Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid over de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte (ingezonden 16 september 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 14 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 200
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Den Haag (11 september jl.)
inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie
op een demente patiënte?1
Antwoord 1
Ja, ik ben met de uitspraak bekend.
Vraag 2
Is inmiddels bekend of het Openbaar Ministerie in hoger beroep zal gaan tegen deze
uitspraak?
Antwoord 2
Op 26 september jl. is bekend gemaakt dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet
in hoger beroep gaat. Wel heeft het OM de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad verzocht
om cassatie in het belang der wet in te stellen in bovengenoemde zaak. De Procureur-Generaal
(hierna: P-G) is voornemens aan het verzoek van het OM gevolg te geven. De vordering
van de P-G wordt naar verwachting in de maand december van dit jaar ingesteld. Dit
betekent dat de P-G bij de Hoge Raad rechtsvragen kan stellen aan de Hoge Raad, waar
de Hoge Raad zich over zal kunnen uitspreken.
Als er in een bepaalde zaak geen hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld,
dan kan de Hoge Raad niet zelf oordelen over de in die zaak door een lagere rechter
beoordeelde rechtsvragen. Toch kan in het algemeen belang beantwoording van een rechtsvraag
door de Hoge Raad wenselijk zijn. In dat geval biedt de wet aan de P-G de mogelijkheid
bij de Hoge Raad een cassatieberoep in het belang der wet in te stellen (artikel 78,
eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het gaat in bovengenoemde zaak onder meer om beantwoording van vragen rond wilsbekwaamheid
van dementerende mensen, de betekenis van een schriftelijke wilsverklaring en om de
zorgvuldigheidseisen die bij toepassing van euthanasie gelden. In het algemeen belang
is behoefte aan meer duidelijkheid op deze punten inzake euthanasie om op die manier
rechtszekerheid te krijgen voor artsen en patiënten. Ook voor het maatschappelijke
en politieke debat is het van belang om zoveel mogelijk helderheid over de uitleg
van de wet te krijgen.
Een uitspraak van de Hoge Raad in een zaak waarin sprake is van een cassatie in het
belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. Voor de arts
in de zaak in kwestie betekent dit dat haar zaak hiermee tot een definitief einde
is gekomen. In afwachting van het arrest van de Hoge Raad schort het OM de beoordeling
van andere lopende euthanasiezaken op, wanneer in die zaken dezelfde rechtsvragen
aan de orde zijn.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat deze uitspraak betekent voor de beoordelingspraktijk van de Regionale
Toetsingscommissies Euthanasie en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg?
Deelt u de mening dat de toetsingspraktijk onveranderd dient te blijven zolang de
uitspraak nog niet onherroepelijk is?
Antwoord 3
Ik deel uw mening in zoverre dat de uitspraak van de Hoge Raad moet worden afgewacht
en daarna gevolgd dient te worden. De uitspraak zal voor zowel de Regionale Toetsingscommissie
Euthanasie als het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg leidend zijn. De
RTE toetst immers aan de wet (en daaraan verbonden jurisprudentie). Het Centraal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg kijkt, als tuchtrechtsprekend orgaan, naar de wetgeving en
jurisprudentie, maar ook naar bestaande medisch professionele normen.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de opmerkingen van ethicus Theo Boer en specialist ouderengeneeskunde
Bert Keizer dat door deze uitspraak de druk van familieleden op artsen zal toenemen
om over te gaan tot euthanasie?2
Antwoord 4
Euthanasie kan slechts op het vrijwillige en weloverwogen verzoek van de patiënt zelf.
Wel kunnen familieleden de wilsverklaring van de patiënt onder de aandacht brengen
van de arts, als de patiënt zelf niet meer om euthanasie kan vragen. Een arts is niet
verplicht om een euthanasieverzoek in behandeling te nemen, ook niet met deze uitspraak.
Vraag 5
Ziet de regering in deze uitspraak aanleiding om, vooruitlopend op een eventueel hoger
beroep, de Euthanasiewet aan te passen, om ondubbelzinnig vast te leggen dat niet
alleen de schriftelijke verklaring, maar ook de actuele situatie dient te worden meegewogen?
Antwoord 5
Mij past terughoudendheid wat betreft een inhoudelijke reactie. Zoals ik aangaf in
het antwoord op vraag 3 dient de uitspraak van de Hoge Raad te worden afgewacht.
Los van deze casus, wordt het meenemen van de actuele situatie al geborgd in de huidige
wetgeving. Op basis van artikel 2, tweede lid, van de Wtl, kan een arts aan een schriftelijk
euthanasieverzoek gevolg geven, indien een patiënt toen hij nog wilsbekwaam ter zake
was een dergelijk schriftelijke verzoek tot levensbeëindiging heeft opgesteld. De
zes zorgvuldigheidseisen uit de Wtl zijn dan van overeenkomstige toepassing. Bijvoorbeeld
de zorgvuldigheidseis dat de arts tot de overtuiging is gekomen dat er sprake is van
ondraaglijk en uitzichtloos lijden. De arts komt tot de overtuiging dat aan de zorgvuldigheidseisen
is voldaan, op basis van zijn eigen beoordeling van de situatie, overleg met andere
hulpverleners die met de patiënt een behandelrelatie hebben of hadden en indien aangewezen
overleg met familie en naasten. Ook wordt altijd een tweede arts geconsulteerd, die
tevens bekijkt of het euthanasieverzoek voldoet aan de zorgvuldigheidseisen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.