Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk, Van Ojik, Voordewind en Kuiken over het artikel ‘De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders’
Vragen van de leden Jasper vanDijk (SP), Van Ojik (GroenLinks), Voordewind (ChristenUnie) en Kuiken (PvdA) aan de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over reders die op zoek zijn naar veilige havens (ingezonden 18 juli 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de ministers van Buitenlandse Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
en van Justitie en Veiligheid (ontvangen 21 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 3594.
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het artikel «De uit zee opgepikte migranten moeten wel ergens
van boord kunnen, waarschuwen Nederlandse reders»?1
Antwoord 1
Nederland onderschrijft de verplichting voor kapiteins om mensen die op zee in nood
verkeren te redden en de noodzaak om voor hen een veilige haven te vinden. Het is
bekend dat de situatie in het Middellandse Zeegebied de afgelopen maanden veranderd
is en dat het steeds moeilijker lijkt te worden voor bepaalde schepen om havens te
vinden die willen meewerken aan het ontschepen van drenkelingen. Dat dit leidt tot
spanningen aan boord is gebleken bij recentelijk uitgevoerde operaties. De stelling
in het nieuwsbericht dat het noodzakelijk is dat er in het Middellandse Zeegebied
voldoende veilige havens zijn om reddingsacties van de koopvaardij tot een goed einde
te brengen, onderschrijf ik.
Vraag 2
Deelt u de mening dat reders die migranten oppikken een veilige haven moeten kunnen
bereiken?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de problematiek rond het redden van drenkelingen voor de reders
toeneemt omdat de EU haar eigen missie met marineschepen in de Middellandse Zee heeft
opgeschort?
Antwoord 3
Dit causale verband kan niet worden vastgesteld. Operatie Sophia heeft als hoofdtaak
om mensensmokkel te bestrijden en niet om drenkelingen te redden. Het redden van drenkelingen
is een internationale verplichting voortvloeiend uit het internationaal zeerecht en
wordt veelal uitgevoerd door de kustwacht van Mediterrane landen en andere schepen
actief op de Middellandse Zee.
Vraag 4
In hoeverre zijn de Europese lidstaten bereid om koopvaardijschepen met drenkelingen
te ontvangen?
Antwoord 4
De meeste Europese lidstaten aan de Middellandse Zee zijn hiertoe bereid. Zoals bekend
ligt dit moeilijker voor schepen die opereren in de Middellandse Zee en stelselmatig
drenkelingen aan boord nemen.
Vraag 5
In hoeverre zijn veilige landen in Noord-Afrika hiertoe bereid?
Antwoord 5
Ook in Noord-Afrika zijn landen die bereid zijn veilige havens te bieden. Het is bekend
dat landen in Noord-Afrika eerder koopvaardijschepen veilige havens hebben geboden
en toegestaan hebben om drenkelingen aan wal te brengen.
Vraag 6
Hoe staat het met de onderhandelingen over ontschepingsplatforms in Noord-Afrika,
waar ook UNHCR en IOM hun medewerking aan willen verlenen?
Antwoord 6
Kortheidshalve verwijs ik u naar de beantwoording van vergelijkbare vragen in het
schriftelijke overleg d.d. 16 juli 2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad
van 18-19 juli 20192 Zoals vaker met uw Kamer is gedeeld, betreurt het kabinet de gebrekkige voortgang
op het maken van afspraken over ontscheping in landen buiten de EU. Wel constateert
het kabinet dat in meerdere (Noord-) Afrikaanse landen wel degelijk sprake is van
een praktijk waarin drenkelingen in hun havens worden ontscheept. Vaak zijn UNHCR
en IOM daarbij betrokken.
Vraag 7
Deelt u de mening van de reders als zij zeggen dat mensen terugsturen naar Libië in
strijd is met het VN-Vluchtelingenverdrag? Zo nee, waarom niet, aangezien u zelf een
moratorium heeft afgekondigd op terugkeer naar Libië?
Antwoord 7
Dit kan niet zo worden gesteld. De Internationale Maritieme Organisatie en UNHCR hebben
gezamenlijk richtlijnen opgesteld over de omgang met drenkelingen die hebben aangeven
internationale bescherming te willen. In dat geval, dient een kapitein de betreffende
drenkelingen aan wal te brengen in een veilige haven waar men toegang heeft tot een
procedure die kan leiden tot een beschermde status. Dat kan via de nationale autoriteiten
of via UNHCR. Deze mogelijkheid bestaat op dit moment niet in Libië. Het door de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid op 1 juli 2019 voor de duur van een half jaar ingestelde
besluit- en vertrekmoratorium ten aanzien van Libië staat hier los van. Zoals door
de Staatssecretaris toegelicht tijdens het Algemeen Overleg Asiel -en Vreemdelingenbeleid
op 4 juli 2019 ziet het vertrekmoratorium er uitsluitend op toe dat uitgeprocedeerde
Libische asielzoekers thans niet verplicht worden vanuit Nederland terug te keren
naar Libië.
Vraag 8
Wat onderneemt u om aan de zorgen van de reders tegemoet te komen?
Antwoord 8
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onderhandelt op Europees niveau over
een structurele oplossing voor de herverdeling van migranten. Ik verwacht dat een
structurele oplossing zal bijdragen aan het beschikbaar zijn van voldoende veilige
havens om schepen met drenkelingen aan boord te ontvangen. Daarnaast wordt in EU-verband
door enkele lidstaten gesproken over een tijdelijk ontschepingsmechanisme. Uw Kamer
is hierover geïnformeerd via de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele
JBZ-raad van 18-19 juli 2019.
Vraag 9
Klopt het dat op 17 juli 2019 in het kader van de JBZ-Raad op initiatief van Frankrijk
en Duitsland een spoedbijeenkomst wordt gehouden over veilige ontscheping van migranten?
Steunt u de inzet van deze spoedbijeenkomst?
Antwoord 9
Ja. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer voorafgaand aan
de informele Raad hierover geïnformeerd via het schriftelijke overleg van 16 juli
2019 ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 18-19 juli 2019. Voorts verwijs
ik u naar de aanbiedingsbrief van het verslag van de informele JBZ-raad van 18-19 juli
2019 waarin een uitgebreide toelichting is opgenomen. Zoals toegelicht in dit verslag,
hebben de bijeenkomsten niet geresulteerd in een tijdelijk mechanisme dat, wat het
kabinet betreft, kan bijdragen aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.