Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over de verstopte route naar het verpleeghuis waardoor duizenden minder weerbare ouderen wachten op een plek
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de verstopte route naar het verpleeghuis waardoor duizenden minder weerbare ouderen wachten op een plek (ingezonden 13 september 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 oktober
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Route naar verpleeghuis zit verstopt»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de treeknorm, ook wel de maximaal aanvaardbare wachttijd waarbinnen
de patiënt zorg moet kunnen krijgen, voor verpleging en verzorging (V&V) binnen de
Wet langdurige zorg (Wlz) zes weken is, waarbij 80% van de wachtenden binnen vier
weken geholpen dient te worden?
Antwoord 2
Ik kan bevestigen dat de Treeknorm maximaal zes weken bedraagt voor verpleeghuiszorg.
De Treeknorm stelt niet als eis dat binnen vier weken 80% van de wachtenden geholpen
dient te worden.
Vraag 3
Kunt u aan de hand van de laatst bekende cijfers van het Zorginstituut Nederland aangeven2, in hoeverre deze treeknorm gehaald wordt?
Antwoord 3
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar cijfermateriaal uit mijn brief van
23 september over de capaciteitsontwikkeling verpleeghuiszorg (Kamerstuk 31 765, nr. 437).
Vraag 4
Klopt het bericht dat «ruim 4.000 mensen al een half jaar tot een jaar wachten»? Zo
ja, wat vindt u hiervan?3
Antwoord 4
Het artikel uit de NRC maakt gebruik van informatie van het Zorginstituut, stand juli
2019. Het klopt dat ongeveer 4.700 mensen een half jaar tot een jaar wachten op zorg
die overeenkomt met hun behoeften. Daarvan zijn er 22 personen die actief worden bemiddeld
naar een passende plaats en 4.677 personen die als niet-actief wachtend geregistreerd
staan. Daaruit blijkt dat cliënten die actief bemiddeld worden over het algemeen binnen
de Treeknorm geholpen worden. In geval van urgentie of crisis wordt vrijwel altijd
op tijd een plaats gevonden. Cliënten die als niet-actief wachtend geregistreerd staan,
kunnen aangeven dat zij actief bemiddeld willen worden naar een geschikte plek binnen
de regio. In dergelijke gevallen zal dat veelal niet de plek van voorkeur kunnen zijn.
In mijn brief van 23 september over de capaciteitsontwikkeling verpleeghuiszorg heb
ik uiteengezet hoe ik tegen deze cijfers aankijk.
Vraag 5 en 6
Hoe beoordeelt u de opmerking van de internist ouderengeneeskunde van het Albert Schweitzer
ziekenhuis te Dordrecht dat haar afdeling bijhoudt hoeveel telefoontjes naar verpleeghuizen
gepleegd worden voordat een plek wordt bemachtigd?
Wat vindt u van het record van 36 telefoontjes dat gepleegd werd, voordat een plek
werd gevonden voor een hoogbejaarde patiënt?
Antwoord 5 en 6
Ik vind het onwenselijk als een ziekenhuis zoveel moeite moet doen om een kwetsbare
oudere naar een passende plek te begeleiden. Voor zover dit een probleem is van het
vinden van een plek zet ik in op de doorontwikkeling van regionale coördinatiepunten
die in beginsel zijn opgericht om in spoedsituaties snel een passende plek te vinden.
Ook kunnen ziekenhuizen contact opnemen met het zorgkantoor om een passende plek te
vinden. Waar het gaat over voldoende verpleeghuiscapaciteit verwijs ik naar mijn brief
van 23 september over de capaciteitsontwikkeling verpleeghuiszorg.
Vraag 7
Klopt het dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in haar brief van 28 augustus jongstleden
waarschuwt dat zorgkantoren verder oplopende wachtlijsten, pgb-stops en mogelijk opnieuw
een overschrijding van het kader voorzien?
Antwoord 7
Dat klopt. Over mijn reactie op het augustusadvies van de NZa over de toereikendheid
van het Wlz-kader 2019 informeer ik u zo spoedig mogelijk in de definitieve kaderbrief
Wlz 2020.
Vraag 8
Klopt het daarnaast dat in dezelfde brief van de NZa zorgkantoren waarschuwen dat
zij zelfs niet langer zouden kunnen garanderen dat zij aan hun zorgplicht jegens verzekerden
kunnen voldoen?
Antwoord 8
Ja, zie ook de beantwoording van vraag 7.
Vraag 9
Heeft u reeds gereageerd op het NZa «Augustus-advies benutting budgettair kader Wlz
2019»?4 Zo ja, is de Kamer hier ook van op de hoogte gesteld en wanneer? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid dit te doen vóór het plenaire debat over het actieprogramma Langer Thuis
en de Kamer deze reactie ook te sturen?
Antwoord 9
Nee, ik heb nog niet gereageerd op het augustusadvies van de NZa. Hierover informeer
ik u zo spoedig mogelijk in de definitieve kaderbrief Wlz 2020 waarin ook een aanvullend
advies van de NZa wordt verwerkt.
Vraag 10
Deelt u de mening dat de route naar het verpleeghuis verstopt zit, dan wel verstopt
dreigt te raken? Zo ja, bent u van mening dat door de actieprogramma’s in de praktijk
genoeg verandering wordt veroorzaakt om deze (dreigende) verstopping te verhelpen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn brief van 23 september over
de capaciteitsontwikkeling verpleeghuiszorg. Gezien de sterke groei in de zorgvraag
is het de komende jaren een forse uitdaging om te zorgen voor voldoende zorgaanbod.
Ik heb tijdens het debat Langer Thuis van 25 september toegezegd nog vóór de begrotingsbehandeling
u per brief te informeren over aanvullende maatregelen die bijdragen aan het oplossen
van dit vraagstuk.
Vraag 11
Bent u bereid deze vragen apart te beantwoorden voor het plenaire debat over het actieprogramma
Langer Thuis?
Antwoord 11
Die bereidheid mijnerzijds was er zeker. Desondanks bleek het niet haalbaar deze antwoorden
enkele dagen voorafgaand aan het debat aan te leveren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.