Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over het (aankomende) tekort aan verpleeghuisplekken
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het (aankomende) tekort aan verpleeghuisplekken (ingezonden 29 augustus 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 oktober
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 44.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht: «Steeds meer ouderen in de regio hebben zorg nodig,
maar er dreigt wel een tekort aan plekken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel plekken zijn in Nederland beschikbaar in verpleeghuizen uitgesplitst in zorgprofielen
(zzp's (zorgzwaartepakketten)) 4 t/m 10 voor de sector Verpleging en Verzorging (V&V)?
Kunt u de cijfers van de afgelopen vijf jaar geven?
Antwoord 2
Voor een overzicht van de ontwikkeling van de capaciteit verwijs ik naar paragraaf
2.2 van mijn brief van 23 september jl. over de capaciteitsontwikkeling van de verpleeghuiszorg
(Kamerstuk 31 765, nr. 437).
Vraag 3
Kunt u de cijfers over de wachttijd, zowel met betrekking tot de duur als de hoeveelheid
actief en niet-actief wachtenden, van de afgelopen vijf jaar geven, uitgesplitst in
zzp V&V 4 t/m 10? Is hier een toename zichtbaar? Zo ja, wat is hiervan de reden en
wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 3
Voor een overzicht van de ontwikkeling van de het aantal wachtenden verwijs ik naar
paragraaf 2.3 van mijn brief van 23 september jl. over de capaciteitsontwikkeling
van de verpleeghuiszorg (Kamerstuk 31 765, nr. 437).
Vraag 4
Klopt het dat de echtgenoot of geregistreerd partner van iemand die recht heeft op
zorg en in een instelling verblijft, ook recht heeft op verblijf in diezelfde instelling,
conform artikel 3.1.2 van de Wet langdurige zorg (Wlz)?
Antwoord 4
Het is juist dat de partner van een persoon met een somatische of psychogeriatrische
aandoening of beperking, of met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap
die recht heeft op zorg en in een instelling verblijft, recht heeft op verblijf in
dezelfde instelling. De partner heeft dit recht om mee te verhuizen zonder dat hij
zelf een Wlz-indicatie heeft. Hij behoudt dit recht om te verblijven in die instelling
ook na het overlijden van zijn partner dan wel na het vertrek van zijn partner naar
een andere instelling. Bijzonderheden hierover treft u aan op: https://www.zorginstituutnederland.nl/Verzekerde+zorg/m/meeverhuizende-…
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel mensen in Nederland op dit moment gebruikmaken van verblijf
in een verpleeghuisinstelling op basis van artikel 3.1.2 Wlz? Hoeveel plek is er in
verpleeghuizen voor dit verblijf? Kunt u ook aangeven wat het zorgprofiel is van de
echtgenoot/geregistreerd partner in deze gevallen?
Antwoord 5
In onderstaande tabel treft u het aantal cliënten aan dat gebruik maakt van hun recht
op partneropname.
1-1-2018
1-3-2018
1-10-2018
1-1-2019
Aantal cliënten met partneropname (VV0)
1.576
1.598
1.711
1.706
De meeverhuisde partners in het verpleeghuis zijn in de keten herkenbaar onder de
code VV0. Het aantal is exclusief de partners die zelf ook voldoen aan de toegangscriteria
tot de Wlz. Indien de partner zelf ook zorgbehoevend is en in aanmerking komt voor
zorg uit de Wlz, kan men een regulier zorgprofiel aanvragen. Er is geen landelijke
registratie van het aantal beschikbare 2-persoonskamers in verpleeghuizen.
Vraag 6
Kunt u toelichten welke voorwaarden en kosten er verbonden zitten aan verblijf met
een echtgenoot/geregistreerd partner op basis van artikel 3.1.2 Wlz?
Antwoord 6
De gezonde partner die kiest voor partneropname heeft recht op een woonplek, maaltijden
en schoonmaak van de kamer of het appartement. De keuze heeft gevolgen voor de eigen
bijdrage. Indien de partner niet meeverhuist maar thuis blijft wonen, betaalt de opgenomen
verzekerde de lage eigen bijdrage. Indien de partner wel meeverhuist, betalen zij
tezamen – na 4 maanden de lage bijdrage te hebben betaald – de hoge eigen bijdrage.
Deze termijn van vier maanden is er bij wijze van overgang om de kosten van het huishouden
dat wordt achtergelaten af te bouwen.
Vraag 7
Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaar voorgekomen dat een echtgenoot/geregistreerd
partner van iemand die recht heeft op Wlz-zorg en in een instelling verblijft, niet
binnen zes weken nadat de persoon in kwestie hierheen verhuisde ook terecht kon in
de instelling?
Antwoord 7
Ik beschik niet over de gevraagde informatie, omdat er geen landelijke registratie
plaatsvindt van de voorkeuren en eventuele wachttijden van partners met opnamewens.
Vraag 8
Klopt het dat het praktisch niet meer lukt om als (echt)paar bij elkaar te blijven
in een verpleeghuis, omdat deze kamers bijna niet meer worden aangeboden? Zo ja, wat
gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u onderbouwen dat hier geen probleem is? Wie houdt
hier toezicht op?
Antwoord 8
Uit de tabel opgenomen in het antwoord op vraag 5 blijkt dat er geen sprake is van
een neerwaartse trend. Het kan voorkomen dat de zorginstelling van voorkeur niet beschikt
over echtparenappartementen of dat deze reeds bezet zijn. Het is mij niet bekend hoe
vaak het voorkomt dat partners om die reden niet kunnen meeverhuizen. De partneropname
wordt namelijk geregistreerd op het moment dat de zorginstelling de niet-geïndiceerde
partner opneemt.
De zorgkantoren hebben de taak om voldoende zorg in te kopen. Om zorg in te kunnen
kopen moet deze uiteraard wel beschikbaar zijn. Indien de zorginstelling van voorkeur
geen mogelijkheden heeft voor partneropname kunnen echtparen zich wenden tot het zorgkantoor.
Het zorgkantoor heeft een inspannings-verplichting om bij een wens tot partneropname
te bemiddelen naar een passende plek. De NZa houdt toezicht op de uitvoering van de
wettelijke taken van de zorgkantoren.
Vraag 9
Welke instantie houdt toezicht op de inkoop van V&V zorgprofielen door zorgkantoren
bij verpleeghuisinstellingen?
Antwoord 9
De NZa houdt toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken van de zorgkantoren.
Vraag 10
Klopt het dat er een herijking van de tarieven zzp/vpt (volledig pakket thuis) V&V
4 t/m 10 per 2020 zal plaatsvinden als gevolg van het kostenonderzoek dat de Nederlandse
Zorgautoriteit in 2018 heeft ingevoerd? Kunt u aangeven, zowel relatief als absoluut,
welke financiële gevolgen deze herijking heeft per zzp?
Antwoord 10
Ja, dat klopt. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft in juli 2019 de herijkte tarieven
voor zzp en vpt VV 4 t/m 10 bekendgemaakt via haar Beleidsregel prestatiebeschrijvingen
en tarieven zorgzwaartepakketten en volledig pakket thuis 2020 (kenmerk BR/REG-20124).
Bijlage 4 bij deze beleidsregel geeft een toelichting op de financiële gevolgen van
de herijking per zzp. De financiële gevolgen van deze herijking zowel in relatieve
als in absolute cijfers treft u aan in onderstaande tabel. Kolom 1 presenteert het
(fictieve) maximumtarief voor 2020, exclusief de effecten van herijking. Kolom 2 presenteert
de effecten van de herijking en kolom 3 de herijkte maximumtarieven voor 2020. Kolom
4 laat het effect van de herijking zien in (kolom 2 gedeeld door kolom 1).
Bedragen in euro per dag, prijspeil 2020
(Fictief) maximumtarief 2020 zonder herijking
Effect herijking per 2020
Herijkt maximumtarief 2020
Procentueel effect herijking
(1)
(2)
(3)= (2)+(1)
(4)=(2)/(1)
4VV exclusief behandeling
172,35
-31,84
140,51
-18%
4VV inclusief behandeling
203,79
-38,76
165,03
-19%
5VV exclusief behandeling
224,49
18,16
242,65
8%
5VV inclusief behandeling
258,27
8,2
266,47
3%
6VV exclusief behandeling
224,78
-1,19
223,59
-1%
6VV inclusief behandeling
259,41
-10,34
249,07
-4%
7VV exclusief behandeling
259,06
26,67
285,73
10%
7VV inclusief behandeling
302,84
20,02
322,86
7%
8VV exclusief behandeling
298,26
71,64
369,9
24%
8VV inclusief behandeling
342,3
55,31
397,61
16%
9bVV exclusief behandeling
219,91
-8,33
211,58
-4%
9bVV inclusief behandeling
310,48
-17,07
293,41
-5%
10VV inclusief behandeling
365,93
73,36
439,29
20%
Vraag 11
Klopt het dat er een compensatieregeling is ingericht om instellingen te compenseren
die als gevolg van de tariefherijking per 2020 te maken zouden krijgen met een omzetdaling?
Kunt u uitleggen hoe deze compensatieregeling is vormgegeven, hoe deze wordt bekostigd
en of deze structureel is?
Antwoord 11
Ja, dat klopt. De compensatieregeling betreft een bestuurlijke afspraak tussen ActiZ
en ZN over het kwaliteitsbudget. ZN, ActiZ en VWS delen de analyse van de NZa dat
het ongewenst is om de herijking van de tarieven te laten interfereren met het realiseren
van het Kwaliteitskader.
Om het kwaliteitskader te realiseren sturen de zorgkantoren met ingang van 2019 via
het kwaliteitsbudget op de inzet van extra zorgpersoneel en andere investeringen in
kwaliteit van zorg. Om voor het kwaliteitsbudget in aanmerking te komen hebben zorgaanbieders
kwaliteitsplannen opgesteld voorzien van een begroting waarmee zij laten zien welke
stappen zij willen zetten ten opzichte van het basisjaar 2018. De afspraken over de
kwaliteitsplannen en het kwaliteitsbudget zijn vastgelegd in overeenkomsten tussen
zorgkantoren en zorgaanbieders. Onderdeel daarvan is dat het kwaliteitsbudget wordt
teruggevorderd (of verrekend), indien de afgesproken plannen niet volledig zijn gerealiseerd.
Er zou sprake zijn van een ongewenste interferentie indien per 2020 door de herijking
de inkomsten van zorgaanbieders uit de zzp’s dalen, terwijl zij tegelijkertijd extra
zorgpersoneel en andere investeringen moeten aannemen om toe te groeien naar het kwaliteitskader.
In de bestuurlijke afspraken over het kwaliteitsbudget 2020 is daarom vastgelegd dat
zorgaanbieders die er door de herijking op achteruitgaan, met ingang van 2020 een
compensatie op maat ontvangen via het kwaliteitsbudget. De compensatie zorgt ervoor
dat deze aanbieders het personeel, dat zij op grond van het kostenonderzoek in het
basisjaar 2018 teveel in dienst hadden (ten opzichte van de herijkte tarieven voor
2020) niet hoeven te ontslaan, maar in dienst kunnen houden. Dit draagt bij aan financiële
rust in de sector en dat instellingen zo snel mogelijk kunnen toegroeien naar de (personeels)normen
van het Kwaliteitskader.
De compensatieregeling wordt uitgevoerd door de zorgkantoren. De zorgkantoren berekenen
de compensatiecomponent op grond van de cliëntenmix van de aanbieder in het basisjaar
2018 en de herijkingseffecten per prestatie in 2020, zoals opgenomen in kolom 2 bij
antwoord 10. Per saldo gaat ongeveer een kwart van de aanbieders erop vooruit door
de herijking. Voor deze aanbieders is dus geen compensatie nodig. Circa driekwart
van de aanbieders gaat er door de herijking per saldo op achteruit. Voor deze zorgaanbieders
wordt de compensatiecomponent als een vaste, niet-onderhandelbare component meegenomen
in de definitieve berekening van het kwaliteitsbudget 2020. De compensatiecomponent
wordt gelijktijdig met het gereserveerde initiële budget bekend gemaakt aan zorgaanbieders
die hiervoor in aanmerking komen.
Voor deze compensatie op maat is binnen het kwaliteitsbudget van € 1.100 miljoen een
bedrag van € 125 miljoen beschikbaar gesteld. Dit bedrag en de compensatie is structureel
beschikbaar, zodat het personeel ook structureel kan worden ingezet.
Vraag 12
Klopt het dat het tarief van zzp V&V 4 verlaagd wordt als gevolg van het kostenonderzoek?
Klopt het dat door een financiële afweging die verpleeghuizen maken, dit pakket nu
al steeds minder wordt aangeboden, waardoor mensen die niet langer thuis kunnen blijven
dit wel moeten, met alle gevolgen van dien?
Antwoord 12
Het klopt dat het zzp-tarief voor VV4 op grond van het kostenonderzoek per 2020 wordt
verlaagd. Dat is te zien in de tabel bij antwoord 10. Uit de cijfers die ik heb gepresenteerd
in mijn brief van 23 september (TK, 31 765, nr. 437) blijkt dat het aantal cliënten dat met VV4 in een instelling verblijft, tamelijk
stabiel is (ongeveer 24.000) tussen 2015 en 2018. Hieruit is dus niet de conclusie
te trekken dat het pakket VV4 minder vaak wordt aangeboden. Wel is het zo dat er (in
relatie tot het aantal mensen in een instelling) relatief veel mensen met VV4 op de
wachtlijst staan. Van het aantal niet-actief wachtenden heeft ongeveer 33 tot 35%
een indicatie voor VV4, terwijl het aandeel van VV4 in het aantal cliënten binnen
een instelling ongeveer 20% is. Een deel van de verklaring kan liggen in het feit
dat VV4 een diverse doelgroep is. Voor een deel van deze cliënten met een indicatie
voor ZZP VV4 is het verpleeghuis geen aantrekkelijk alternatief omdat zij zich daarvoor
eigenlijk «net te goed» voelen. Zij zijn langer dan andere cliëntengroepen in staat
om met zorg en ondersteuning nog thuis te blijven en te wachten op een plek van hun
voorkeur.
Met betrekking tot een mogelijke financiële afweging van verpleeghuizen geldt voorts
dat de verlaging van de tarieven voor VV4 is gebaseerd op het kostenonderzoek onder
verpleeghuizen. De herijkte tarieven zijn dus redelijkerwijs kostendekkend om goede
zorg te kunnen bieden. Daarmee is er dus geen financiële noodzaak om het pakket minder
vaak aan te bieden. Daarbij geldt dat het zorgkantoor een zorgplicht heeft hetgeen
inhoudt dat ze ook voor cliënten met een opnamewens en ZZP VV4 voldoende zorg moeten
inkopen. De NZa houdt toezicht op de uitvoering van de zorgplicht door de zorgkantoren.
Vraag 13
Klopt het dat ruim 43% van de totale hoeveelheid niet-actief wachtenden binnen de
V&V op 1 juni 2019 zonder enige vorm van zorg uit de Wlz een zzp 4 had?2
Antwoord 13
Dat is juist. Op 1 juni 2019 waren er volgens de rapportage van Zorginstituut 1094
wachtenden in de VV zonder Wlz-zorg. Daarvan hadden er 476 een indicatie VV4.
Vraag 14
Kunt u zich voorstellen dat, gezien de herijking van de tarieven binnen de V&V en
gezien het nu al hoge aantal niet-actief wachtenden met een zzp 4, de hoeveelheid
wachtenden met een zzp 4 de komende tijd enkel op zal lopen? Hoe gaat u voorkomen
dat deze groep geen of nauwelijks meer toegang krijgt tot een verpleeghuis?
Antwoord 14
Zoals ik heb aangegeven bij antwoord 12 zijn de herijkte tarieven voor zzp VV4 redelijkerwijs
kostendekkend om goede zorg te kunnen verlenen. Er is dus geen aanleiding om te verwachten
dat door de herijking het aantal wachtenden zal oplopen en deze groep geen of nauwelijks
toegang meer krijgt tot een verpleeghuis. Daarbij geldt dat de zorgkantoren een zorgplicht
hebben jegens de cliënten met een Wlz-indicatie en dat de NZa erop toezicht dat deze
wordt ingevuld.
Vraag 15
Klopt het dat zowel de vorige Staatssecretaris als uzelf hebben aangegeven dat als
het thuis niet meer gaat, er een plaats beschikbaar moet zijn in een verpleeghuis
en desgewenst met partner? Zo ja, hoe kijkt u dan naar de toenemende wachtlijsten
ten behoeve van een plaats in een verpleeghuis en de ontwikkeling dat zowel zzp 4
als kamers voor (echt)paren minder worden aangeboden?
Antwoord 15
Vanzelfsprekend is het niet wenselijk als ervoor cliënten met een opnamewens geen
passende plekken beschikbaar zijn. Ten aanzien van VV4 is een vrij stabiel aantal
opgenomen cliënten te zien met VV4, maar zien we ook een stijging van het aantal wachtenden
met deze indicatie. In de brief die u ontvangt voor de begrotingsbehandeling ga ik
hier nader op in.
Vraag 16
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.