Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Middendorp, Ldders en Koerhuis over het inschrijven in de Basisregistratie Persoon (BRP)
Vragen van de leden Middendorp, Lodders en Koerhuis (allen VVD) aan de Minister en Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris Financiën over het inschrijven in de Basisregistratie Persoon (BRP) (ingezonden 30 augustus 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 17 oktober 2019).
Vraag 1 en 2
Is het waar dat iedere burger zich op een willekeurig adres in een gemeente kan inschrijven
in de Basisregistratie Persoon (BRP)?
Welke handelingen moet een gemeente verrichten om bijvoorbeeld de identiteit van de
in te schrijven persoon te controleren en het adres waarop deze wordt ingeschreven
te controleren? Heeft de gemeente inzicht in, toegang tot, het aantal bewoners dat
staat ingeschreven in een woning op het moment dat daar nieuwe bewoners aan worden
toegevoegd of ingeschreven? In welke wet- en regelgeving (inclusief circulaires) is
dit geregeld? Heeft de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) hierover handreikingen
voor gemeenten?
Antwoord 1 en 2
Volgens de wet BRP moet iedereen die rechtmatig verblijf geniet en naar redelijke
verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland
zal verblijven, ingeschreven worden in de BRP.
Een burger kan zich niet op een willekeurig adres in een gemeente inschrijven. De
opneming van het adresgegeven in de BRP geschiedt door het college van burgemeester
en wethouders op grond van de verplichte aangifte van de burger of, indien deze in
gebreke blijft met het doen van aangifte, ambtshalve.
Bij een aangifte van een verhuizing controleert de gemeente altijd de identiteit van
de aangever. Tevens wordt nagegaan of er nog bewoners op het in de aangifte vermelde
adres zijn ingeschreven. De gemeente is bijhouder van de BRP en heeft inzicht in alle
gegevens over de eigen inwoners, waaronder het adres. In de BRP kan de gemeente zien
of, en zo ja welke, andere personen op het adres zijn ingeschreven. De woonbestemming
van het adres kan door de gemeente worden gecontroleerd in de basisregistratie adressen
en gebouwen (BAG).
Daarnaast controleren sommige gemeenten de verhuisaangifte vooraf door bewijsstukken
te vragen zoals een huurcontract of verhuurdersverklaring om de feitelijke situatie
vast te stellen. Er zijn ook gemeenten die zo min mogelijk belemmeringen willen opwerpen
om aangifte van verhuizing te doen. Deze gemeenten controleren achteraf, bijvoorbeeld
door een brief te sturen gericht aan de personen die op het adres staan ingeschreven
met de vraag of zij hiermee bekend zijn.
Hoe de gemeente hiermee om moet gaan is niet voorgeschreven. Gemeenten zijn vrij om
zelf te bepalen op welke wijze zij verhuisaangiften controleren en in de BRP verwerken.
Daarbij maken zij de afweging tussen snelle verwerking van de aangifte en klantvriendelijkheid
enerzijds en het uitvoeren van voorafgaand onderzoek en afhandeling van de verhuisaangifte
anderzijds. Daarbij speelt mee dat indien bij elke verhuizing van de burger wordt
gevraagd de gang naar het gemeenteloket te maken of bewijsstukken te overleggen, dit
negatief kan uitpakken voor de aangiftebereidheid van mensen en de mogelijkheid om
digitaal aangifte te doen. Deze aangiftebereidheid is van cruciaal belang voor de
actualiteit en daarmee de kwaliteit van de adresgegevens in de BRP.
Bij twijfel over de bewoningssituatie op een adres moet de gemeente onderzoek doen
en indien nodig de BRP aanpassen naar de feiten. Dat kan ook ambtshalve, zonder medewerking
van de burger. Deze twijfel kan bijvoorbeeld ontstaan door:
een melding van mogelijke onjuistheid van een gegeven in de BRP, afkomstig van een
bestuursorgaan;
een signaal van een burger of een andere afdeling binnen de gemeente;
een risicomelding ontvangen in het kader van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit over
mogelijk onjuiste inschrijving op een adres.
Het uitvoeren van adresonderzoek is opgenomen in de circulaire Adresonderzoek BRP
van het Ministerie van BZK die tot stand is gekomen in samenwerking met de NVVB.
Als blijkt dat er oneigenlijk aangifte is gedaan, door valsheid in geschrifte te plegen,
is dit strafrechtelijk aan te pakken. De gemeente kan er ook voor kiezen een bestuurlijke
boete op te leggen.
Afhankelijk van de situatie kan de gemeente, vooraf en achteraf, doen wat nodig is.
Met ruim een miljoen verhuizingen per jaar hebben gemeenten veel kennis ontwikkeld
en zijn zij goed in staat om hier op een goede manier invulling aan te geven.
Via het wettelijk verplichte evaluatie-instrument dat gemeenten elk jaar moeten uitvoeren
en waarvan ze de resultaten aan de Autoriteit Persoonsgegevens als privacy-toezichthouder,
en aan het Ministerie van BZK moeten sturen, wordt onder andere gemonitord hoe het
inschrijfproces bij gemeenten is ingericht.
Vraag 3
is het waar dat een gemeente zonder instemming van een reeds ingeschreven bewoner
op het betreffende adres een nieuwe bewoner kan inschrijven? Zo ja, vindt u dit een
wenselijke ontwikkeling?
Antwoord 3
Aangifte van verhuizing doen naar een adres waarop al iemand is ingeschreven, is mogelijk.
Echter, bij de verwerking van die aangifte voert de gemeente een aantal controles
uit. Zo wordt de nieuwe inschrijving in samenhang met de huidige situatie op het adres
gecontroleerd en als er aanleiding is voor twijfel, wordt er om aanvullende informatie
gevraagd of onderzoek gedaan. Daarbij gaat het uitsluitend om het vaststellen van
de feitelijke woonsituatie. Inschrijving in de BRP op een adres in de gemeente is
derhalve niet afhankelijk van de instemming van de reeds op dat adres ingeschreven
bewoner. Slechts het feitelijk verblijf van de burger op het adres is bepalend.
Instemming als voorwaarde voor inschrijving zou in strijd zijn met de essentie van
de BRP, namelijk het vastleggen van de feitelijke situatie. Het college van burgemeester
en wethouders is verantwoordelijk voor het vaststellen van de feitelijke situatie
en de juiste inschrijving.
De reeds op het adres ingeschreven bewoner die erachter komt dat op zijn adres iemand
is ingeschreven kan daarvan melding maken bij de gemeente en vragen om een adresonderzoek.
Daarbij worden alle overige personen op het adres «in onderzoek» gezet in de BRP.
Overheidsorganisaties die daarvoor geautoriseerd zijn, krijgen vanuit de BRP bericht
als er een gegeven in onderzoek is gezet. Ze kunnen hun handelen daarop aanpassen.
Vraag 4
Zijn er gemeenten bekend waar toestemming wordt gevraagd aan de hoofdbewoner? Zo ja,
welke?
Antwoord 4
Dat is mij niet bekend.
Vraag 5
Zijn gemeenten verplicht om een in te schrijven adres te controleren op een (woon)bestemming?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Gemeenten zijn niet verplicht om de bestemming van een adres te controleren in het
kader van een inschrijving. Volgens de wet BRP moeten mensen ingeschreven worden op
het adres waar zij feitelijk verblijven. Dat geldt ook als dat adres geen woonbestemming
heeft. In de praktijk doen gemeenten dit wel, want ingeschreven zijn op een adres
zonder woonbestemming is een uitzonderingssituatie. Inschrijving gaat gepaard met
afspraken over stappen om daar zo snel mogelijk weer een einde aan te maken. De inschrijving
op een wachtlijst voor een adres met woonbestemming kan daar onderdeel van uitmaken.
Vraag 6
Bent u bekend met misbruiksituaties waarbij iemand is ingeschreven op een adres zonder
dat de hoofdbewoner daarvan weet heeft en daardoor in financiële problemen raakt,
omdat bijvoorbeeld toeslagen worden gekort? Zo ja, bent u het eens dat dit tot schrijnende
situaties kan leiden? Bent u het eens dat instemming van de ingeschreven (hoofd)bewoner
veel leed kan voorkomen?
Antwoord 6
Het is mij bekend dat dergelijke gevallen voorkomen en deze tot schrijnende situaties
kunnen leiden. De oplossing daarvoor is, zoals in het antwoord op vraag 3 is uiteengezet,
niet om te werken met toestemming van de andere bewoner(s).
Het uitgangspunt van de Wet BRP is dat mensen ingeschreven worden op het adres waar
zij feitelijk verblijven.
Afwijking van dat uitgangspunt, door te werken met instemming van bijvoorbeeld de
eigenaar van het pand als voorwaarde voor inschrijving, kan ook negatieve consequenties
hebben. Hierbij kan gedacht worden aan situaties van illegale verhuur, waarbij toestemming
voor inschrijving (van bijvoorbeeld studenten die er feitelijk wonen) tegengewerkt
wordt door de verhuurder.
Toestemming voor inschrijving van medebewoners betekent ook dat toestemming op enig
moment weer ingetrokken kan worden (bijvoorbeeld na onenigheid) of om een medebewoner
dwars te zitten.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 moet de gemeente bij twijfel over
de bewoningssituatie op een adres, onderzoek doen en indien nodig de BRP aanpassen
naar de feiten. Dat kan ook ambtshalve, zonder medewerking van de burger.
Hoewel bestuursorganen in beginsel verplicht zijn authentieke gegevens uit de BRP
te gebruiken, bijvoorbeeld in verband met de uitvoering van wettelijke toeslagen,
ontslaat dat deze bestuursorganen niet van de verplichting om bij het nemen van hun
besluiten in concrete gevallen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht
te nemen. Dat wil zeggen dat het besluit, gezien de gevolgen die dat besluit voor
de burger kan hebben, niet alleen zorgvuldig en voldoende gemotiveerd wordt genomen,
maar in de uitvoeringsprocessen van de betrokken instanties ook rekening wordt gehouden
met de mogelijkheid dat een gegeven in de BRP wellicht niet actueel is.
Indien dit het geval is moet het bestuursorgaan op grond van de Wet BRP terugmelding
doen aan het bevoegde college van burgemeester en wethouders. Dit college kan dan
besluiten de BRP aan te aanpassen indien uit hun onderzoek blijkt dat de feitelijke
situatie inderdaad anders is dan uit de BRP blijkt. Overheidsorganisaties die daarvoor
geautoriseerd zijn, krijgen via de BRP bericht over de wijziging en kunnen hun handelen
richting burger daarop aanpassen.
Vraag 7
Bent u bereid om met de verschillende instanties in gesprek te gaan (VNG, Belastingdienst
e.d.) om afspraken te maken over het voorkomen van inschrijven op woonadres zonder
instemming van de bewoners?
Antwoord 7
Het Ministerie van BZK is in gesprek met de G4, VNG, Nederlandse Vereniging van Burgerzaken
en uitvoeringsorganisaties, waaronder de Belastingdienst, over oplossingen voor de
situatie waarin een nieuwe bewoner last heeft van het feit dat een oude bewoner verzuimd
heeft aangifte te doen van verhuizing.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.