Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma over het artikel "De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders"
Vragen van de leden Groothuizen en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Buitenlandse zaken over het artikel «De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders» (ingezonden 18 juli 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Buitenlandse Zaken (ontvangen
22 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3578.
Vraag 1
Kent u het artikel «De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen,
waarschuwen Nederlandse reders»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat tussen juni en november 2018 13 procent van de migranten werd
gered door een commercieel schip, tegen drie procent in diezelfde periode een jaar
eerder? Zo nee, welke cijfers heeft u daarover?
Antwoord 2
Het kabinet beschikt niet over dergelijke cijfers.
Vraag 3 en 4
Wat is er precies gebeurd bij het incident, waarbij een koopvaardijschip is gekaapt?
Is dit vaker voorgekomen?
Hoeveel incidenten zijn bekend waarbij het redden van migranten door koopvaardijschepen
vervolgens heeft geleid tot spanningen aan boord?
Antwoord 3 en 4
Dit schip (de ElHiblu2 vaart niet onder de Nederlandse vlag. De precieze toedracht van het incident is daardoor
niet bekend.
Incidenten waarbij het redden van migranten door koopvaardijschepen heeft geleid tot
spanningen aan boord worden niet centraal geregistreerd. Het is dan ook niet mogelijk
vast te stellen om hoeveel incidenten het gaat.
Een onveilige situatie aan boord kan ontstaan wanneer de schepen onvoldoende zijn
uitgerust om voor langere tijd grote groepen mensen aan boord te hebben. Dit kan ook
voor koopvaardijschepen gelden wanneer drenkelingen zich langere tijd aan boord bevinden.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het pleidooi van de Nederlandse reders voor voldoende veilige havens
om reddingsacties van de koopvaardij tot een goed einde te brengen?
Antwoord 5
Het kabinet steunt dit pleidooi. Het is ook in lijn met de inzet van het kabinet om
te komen tot een structurele oplossing voor ontscheping in de EU, maar ook in andere
landen om de Middellandse Zee.
Vraag 6
Welke stappen gaat u, al dan niet in EU-verband, zetten om ervoor te zorgen dat er
veilige havens zijn voor de spoedige ontscheping van geredde migranten?
Antwoord 6
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de meest recente correspondentie hierover
via het Schriftelijk Overleg met uw Kamer ter voorbereiding op de informele JBZ-raad
van 18-19 juli jl. als ook het verslag van deze bijeenkomst.3 Zoals toegelicht in dit verslag, hebben deze bijeenkomsten niet geresulteerd in een
tijdelijk mechanisme dat, wat het kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele
oplossing voor ontscheping. Het kabinet zal blijven aandringen op een mechanisme waarin
een zo groot mogelijke groep, zo niet alle lidstaten, haar verantwoordelijkheid neemt.
Inclusief de lidstaten van aankomst. Daarnaast blijft het kabinet voorstander van
een algemeen verdelingsmechanisme waarin bij aankomst middels een verplichte grensprocedure
onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers, kansarme asielzoekers en
irreguliere economische migranten. Hierbij draagt het kabinet tevens uit dat herplaatsing
alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende, disproportionele druk
staat.
Vraag 7
Welke andere maatregelen kunt u nemen om de veiligheid, zowel van migranten als koopvaardijschepen,
te vergroten?
Antwoord 7
Zoals bij uw Kamer bekend heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat om veiligheidsredenen
recentelijk veiligheids- en bemanningseisen gesteld aan schepen die stelselmatig drenkelingen
aan boord nemen. Dit vergroot de veiligheid. Daarnaast mag worden verwacht dat een
structurele oplossing voor de herverdeling van drenkelingen in Europa ertoe zal leiden
dat sneller een veilige haven gevonden kan worden waar migranten ontscheept kunnen
worden. Dit kan betekenen dat het verblijf van deze mensen aan boord kortstondig wordt.
Ook dit vergroot de veiligheid. Over de laatste stand van zaken over deze discussie,
is uw Kamer geïnformeerd via de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele
JBZ-raad van 18–19 juli jl.
Vraag 8 en 10
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de EUNAVFOR MED Sophia missie?
Op welke wijze probeert u het mandaat van deze missie te verlengen en daarbij weer
tot de inzet van schepen te komen om drenkelingen te redden en mensensmokkel te bestrijden?
Antwoord vraag 8 en 10
Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de beantwoording van vergelijkbare vragen
als onderdeel van het Schriftelijk Overleg met uw Kamer ter voorbereiding op de informele
JBZ-raad van 18-19 juli jl. als ook naar de beantwoording van schriftelijke vragen
van het lid Groothuizen over dit onderwerp.4 Daarbij moet worden aangetekend dat het mandaat van operatie Sophia is gericht op
het bestrijden van mensensmokkel en niet op de redding van drenkelingen. Laatste is
een internationale verplichting die voortvloeit uit het internationaal zeerecht. Voor
Nederland is het van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op
een structurele oplossing voor ontscheping in de EU conform de conclusies van de Europese
Raad van juni 2018 en ook niet vooruitlopen op onderhandelingen over het Gemeenschappelijke
Europees Asiel Stelsel (GEAS). Inmiddels heeft het Politiek en Veiligheidscomité (PVC)
van de EU besloten om het mandaat van Sophia voor 6 maanden onveranderd te verlengen.
Vraag 9
Welk effect heeft, naar uw verwachting, het hervatten van patrouilles met schepen
van EUNAVFOR MED Sophia op de veiligheid van koopvaardijschepen?
Antwoord 9
Het mandaat van Sophia is onveranderd verlengd voor zes maanden. Het kabinet wijst
er op dat ook het beschermen van koopvaardijschepen geen onderdeel is van het mandaat
van de missie. Het kabinet beschikt niet over informatie over het effect van patrouilles
in Sophia op de veiligheid van koopvaardijschepen.
Vraag 11
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor 20 augustus 2019 beantwoorden?
Antwoord 11
Nee.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.