Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Beleidsdoorlichting BHOS begrotingsartikel 1, Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
34 124 Beleidsdoorlichting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 18 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 oktober 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over de brief van 20 augustus 2019 inzake de Beleidsdoorlichting BHOS begrotingsartikel
1, Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (Kamerstuk 34 124, nr. 17).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 oktober 2019. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
1.
Kan de beleidsdoorlichting, met betrekking tot sub-artikel 1.3, het versterken van
de private sector in ontwikkelingslanden, ook nagaan wat de rol van lokale regeringen
hierbij is, bijvoorbeeld via een effectieve industriepolitiek? In hoeverre is deze
factor van belang voor het bereiken van de doelstellingen van dit sub-artikel? In
hoeverre zou Nederlands beleid onder dit artikel zich in de toekomst ook kunnen richten
op het versterken van de capaciteit van lokale overheden om een effectieve industriepolitiek
te voeren, om zo het bereiken van de doelstellingen te bevorderen?
Antwoord
De beleidsdoorlichting baseert zich op een systematische analyse van de beschikbare
evaluaties en onderzoeken, waarin vaak ook aandacht voor de landencontext als factor
voor de effectiviteit van het Nederlandse private-sectorbeleid. Denk daarbij aan de
aansluiting tussen het gevoerde beleid in ontvangende landen zelf en de Nederlandse
beleidsdoelen (vraag- versus aanbodsturing). In dit stadium kan niet vooruitgelopen
worden op eventuele bevindingen en/of aanbevelingen over het versterken van de capaciteit
van lokale overheden.
2.
Wat is de Rijksdienst voor Ondernemers (RVO)?
Antwoord
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is een uitvoeringsorganisatie van
de rijksoverheid, gericht op ondernemerschap en ondernemend Nederland.
3.
Welk deel van de RVO houdt zich daadwerkelijk bezig met ondernemerschap en welk deel
houdt zich bezig met zaken als isolatie en verduurzaming van onroerend goed en andere
zaken die niet bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland?
Antwoord
Bij RVO werken ruim 4500 mensen aan opgaven op het gebied van agrarisch, duurzaam,
innovatief en internationaal ondernemerschap. De dienstverlening van RVO is voor het
overgrote deel gericht op ondernemers, maar bij enkele taken en regelingen ook op
particulieren en andere overheden. RVO voert voor deze doelgroepen taken en regelingen
uit in opdracht van verschillende ministeries, waaronder de Ministeries van EZK, BHOS,
LNV en BZK, maar ook voor provincies en de Europese Unie.
De werkzaamheden van RVO dragen direct of indirect bij aan het verdienvermogen van
ondernemend Nederland en aan de maatschappelijke opgaven waarvoor Nederland zich gesteld
ziet.
4.
Kunt u, temeer aangezien u ingaat op de ondersteuning van Nederlandse bedrijven die
activiteiten op buitenlandse markten ontplooien, toelichten waarom de Kamer nog steeds
niet is geïnformeerd over het al dan niet beëindigen van de discriminatie van de defensie-industrie
binnen de context van het financieringsinstrumentarium? Waarom is de Kamer niet, zoals
toegezegd, rond Prinsjesdag geïnformeerd?
Antwoord
Het zorgvuldig in kaart brengen van wat op dit terrein wel of niet mogelijk is vergt
iets meer tijd. De Kamer zal binnen afzienbare termijn en in ieder geval voor de behandeling
van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden geïnformeerd.
5.
Zou de beleidsdoorlichting ook expliciete aandacht kunnen besteden aan de gevolgen
en risico’s van de koppeling tussen hulp en handel op de volgende deelgebieden: (i)
ongelijkheid, (ii) de positie van kwetsbare groepen, (iii) de positie van vrouwen
en meisjes, (iv) klimaat en biodiversiteit?
Antwoord
De beleidsdoorlichting van artikel 1 BHOS richt zich primair op de ambities van het
beleid voor duurzame handel en investeringen zoals verwoord in de beleidsnota’s «Wat
de wereld verdient» (Kamerstuk 33 625, nr. 1) en «Investeren in perspectief» (Kamerstuk 34 952, nr. 1). De genoemde aandachtspunten in uw vraag zijn destijds niet als expliciete subdoelen
geformuleerd onder artikel 1 BHOS, maar pas recent geïntroduceerd, zoals aandacht
voor de genderdimensie in het handelsbeleid. Zij illustreren hoe in de loop der tijd
verschillende (aanvullende en dwarsdoorsnijdende) beleidsaccenten zijn (en worden)
geplaatst. Het (beleids)denken staat immers niet stil. Dit betekent dat, voor zover mogelijk, aspecten
van gelijkberechtiging en duurzame ontwikkeling ook in de oordeelsvorming van de beleidsdoorlichting
betrokken zullen worden.
6.
Wordt, naast het beantwoorden van de vraag of de koppeling tussen hulp en handel inderdaad
de gewenste meerwaarde heeft opgeleverd, ook onderzocht welke gevolgen de verhuizing
van het Directoraat Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB) van het
Ministerie van Economische Zaken naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft
gehad voor handelsbevordering? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
8.
Houdt u rekening met de uitkomst dat de verhuizing van het DGBEB naar het Ministerie
van Buitenlandse Zaken heeft geleid tot een onderwerping van handelsbevordering aan
doelstellingen die eigenlijk OS-gerelateerd zijn? Houdt u tevens rekening met de mogelijkheid
dat dit ten koste is gegaan van de effectiviteit van ons handelsbevorderingsbeleid?
Hoe gaat u dit onderzoeken?
Antwoord (6, 8)
De beleidsdoorlichting zal aandacht besteden aan de institutionele en coherentie-aspecten
van de agenda voor duurzame handel en investeringen, met name aan de overgang van
DGBEB naar BZ. Economische diplomatie, w.o. handelsbevordering, is één van de speerpunten
van het huidige beleid voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking (BHOS),
en is recentelijk door IOB geëvalueerd.
Deze maand ontvangt u een brief waarin wordt teruggeblikt op de resultaten van de
uitvoering van de Handelsagenda tot nu toe. Deze brief zal vergezeld gaan van de IOB-evaluatie
naar de effectiviteit van economische diplomatie (periode 2012–2018), inclusief mijn
beleidsreactie daarop.
7.
Bent u ook voornemens te onderzoeken hoe het kan dat Nederland steeds minder exportkredietverzekeringen
afgeeft (via Atradius DSB) en in het buitenland dat instrument juist steeds meer wordt
ingezet? Gaat een internationale vergelijking deel uitmaken van het onderzoek?
Antwoord
Nee, in de oordeelsvorming zal de beleidsdoorlichting van artikel 1 BHOS wel rekening
houden met bestaande evaluaties van de exportkredietverzekeringen (EKV) die onder
de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën zijn uitgevoerd of gepland.
De Minister voor BHOS is medeverantwoordelijk voor de EKV.
9.
Hoe worden medewerkers van het DGBEB betrokken bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen?
Antwoord
Medewerkers van de DGBEB en DGIS worden actief betrokken worden bij de beleidsdoorlichting
als te interviewen beleidsmakers en als lid van de referentiegroep voor kwaliteitsborging.
Daarnaast zullen medewerkers betrokken worden bij de reconstructie van de beleidstheorie
(Theory of Change) als leidraad voor de doorlichting. Deze ToC probeert helder inzichtelijk maakt wat
de beleidsdoelen en -assumpties zijn en hoe de instrumenten geacht worden de doelen
te bereiken. IOB streeft in het kader van lerende evaluaties naar actieve betrokkenheid
van beleidsmedewerkers en uitvoerders. Dit vergroot het draagvlak voor de bevindingen
en aanbevelingen.
10.
Wordt ook meegewogen hoe de mogelijke synergie tussen hulp en handel als gevolg van
de verhuizing van het DGBEB naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken opweegt tegen
het mogelijke verlies van synergie tussen DGBEB en andere beleidsdoelstellingen- en
directies die bij het Ministerie van Economische Zaken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Gedeeltelijk, zie ook antwoord op vraag 6/8. Ter aanvulling: DGBEB had ook in de EZ-tijd
een interdepartementale coördinatiefunctie voor het buitenlandse handelsbeleid. Deze
verantwoordelijkheid is niet gewijzigd met de overgang van EZ naar BZ. Een vraag die
ook in de beleidsdoorlichting aan de orde komt is hoe DGBEB deze taak vervult.
11.
Welke deskundigen is het directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB)
voornemens te benaderen?
Antwoord
Ten behoeve van de beleidsdoorlichting wordt een externe referentiegroep van onafhankelijke
leden samengesteld, naast vertegenwoordigers van de beleidsdirecties. Deze nog te
benaderen personen zijn afkomstig uit de wetenschap, het bedrijfsleven en in dit beleidsveld
betrokken (internationale) maatschappelijke organisaties. Op korte termijn zal IOB
een voorstel voor de referentiegroepleden uitwerken als onderdeel van de Terms of
Reference, die na vaststelling openbaar wordt gemaakt via de website van IOB.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier