervoor niet te worden gecompenseerd, dit in reactie op de vraag hierover van
                  de leden van de fractie van het CDA. Het in de memorie van toelichting vermelde bedrag
                  van het budgettaire beslag van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven in 2021 betreft
                  louter het technisch doortrekken van de raming indien deze fiscale regeling in 2021
                  ongewijzigd zou worden gecontinueerd, dit in reactie op de vraag van de leden van
                  de fractie van het CDA waarom er € 217 miljoen nodig zou zijn in 2021 als in dat jaar
                  de Subsidieregeling STAP-budget in werking treedt. In het inkomstenkader is de afschaffing
                  van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven met ingang van 2021 verwerkt (geen budgettaire
                  derving meer als gevolg van deze fiscale aftrekpost) waartegenover op de begroting
                  van het Ministerie van OCW vanaf 2021 een bedrag is gereserveerd van structureel € 218
                  miljoen voor de Subsidieregeling STAP-budget (bedrag wordt bij invoering van de regeling
                  overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van SZW). De leden van de fractie
                  van de VVD vragen, zo wordt deze vraag in ieder geval geïnterpreteerd, wat de gevolgen
                  zijn van de voor de fiscale aftrek van scholingsuitgaven geraamde endogene jaarlijkse
                  groei van 3% voor het op de begroting van het Ministerie van OCW nu opgenomen bedrag
                  van structureel € 218 miljoen voor de vervangende regeling. Deze leden veronderstellen
                  dat dit bedrag in 2022 door dit groeipercentage zal worden overschreden en hoe dat
                  wordt opgevangen. In reactie hierop zij opgemerkt dat de fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                  en de Subsidieregeling STAP-budget geen vergelijkbare regelingen zijn. Een belangrijk
                  verschil is onder meer dat de fiscale regeling in budgettair opzicht een openeinderegeling
                  is en de Subsidieregeling STAP-budget zoals deze nu is uitgewerkt een subsidieplafond
                  kent dat gebaseerd wordt op het voor de regeling beschikbare budget. Daarbij zij aangetekend
                  dat uitgavenposten op de rijksbegroting in beginsel jaarlijks worden geïndexeerd via
                  het mechanisme van de loon- en prijsbijstelling. Om de doeltreffendheid, het bereik
                  van alle doelgroepen en de uitvoeringspraktijk nauwgezet te kunnen volgen heeft de
                  Minister van SZW al toegezegd dat het STAP-budget uitgebreid zal worden gemonitord
                  en geëvalueerd. De resultaten uit de monitoring van het STAP-budget kunnen ook aanleiding
                  geven tot tussentijdse aanpassing van de regeling, bijvoorbeeld indien blijkt dat
                  de beoogde arbeidsmarkteffecten uitblijven.4
De leden van de fractie van het CDA vragen naar de doorwerking van de afschaffing
                  van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven naar de toeslagen en naar een eventuele
                  verschuiving van scholingsuitgaven naar de resultaats- of winstsfeer. In de raming
                  van de opbrengst van afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven is geen
                  rekening gehouden met de doorwerking naar de toeslagen. Op basis van het inkomenssimulatiemodel
                  van het CPB wordt de doorwerking naar de toeslagen geraamd op € 21 miljoen (€ 8 miljoen
                  minder zorgtoeslag, € 8 miljoen minder huurtoeslag, € 5 miljoen minder overige toeslagen).
                  Het is overigens goed om met betrekking tot deze doorwerking naar de toeslagen op
                  te merken dat dit geen effect is waar huishoudens structureel mee worden geconfronteerd.
                  De meeste individuele huishouden zullen in de regel incidenteel, eens in de zo veel
                  jaar wanneer een opleiding wordt gevolgd waarvoor scholingsuitgaven in aftrek gebracht
                  (kunnen) worden, in dat specifieke jaar te maken (kunnen) krijgen met een hoger bedrag
                  aan toeslag(en). De grootte van dat effect voor individuele huishoudens is onder meer
                  afhankelijk van de omvang van de fiscale aftrek en de hoogte van het inkomen en waar
                  dat inkomen zit in het afbouwtraject van de verschillende toeslagen. Of, en zo ja
                  in welke mate, er een verschuiving van scholingsuitgaven zal plaatsvinden naar de
                  resultaats- of winstsfeer valt niet te zeggen. Op het moment van afschaffing treedt
                  de Subsidieregeling STAP-budget in werking en bestaat de mogelijkheid om daarvan gebruik
                  te maken. Daarnaast is verschuiving naar de resultaats- of winstsfeer waarschijnlijk
                  slechts beperkt mogelijk, omdat men ondernemer of resultaatgenieter moet zijn en bovendien
                  de scholingsuitgaven als aftrekbare kosten moeten kwalificeren.
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat er bij de huidige fiscale
                  regeling geen maximumbedrag is en bij de toekomstige subsidie wel. Deze leden vragen
                  wat er gebeurt als meer mensen gebruik willen maken van de subsidie dan nu wordt geraamd
                  (€ 218 miljoen) en of in dat geval de subsidie (tijdelijk) wordt stopgezet of het
                  beschikbare bedrag wordt opgehoogd. De huidige fiscale aftrek voor scholingsuitgaven
                  kent een drempel van € 250 waarboven de uitgaven – onder voorwaarden – aftrekbaar
                  zijn tot een maximum van € 15.000 per jaar. Dit maximum geldt alleen niet in de zogenoemde
                  standaardstudieperiode. Dit is een periode van maximaal 5 jaar voor de leeftijd van
                  30 jaar waarin iemand zijn tijd grotendeels besteedt aan een opleiding met een zodanige
                  studielast dat geen volledige werkkring mogelijk is. Het STAP-budget kent een maximum
                  van € 1.000. Dit bedrag is lager dan het maximum van € 15.000 bij de fiscale aftrek
                  van scholingsuitgaven. Maar hierbij dient opgemerkt te worden dat over het belastingjaar
                  2017 in 82 procent van alle gevallen scholingskosten van minder dan € 2.500 worden
                  afgetrokken. De tegemoetkoming van € 1.000 vanuit het STAP-budget komt – uitgaande
                  van de IB-tarieven 2023 en de beperking van het aftrektarief in de hoogste schijf
                  in 2023, die in dat jaar het structurele niveau bereikt – overeen met een aftrek van
                  ongeveer € 2.700.5
Verder gaat het bij de Subsidieregeling STAP-budget om een gebudgetteerde regeling
                  met een subsidieplafond. Dit betekent dat als het voor deze regeling beschikbare budget
                  in enig jaar wordt volgemaakt geen tegemoetkoming hieruit meer wordt verstrekt. Het
                  beschikbare budget wordt per jaar over meerdere tijdvakken beschikbaar gesteld.
               
3. Gevolgen voor bedrijfsleven en burger
               
De leden van de fractie van het CDA vragen welke administratieve lastenverzwaring
                  er staat tegenover de administratieve lastenverlichting van € 750.000 die afschaffing
                  van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven voor burgers oplevert wanneer diezelfde
                  burger in plaats van het opvoeren van een aftrekpost straks een STAP-budget wil aanvragen.
                  Uitgaande van 250.000 aanvragen per jaar (op basis van een gemiddelde subsidie van
                  € 800) becijfert het Ministerie van SZW de administratieve last voor de jaarlijkse
                  aanvragen van het STAP-budget op € 625.000.
               
4. Uitvoeringskosten Belastingdienst
               
De leden van de fractie van de VVD vragen een toelichting waarom het bedrag dat de
                  Belastingdienst bespaart op de uitvoeringskosten de komende jaren alleen maar toeneemt.
                  In de uitvoeringstoets is opgenomen dat het wetsvoorstel € 1,9 miljoen incidentele
                  kosten met zich mee brengt, maar een structurele besparing oplevert van € 700.000
                  (€ 90.000 bij dienstverlening en € 610.000 bij handhaving en toezicht). De incidentele
                  kosten die moeten worden gemaakt komen voort uit het verwijderen van de aftrek voor
                  scholingsuitgaven – rekening houdend met het overgangsrecht – uit de voorlopige en
                  de definitieve aanslag en de werkzaamheden bij dienstverlenging en toezicht die de
                  overgangsperiode na afschaffing van de regeling voor scholingsaftrek met zich mee
                  brengen. De structurele besparing ontstaat doordat met het afschaffen van de aftrek
                  voor scholingsuitgaven een regeling vervalt die alleen met handmatig toezicht controleerbaar
                  is. Dit vergroot de handhaafbaarheid van de inkomstenbelasting en is een vereenvoudiging
                  voor de Belastingdienst.
               
De leden van de fractie van het CDA lezen dat de afschaffing van de fiscale aftrek
                  van scholingsuitgaven een vereenvoudiging is voor de Belastingdienst, maar dat de
                  Belastingdienst er in de uitvoeringstoets ook terecht op wijst dat deze wetswijziging
                  kan leiden tot extra (jaarlijkse) terugbetalingen van toeslagen. Deze leden vragen
                  of erover is nagedacht om deze gevolgen te beperken via communicatie. Door de Belastingdienst
                  is daar inderdaad al over nagedacht. De communicatie rond deze aanpassing wordt gecombineerd
                  met de reeds geplande communicatie over de afbouw van het aftrekpercentage voor grondslagverminderende
                  aftrekposten en – waar mogelijk – de communicatie over de voorlopige aanslag, het
                  Belastingplan en de jaarovergang. Afhankelijk van de uitkomsten van onderzoek is mogelijk
                  een extra communicatiemoment nodig gedurende de zomer (als veel nieuwe opleidingen
                  starten). Ook tijdens de aangiftecampagne wordt aandacht besteed aan het afschaffen
                  van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven. Ook zullen de scripts voor de Belastingtelefoon
                  worden aangepast. Het is voor de Belastingdienst onmogelijk om over elke door te voeren
                  wijziging individueel te communiceren.
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre de bespaarde uitvoeringskosten
                  bij de Belastingdienst gaan neerslaan op de begroting en wat dit betekent voor de
                  handhaving van en het toezicht op de nieuwe subsidieregeling. De in de eindsituatie
                  te realiseren structurele besparing op de uitvoeringskosten bij de Belastingdienst
                  blijft binnen de begroting van de Belastingdienst beschikbaar. De kosten voor uitvoering
                  van de Subsidieregeling STAP-budget zullen gefinancierd worden uit het voor deze subsidieregeling
                  beschikbare bedrag van structureel € 218 miljoen. Wat de kosten voor de uitvoering
                  van deze regeling zijn moet duidelijk worden uit de nog uit te brengen uitvoeringstoets
                  door het UWV.
               
5. Uitvoeringstoets
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre de huidige systeemwijziging
                  (van fiscaal naar subsidie) daadwerkelijk de lagere inkomens helpt als zij dit gaan
                  merken in de hoeveelheid toeslag die ze ontvangen. In hoeverre de vervanging van de
                  fiscale aftrek voor scholingsuitgaven door het STAP-budget financieel voordelig is
                  voor iemand met een laag inkomen die ook recht heeft op toeslagen is niet in zijn
                  algemeenheid aan te geven. Dit is onder meer afhankelijk van de vraag of iemand met
                  een laag inkomen gebruikmaakt van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven en, indien
                  hiervan gebruik wordt gemaakt, in hoeverre door het wegvallen van deze aftrek het
                  recht op toeslagen vermindert. Voor het kabinet is het belangrijk dat iedereen in
                  Nederland de kans krijgt om meer regie te nemen over investeringen in de eigen ontwikkeling.
                  De huidige fiscale aftrek van scholingsuitgaven wordt naar verhouding minder gebruikt
                  door lagere inkomens. Reden hiervan kan zijn dat bij de huidige fiscale aftrek van
                  scholingsuitgaven de scholing eerst zelf gefinancierd moet worden en dat alleen een
                  gedeeltelijke teruggave kan worden verkregen via de aangifte inkomstenbelasting. Voor
                  lagere inkomens kan ook nog sprake zijn van een verzilveringsprobleem. Met de vervanging
                  van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven in een subsidieregeling wil het kabinet
                  deze mogelijke belemmeringen voor lagere inkomens om deel te nemen aan scholing wegnemen.
                  Bij het STAP-budget is geen sprake van voorfinanciering en – als de kosten voor de
                  scholing onder het maximumbedrag blijven – ook niet van een eigen bijdrage. Het kabinet
                  wil hiermee een positieve stimulans geven aan de deelname van lagere inkomens aan
                  scholing.
               
6. Overig
               
De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet bereid is na te denken over
                  een fiscale oplossing voor individuele leerrekeningen, zodat de leerrekening zonder
                  risico’s kan worden meegenomen naar de nieuwe werkgever of bij de werknemer kan blijven
                  in tijden van werkeloosheid.
               
De vraag van deze leden gaat over leerrekeningen die worden aangeboden door werkgevers.
                  Dit betreft niet de als vervangende regeling voor de fiscale aftrek van scholingsuitgaven
                  voorgestelde Subsidieregeling STAP-budget, aangezien het daarbij gaat om een door
                  de overheid gefinancierde regeling. De fiscale behandeling van door werkgevers aangeboden
                  leerrekeningen staat dan ook los van het voorliggende wetsvoorstel. Over deze fiscale
                  behandeling en de door partijen gevoelde onzekerheid daarover zijn al meerdere brieven
                  door de Minister van SZW naar uw Kamer gestuurd. Er is in dit kader ook een werkgroep
                  ingesteld, waarin de Ministeries van SZW en Financiën en de Belastingdienst met enkele
                  sectoren en uitvoerders werken aan verbeterpunten binnen de huidige fiscale wetgeving
                  met als doel de onzekerheid te verminderen. In de laatste brief hierover van 3 juni
                  20196 is aangegeven dat de «werkgroep zich de komende periode onder meer gaat richten op
                  andere mogelijkheden ter verduidelijking van de fiscale behandeling van private leerrekeningen,
                  zoals de meeneembaarheid van het individuele budget naar een andere werkgever (portabiliteit)
                  en de inzet van het individuele budget bij werkloosheid.» Het door de leden van de
                  fractie van het CDA gesignaleerde punt komt derhalve in dat traject aan de orde.
               
De Staatssecretaris van Financiën,
                  M. Snel
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën