Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het bericht dat een kwart van de ggz-instellingen 2018 afsloten met rode cijfers
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat een kwart van de ggz-instellingen 2018 afsloten met rode cijfers (ingezonden 3 september 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
18 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 74.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kwart ggz-instellingen in het rood»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht en van het rapport van Intrakoop en Verstegen
dat in het bericht wordt genoemd.
Vraag 2
Kunt u toelichten waarom een deel van de verleende zorg door ggz-instellingen niet
wordt vergoed door gemeenten en verzekeraars? Bent u van mening dat deze gang van
zaken gewenst is?
Antwoord 2
Verzekeraars, gemeenten en zorgaanbieders maken afspraken met elkaar over de te leveren
zorg en de betalingen die daarbij horen. Die afspraken worden vastgelegd in contracten
die zij met elkaar sluiten. Het is daarbij onder meer van belang dat partijen een
goede inschatting maken van de verwachte zorgvraag en tijdig overgaan tot aanvullende
afspraken als dat nodig is (het zogenoemde bijcontracteren).
In het Hoofdlijnenakkoord GGZ 2019–2022 zijn afspraken gemaakt over het verbeteren
van het proces van bijcontractering tussen zorgverzekeraars en aanbieders. De Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) zal in de volgende monitor contractering GGZ, die begin 2020
wordt verwacht, aandacht besteden aan dat proces van bijcontracteren. In de monitor
contractering GGZ van mei 2019 signaleerde de NZa nog ruimte voor verbetering. Overigens
houdt de NZa daarnaast regulier toezicht op het nakomen van de zorgplicht van zorgverzekeraars.
Mocht er bij de contractering overigens een conflict ontstaan tussen een zorgaanbieder
en een verzekeraar of gemeente, dan kunnen partijen dat aan de rechter voorleggen.
Voor de afspraken tussen verzekeraars en zorgaanbieders geldt dat als partijen de
indruk hebben dat de afspraken niet nagekomen worden, zij daarvoor ook terecht kunnen
bij een onafhankelijke instantie: de geschillencommissie zorgcontractering.
Vraag 3
Deelt u het inzicht dat het genoemde gebrek aan arbeidskrachten niet zal worden verholpen
door het feit dat geleverde zorg niet wordt vergoed en zelfs in toenemende mate de
situatie in de ggz verslechterd?
Antwoord 3
Het gebrek aan arbeidskrachten is in eerste instantie een capaciteitsprobleem. Het
gaat erom mensen voor de ggz te werven en bestaand personeel te behouden. Dit is een
forse uitdaging voor de betrokken partijen.
GGZ Nederland zet daartoe met haar arbeidsmarktagenda in op investeringen in strategische
personeelsplanning, aantrekkelijk werkgeverschap en behoud van personeel.
VWS ondersteunt de sector via het bekostigen van opleidingsplaatsen op basis van de
ramingen door het Capaciteitsorgaan. Dat orgaan berekent het aantal benodigde opleidingsplekken
voor ggz-beroepen. Daarmee komen er voldoende opleidingsplaatsen beschikbaar om aan
de verwachte vraag naar ggz-personeel te kunnen voldoen. Daarnaast zet VWS met het
actieprogramma «Werken in de Zorg» breed in op de beschikbaarheid van voldoende, goed
toegerust en tevreden personeel. Daarvoor wordt onder meer op het opleidingsinstrument
SectorplanPlus ingezet. Dit is met name gericht op nieuwe (zij-)instroom en we verbreden
het voor het komende vierde tijdvak naar de inzet op behoud van personeel.
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze ontwikkelingen die leiden tot een afname in investeringen
in bijvoorbeeld vastgoed en onderhoud bijdragen aan een onhoudbare situatie in de
toekomst?
Antwoord 4
Als geleverde zorg niet wordt vergoed kan dat, afhankelijk van de context en omstandigheden,
tot financiële problemen bij ggz-aanbieders leiden.
Dat kan invloed hebben op de financiële mogelijkheden van die zorgaanbieders om te
investeren in bijvoorbeeld personeelsbeleid of (onderhoud van) vastgoed. In mijn antwoord
op vraag 6 ga ik verder in op de ontwikkeling van de financiële positie van ggz-instellingen
Vraag 5
Acht u het aannemelijk dat deze ontwikkelingen zullen leiden tot een perverse prikkel
met als gevolg dat ggz-instellingen de afweging zullen maken iemand wel of niet te
behandelen gebaseerd op hoe duur de zorg is die diegene nodig heeft? Zo nee, waarop
baseert u dat vertrouwen?
Antwoord 5
Ik acht dit niet aannemelijk. Verzekeraars en gemeenten hebben ook ten aanzien van
dure cliënten een zorgplicht. Het is aan zorgverzekeraars, gemeenten en ggz-aanbieders
om afspraken te maken die voorkomen dat patiënten die langer of intensiever zorg nodig
hebben, worden geweerd, enkel omdat de zorg voor hen relatief duur is. Voor de afspraken
tussen verzekeraars en aanbieders geldt dat de bekostiging van de ggz hierbij geen
belemmerende factor vormt. De huidige bekostiging is grotendeels gebaseerd op tarieven
per klasse van behandelminuten. Hoe hoger de klasse, des te hoger het tarief. Gemiddeld
zijn de jaarlijks door de NZa vastgestelde tarieven kostendekkend.
Dit laat onverlet dat de kosten die een zorgaanbieder maakt onder specifieke omstandigheden
hoger kunnen zijn dan de vergoeding die ontvangen wordt, bijvoorbeeld als een zorgaanbieder
meer zorg verleent bovenop hetgeen contractueel is afgesproken met een verzekeraar
(bijvoorbeeld via een omzetplafond). In zo’n situatie ontstaat er bij die zorgaanbieder
(tenzij contractafspraken dat verhinderen) een prikkel om een patiëntenstop in te
voeren. De behandeling van patiënten met zowel een lichte als met een zware zorgvraag
is dan verliesgevend voor die zorgaanbieder. Zorgverzekeraars moeten dan uit hoofde
van hun zorgplicht passende zorg voor al deze patiënten regelen. Dat kan bij dezelfde
zorgaanbieder (door bij te contracteren) of door hun verzekerden naar een andere zorgaanbieder
te bemiddelen.
Vraag 6
Kunt u uitleggen waardoor het nettoresultaat van ggz-instelling daalde met maar liefst
65% terwijl het aantal cliënten met 11% steeg en de gemiddelde kosten per cliënt stegen
met 3,9%? Maakt u zich zorgen over deze ontwikkeling? Zo ja, welke stappen bent u
van plan te zetten in reactie hierop?
Antwoord 6
De belangrijkste factoren die volgens het rapport van Intrakoop en Verstegen de negatieve
ontwikkeling van het gemiddelde financiële resultaat in de ggz in 2018 verklaren,
zijn de stijging van kosten van de inzet van personeel (en in het bijzonder de stijging
van de kosten van «personeel niet in loondienst») en het feit dat ggz-instellingen
door gemaakte contractafspraken niet alle geleverde zorg vergoed krijgen. Als deze
negatieve ontwikkeling zich onverkort zou voortzetten, zou dat inderdaad reden zijn
tot zorg.
In het Hoofdlijnenakkoord GGZ 2019–2022 zijn afspraken gemaakt die aangrijpen op deze
factoren. Zo zijn in het Hoofdlijnenakkoord maatregelen afgesproken om arbeidsmarktknelpunten
aan te pakken en om het proces rond verzoeken tot bijcontracteren beter te laten verlopen
(zie ook mijn antwoorden op de vragen 2 en 3).
Over de uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord vindt periodiek overleg plaats met partijen
in de ggz. Eventuele knelpunten bij de uitvoering, kunnen daar worden besproken.
Uit de analyse van Intrakoop en Verstegen blijkt dat het jaar 2018 vooral voor grotere
ggz-instellingen een financieel moeilijk jaar is geweest. Uit de jaarrekeningen van
enkele grote ggz-instellingen die over 2018 verlies leden, blijkt dat zij inmiddels
over 2019 betere afspraken met verzekeraars en/of gemeenten hebben gemaakt dan verwacht
en dat zij mede hierdoor over 2019 betere financiële resultaten verwachten. We zullen
moeten afwachten hoe de financiële resultaten in de ggz zich in 2019 uiteindelijk
zullen ontwikkelen. Ik blijf dat aandachtig volgen, maar vooralsnog stemmen dit soort
signalen mij hoopvol.
Omdat zorgaanbieders, verzekeraars en gemeenten voldoende ruimte hebben om passende
vergoedingsafspraken te maken en gelet op de afspraken in het Hoofdlijnenakkoord,
heb ik het vertrouwen dat de ggz-sector genoeg instrumenten in handen heeft om de
neerwaartse ontwikkeling wat betreft het financieel resultaat van ggz-aanbieders te
kunnen keren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.