Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over de militarisering van Europa’s Afrikabeleid
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de militarisering van Europa’s Afrikabeleid (ingezonden 9 augustus 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Ministers van Defensie
en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid (ontvangen 30 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 146.
Vraag 1
Kent u het bericht «Europa’s Afrikabeleid militariseert»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Herkent u zich in de constatering dat uit allerlei onderzoeken blijkt dat Europese
militaire en beveiligingsbedrijven de afgelopen tien jaar een dwingende en bepalende
rol hebben gespeeld in de vormgeving van de Europese migratiepolitiek? Zo nee, waarom
niet?
Wat is uw reactie op de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven niet alleen
de middelen voor grensbewaking hebben geleverd, maar ook nauw betrokken zijn bij het
opstellen van het Europese beleid ten opzichte van migratie, onder andere via de European
Organisation for Security (EOS), een lobbygroep voor de grootste wapenfabrikanten
in Europa?
Antwoord 2, 3
Het beeld dat Europese militaire en beveiligingsbedrijven, onder andere via de European
Organisation for Security, een dwingende en bepalende rol hebben gespeeld bij het
vormgeven van het Europese migratiebeleid wordt door het kabinet niet herkend.
De EU en haar lidstaten zetten zich in om effectief, veilig en humanitair migratiebeleid
te ontwikkelen. Voor Nederland is veiligheid een integraal onderdeel van het migratiebeleid,
zie de Kamerbrief «integrale migratieagenda» (Kamerstuk 19 637 nr. 2375). In het kader van de beleidsvorming zijn er contacten met een veelheid aan niet-gouvernementele
organisaties, nationaal en internationaal. Het merendeel van deze organisaties, zo
niet allemaal, heeft tevens contacten met uw Kamer en spant zich in voor met name
een humanitair beleid. Bij het opstellen van het Nederlandse migratiebeleid, inclusief
de integrale aanpak, en het bepalen van het Nederlands standpunt in de EU, zijn geen
private militaire of beveiligingsbedrijven betrokken.
Nederland en andere lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van
het migratiebeleid, waaronder bewaking van de buitengrenzen. In operaties van Frontex
kan eventueel beroep worden gedaan op de diensten van private partijen ter ondersteuning
van deze uitvoering, bijvoorbeeld door het inzetten van een vliegtuig ter ondersteuning
van grenssurveillance. Deze inzet vindt altijd plaats onder de verantwoordelijkheid
van de desbetreffende lidstaat.
Vraag 4
Kunt u een inschatting geven van de toename van drone surveillance boven de Middellandse
Zee de afgelopen jaren en de afname van de maritieme capaciteit om mensen op zee te
redden? Kan gesteld worden dat drones de inzet van schepen in enige mate vervangen?
Antwoord 4
De investeringen in grensbewakingsmiddelen, waaronder Unmanned Aerial Systems (UAS), door de EU zijn toegenomen. UAS worden voornamelijk ingezet voor Intelligence, Surveillance & Reconnaissance (ISR)-taken met als doel om onder andere mensensmokkelnetwerken in kaart te brengen.
In het geval van operatie EUNAVFORMED Sophia is bijvoorbeeld, als gevolg van de verminderde
maritieme presentie, het belang van UAS voor de instandhouding van de informatiepositie
toegenomen. Echter, door de grote verschillen in de taakstelling van UAS en schepen
kan niet worden gesteld dat UAS de inzet van schepen ten behoeve van Sophia kunnen
vervangen. Er is dan ook geen direct causaal verband vast te stellen tussen de toename
van het gebruik van drones en de afname van de maritieme capaciteit.
Vraag 5
Herkent u het beeld dat wapenbedrijven erin zijn geslaagd migratie als een veiligheidsprobleem
voor te stellen in plaats van een mensenrechtenkwestie?
Antwoord 5
Nee, het kabinet herkent dit beeld niet. Onder verwijzing naar de Integrale Migratieagenda
van 29 maart 2018 merkt het kabinet op dat mensenrechten en veiligheid beide belangrijke
aspecten zijn van het migratievraagstuk en onderdeel vormen van het Nederlandse en
Europese migratiebeleid. Zoals vermeld in de beantwoording van vraag 2 en 3 zijn wapenbedrijven
geenszins betrokken bij de totstandkoming van het migratiebeleid.
Voorts wijst het kabinet u erop dat de term veiligheid in het Nederlandse en Europese
migratiebeleid niet alleen veiligheid van grenzen en nationale veiligheid behelst,
maar ook in belangrijke mate betrekking heeft op de veiligheid van vluchtelingen en
andere migranten. Zo zetten Nederland en de EU zich in voor het voorkomen en tegengaan
van verdrinkingen, mensensmokkel en mensenhandel. Daarnaast strekt de term veiligheid
zich ook uit naar de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie, waarbij tal
van verschillende instrumenten worden ingezet om instabiliteit en conflict in landen
van herkomst te voorkomen.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven die verdienen
aan de verkoop van beveiligingstechnologie ook actief zijn in de oorlogen die verantwoordelijk
zijn voor veel van de vluchtelingen, waardoor de industrie profiteert van twee kanten
van de tragedie? Wat vindt u hiervan?
Antwoord 6
Het ligt voor de hand dat beveiligingsbedrijven voornamelijk worden ingeschakeld in
minder veilige gebieden, en dat onverantwoorde leveranties van militaire goederen
een negatieve impact kunnen hebben op de veiligheid en stabiliteit in landen.
Om dit laatste te voorkomen kent Nederland een restrictief wapenexportbeleid, dat
er op toe ziet dat vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen aan
een zorgvuldige toetsingsprocedure worden onderworpen. Het kabinet toetst dit soort
vergunningaanvragen aan de acht criteria van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt
(EUGS) inzake wapenexport. Conform criterium 3 verleent het kabinet geen uitvoervergunning
als het risico bestaat dat desbetreffende goederen bijdragen aan het uitlokken, verlengen
of verergeren van gewapende conflicten of bestaande spanningen in het land van eindbestemming.
Verder bestaat de toetsing uit een grondige analyse van onder meer de mogelijke effecten
van de goederen op de mensenrechtensituatie (criterium 2) en op de regionale stabiliteit
(criterium 4). Als de toetsing uitwijst dat er een duidelijk risico bestaat dat de
beoogde uitvoer een negatieve uitwerking heeft op bovengenoemde onderwerpen, wordt
de vergunningaanvraag geweigerd.
Nederland bepleit in verschillende fora dat andere Europese landen een even restrictief
wapenexportbeleid hanteren, maar kan dit niet afdwingen omdat het afgeven van exportvergunningen
voor militaire goederen een nationale bevoegdheid is.
Vraag 7
Kunt u aangaande migratie vanuit Afrika aangeven hoeveel Nederland sinds 2015 heeft
uitgegeven, al dan niet via de Europese Unie (EU), aan de in het artikel genoemde
en andere (particuliere) beveiligingsbedrijven?
Antwoord 7
Zowel Nederland als de EU verstrekken geen rechtstreekse ondersteuning aan (particuliere)
beveiligingsbedrijven gerelateerd aan migratie vanuit Afrika. Het komt wel voor dat
bij de implementatie van migratieprogramma’s voor specifieke doeleinden gebruik wordt
gemaakt van (particuliere) beveiligingsbedrijven. Daarbij gaat het om inzet ter beveiliging
van het betrokken EU-personeel, voor de aanschaf van materieel en het verzorgen van
trainingen.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat ondanks de inzet van vele duizenden militairen in Mali de veiligheidssituatie
in dat land ernstig is verslechterd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De VN-missie in Mali (MINUSMA) is voornamelijk ingericht om, samen met de ondertekenaars
van het vredesakkoord uit 2015, de vrede in Noord-Mali te bestendigen. Hier ligt dan
ook het zwaartepunt van de MINUSMA-troepenmacht. In de afgelopen jaren heeft MINUSMA
bijgedragen aan de afname van conflicten tussen gewapende groepen in het noorden van
Mali. Ook is de stabiliteit in dat deel van het land verbeterd. Tegelijkertijd is
duidelijk dat de uitvoering van het vredesakkoord in een hoger tempo moet plaatsvinden.
Bovendien is in andere delen van het land, met name in Centraal-Mali, sprake van toenemende
onveiligheid en instabiliteit. Gezien de veranderende veiligheidssituatie heeft MINUSMA
inmiddels haar aanwezigheid uitgebreid naar het centrum van het land. De stabiliserende
rol van de missie blijft essentieel om duurzame vrede en stabiliteit in Mali te bereiken.
Een uitgebreide analyse van de verslechterende veiligheidssituatie in het centrum
van Mali is uw Kamer op 14 mei jl. toegegaan (Referentie 2019D18857).
Vraag 9, 10
Hoe belangrijk was het argument om te voorkomen dat terroristen naar Europa zouden
reizen voor Nederland, zoals de premier in 2017 stelde, om deel te nemen aan de VN-missie
in Mali?
Welk bewijs heeft u dat de VN-missie eraan heeft bijgedragen dat terroristen niet
naar Europa konden reizen? Kunt u concrete voorbeelden hiervan noemen?
Antwoord 9, 10
In de artikel-100 brief «Nederlandse bijdrage aan MINUSMA in 2019 en veiligheidsinzet
in de Sahel 2019 tot en met 2021» zijn de Nederlandse gronden voor deelname aan MINUSMA
uiteengezet. Daarin beschrijft het kabinet, dat, zoals geschetst in de Geïntegreerde
Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS), de Defensienota, de nota Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en verschillende Kamerbrieven, het kabinet
inzet op een internationale aanpak voor de veiligheid van Nederland. Deze inzet blijft
zich primair richten op instabiele regio’s rondom Europa en vooral daar waar de Nederlandse
veiligheid en belangen in het geding zijn.
De Sahel is zo’n instabiele regio in de nabijheid van Europa. De demografische trend
(verdriedubbeling van de bevolking tot 2050) in combinatie met een gebrek aan sociaaleconomische
perspectieven en klimaatvraagstukken is een katalysator voor instabiliteit. Bovendien
vormt Mali een kruispunt van smokkelroutes, waarvan terroristische groeperingen, criminele
organisaties en gewapende groepen gebruik maken voor de smokkel van wapens, drugs
en mensen. Een gebrek aan staatsgezag en basisvoorzieningen voor de bevolking vormen
een voedingsbodem voor radicalisering.
Het besluit tot Nederlandse deelname aan de VN-vredesmissie in 2013 diende verscheidene
Nederlandse belangen, waarvan een de zojuist genoemde Nederlandse inzet op vrede en
stabiliteit betrof. Door een bijdrage te leveren aan MINUSMA wilde Nederland bijdragen
aan de bevordering van stabiliteit in Mali en aan het tegengaan van terrorisme en
geweld. Instabiliteit in Mali werkt namelijk (internationaal) terrorisme in de hand
en heeft niet alleen een destabiliserend effect op Mali, maar op de gehele fragiele
regio aan de zuidgrens van Europa.
De Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel blijft er ook de komende jaren op gericht
om terrorisme tegen te gaan en de grondoorzaken van instabiliteit, en de daaruit voorkomende
irreguliere migratie, weg te nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.