Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over de sociale staat van Nederland 2019
Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de sociale staat van Nederland 2019 (ingezonden 12 september 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 31 oktober
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) waarin,
afgezien van het algemeen positieve beeld van de sociale staat van Nederland, geconcludeerd
wordt dat ondanks de flinke economische groei, de kwaliteit van leven voor veel mensen
niet is toegenomen sinds het begin van de crisis in 2008?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de objectieve kwaliteit van leven tussen 2008 en 2018 gemiddeld
gezien niet is toegenomen, ondanks het economische herstel van de afgelopen jaren?
In hoeverre is dit veroorzaakt door het gevoerde beleid?
Antwoord 2
Het SCP geeft aan dat tussen 2008 en 2010 sprake was van een verbetering van de objectieve
leefsituatie, dat vanaf 2010 tot 2012 sprake was van een verslechtering, en dat de
objectieve leefsituatie sindsdien niet significant is veranderd. Overigens laat het
SCP zien dat de leefkwaliteit van ouderen de laatste tien jaar verbeterd is.
Onderliggend speelt mee dat de stijging van de levensverwachting stagneert, het aandeel
mensen met een lichamelijke beperking niet afneemt en het aandeel mensen met een langdurige
aandoening licht toeneemt. Het aantal vakanties, deelname aan vrijwilligerswerk en
de deelname aan sport- en cultuur zijn vrij stabiel. Woonkwaliteit, bezit van consumptiegoederen
en koopkracht zijn verbeterd. Het SCP doet geen uitspraak over de mate waarin beleid
verantwoordelijk is voor deze ontwikkelingen.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat de groep mensen met zowel objectieve als subjectieve achterstanden
in de kwaliteit van leven niet kleiner wordt? In hoeverre is dit veroorzaakt door
het gevoerde beleid?
Antwoord 3
De objectieve leefsituatie en subjectieve levenstevredenheid van mensen wordt door
veel verschillende factoren beïnvloed. Op sommigen daarvan heeft de overheid indirect
invloed. Andere factoren liggen buiten het bereik van de overheid, of kunnen wel beïnvloed
worden maar slechts op zeer lange termijn. De overheid is niet in staat om elk probleem
van alle Nederlanders weg te nemen. Op die punten waar de overheid wel invloed heeft
en een verantwoordelijkheid ziet, voert dit kabinet beleid.
In de Sociale Staat van Nederland 2017 heeft het SCP eveneens verschillen beschreven
tussen verschillende groepen. In de kabinetsreactie daarop heeft het kabinet aangegeven
deze verschillen helaas te erkennen, en uiteengezet welke inzet het kabinet daarop
heeft. Het gaat dan onder andere om het volgende:
• Investeringen in gelijke kansen in het onderwijs, onder andere door versterking van
vroeg- en voorschoolse educatie en het bevorderen van doorstroom binnen het onderwijs;
• Aandacht voor een leven lang ontwikkelen en een brede ontwikkeling met ook aandacht
voor gezondheidsvaardigheden, laaggeletterdheid en mediawijsheid;
• Meer perspectief op een vaste baan voor mensen die daar behoefte aan hebben, en gelijke
arbeidsmarktkansen ongeacht gender of migratieachtergrond.
Daarnaast heeft het kabinet in de recente Miljoenennota ook een aantal andere maatregelen
aangekondigd waarvan een positieve bijdrage aan de objectieve leefkwaliteit kan worden
verwacht. Het gaat dan onder andere om meer ruimte op de knellende woningmarkt, door
een impuls van 1 miljard euro voor de woningbouw en het verder aanjagen van de bouw
met 1 miljard via de verhuurdersheffing; en lastenverlichting, door een hogere algemene
heffingskorting en een hogere arbeidskorting.
Vraag 4
In hoeverre kan de relatieve welvaartstilstand van de afgelopen tien jaar verklaard
worden door per saldo toenemende (onvermijdbare) kosten en lasten?
Antwoord 4
Het SCP concludeert dat het gestandaardiseerd reëel besteedbaar inkomen van de meeste
huishoudens in de periode 2008- 2013 is gedaald als gevolg van de grootste economische
crisis na de Tweede Wereldoorlog. In de periode van 2013 tot 2017 is het inkomen van
de meeste groepen weer hersteld.
Het SCP schrijft ook dat de invloed van de overheid via belastingen, premies en toeslagen
op de hoogte van inkomens beperkt is. Economische ontwikkelingen zoals de reële loonontwikkeling
en werkeloosheid zijn veel belangrijker voor de ontwikkeling van inkomens. Dat gezegd
hebbende zijn de collectieve lasten de afgelopen tien jaar gestegen van circa 36%
in 2008 tot circa 39% in 2019. Deze hogere collectieve lasten hangen samen met hogere
collectieve uitgaven aan onder andere zorg en sociale zekerheid (AOW-uitgaven). Overigens
is de ontwikkeling van de «welvaart» natuurlijk veel breder dan alleen de ontwikkeling
van het inkomen. Onze welvaart hangt af van ons menselijk, economisch, natuurlijk
en sociaal kapitaal. Randvoorwaarde daarbij is dat onze vrede, veiligheid en democratische
rechtsorde gewaarborgd zijn. Met hervormingen en investeringen probeert het kabinet
onze welvaart te versterken. In de Miljoenennota 2020 wordt hier uitgebreid aandacht
aan besteed.
Vraag 5
Ziet u het als een nederlaag van de afgelopen kabinetten dat de objectieve kwaliteit
van leven van Nederlanders niet is toegenomen en dat verschillen tussen groepen naar
inkomen en naar opleiding op de arbeidsmarkt de afgelopen tien jaar niet veranderd
zijn ondanks de economische opleving? Kunt u uw antwoord motiveren?
Antwoord 5
Zie vraag 3.
Vraag 6
Deelt u de mening van het SCP dat de stagnatie van de subjectieve en objectieve kwaliteit
van leven tussen 2008 en 2018 uit te leggen is als achteruitgang, gezien de doelstelling
in het regeerakkoord: «Nederland moet niet alleen vooruitgaan in de statistieken»?2
Antwoord 6
Zie vraag 3.
Vraag 7
Deelt u de conclusie van het SCP dat recente economische groei meer bij bedrijven
is terechtgekomen dan bij burgers? Kunt u dit verklaren? In hoeverre komt dit door
het gevoerde beleid? Hoe gaat u het tij keren?
Antwoord 7
Het kabinet onderkent dat de beschikbare inkomens van huishoudens sinds de crisis
beperkt zijn gestegen, vergeleken met de ontwikkeling van het bbp. Voor een deel komt
dat doordat de lasten zijn gestegen om hogere overheidsuitgaven aan bijvoorbeeld zorg
en onderwijs te bekostigen – uitgaven die doorgaans ten goede komen aan huishoudens.
Dat laat echter onverlet dat de inkomensgroei van huishoudens beperkt is.
Het CPB laat in de MEV2020[1] zien hoe de groei van het nationale inkomen na belasting
(«de nationale koek») in de periode 2008–2020 wordt verdeeld tussen bedrijven, gezinnen
en de overheid. Die analyse laat zien dat vooral bedrijven en de overheid tijdens
de beginjaren van crisis de grootse klappen hebben opgevangen, terwijl huishoudens
in die periode gespaard zijn gebleven. In latere crisisjaren is het aandeel van de
overheid licht gestegen, in de periode waarin de overheidsfinanciën op orde zijn gebracht.
Na de crisis hebben vooral bedrijven geprofiteerd van economische groei, om van de
crisis te herstellen. Voor de komende jaren vertaalt zich dat in een hoger aandeel
voor huishoudens.
Het kabinet ziet graag dat huishoudens kunnen meeprofiteren van economische groei.
Daarom heeft het kabinet op Prinsjesdag een pakket aan latenverlichting aangekondigd
dat vooral huishoudens ten goede komt, en niet zozeer bedrijven. Samen is dat goed
voor structureel € 3 miljard, bovenop de lastenverlichting die al was afgesproken
in het Regeerakkoord. Het tweeschijvenstelsel wordt een jaar eerder ingevoerd en daarnaast
verhoogt het kabinet de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, terwijl de
verlaging van de vennootschapsbelasting voor bedrijven met een jaar wordt uitgesteld.
Bovendien heeft het kabinet eerder dit jaar aangekondigd om de energierekening van
burgers te verlagen, terwijl bedrijven juist een hoger aandeel van de energierekening
gaan betalen.
Vraag 8
Constaterende dat het aandeel mensen met een lage levenstevredenheid en lage levensstandaard
stijgt, wat gaat u extra doen om deze groeiende groep van nu al 400.000 mensen, waaronder
ouderen, uit het slop te trekken en perspectief te bieden op werk, en als dat niet
mogelijk blijkt op degelijke inkomensbescherming, zodat zij niet meer door de bodem
zakken?
Antwoord 8
Zie vraag 3.
Vraag 9
Wat gaat u eraan doen om te bereiken dat Nederland niet alleen in de statistieken
gemiddeld vooruitgaat, maar dat de groeiende economie ook daadwerkelijk leidt tot
verbetering in de kwaliteit van leven en dat alle Nederlanders ook ervaren dat het
beter gaat?
Antwoord 9
Zie vraag 3.
Vraag 10
Wat gaat u doen met het advies van de directeur van het SCP om niet alleen of vooral
naar koopkrachtcijfers te kijken, maar ook naar alles wat daar omheen zit en mede
bepalend is voor de kwaliteit van leven, zoals de gezondheidszorg, het leenstelsel
of de lastenontwikkeling?
Antwoord 10
Ik ben het van harte met de directeur van het SCP eens dat wij ons niet moeten blindstaren
op de koopkrachtplaatjes. Koopkrachtplaatjes zijn een nuttig instrument om inzicht
te geven in de effecten van beleid gegeven de economische ontwikkeling, maar zijn
te beperkt om uitspraken te doen over de ontwikkeling van de welvaart. Zoals aangegeven
in antwoord op vraag 4 wordt in de Miljoenennota 2020 uitgebreid aandacht besteed
aan de ontwikkeling van de brede welvaart
Vraag 11
Hoe kan verklaard worden dat onder 65-plussers sinds 2014 een dalende tendens waarneembaar
is in het gebruik van thuiszorg, hulp bij het huishouden en andere ondersteuning thuis?
In hoeverre wordt dit veroorzaakt door de beschikbaarheid van thuiszorg en andere
vormen van huishoudelijke ondersteuning en in hoeverre wordt deze tendens opgevangen
door toenemende mantelzorg? Welke conclusies verbindt u aan het afnemende beroep op
thuiszorg?
Antwoord 11
Er is sinds 2014 veel veranderd waardoor de cijfers over het gebruik niet goed met
elkaar te vergelijken zijn. Zo is met de hervorming van de langdurige zorg vanaf 2015
meer nadruk gelegd op wat mensen en hun omgeving zelf kunnen en hoe ze zelf regie
houden op hun eigen leven. Met de hervormingen is ook het aanbod van voorzieningen
anders vormgegeven. Voor een uitgebreide beschouwing hierop verwijs ik naar de brief
van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 juni jl. waarin een reactie
is gegeven op de evaluatie van de hervorming langdurige zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.