Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint en Van Meenen over het bericht dat ondanks extra geld mbo-docenten in de laagste salarisschaal terechtkomen
Vragen van de leden Kwint (SP) en Van Meenen (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat ondanks extra geld mbo-docenten in de laagste salarisschaal terechtkomen (ingezonden 3 oktober 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
11 oktober 2019).
Vraag 1
Hoe beoordeelt u het gegeven dat het aantal docenten in de laagste schaal is toegenomen
en dat tegelijkertijd de financiële reserves van instellingen groeien?1
Antwoord 1
De afgelopen jaren is het totaal aantal docenten in het mbo toegenomen. De toename
van het aantal docenten in de laagste schaal kan veel verschillende redenen hebben.
Het kan bijvoorbeeld te maken hebben met het vertrek van oudere docenten, waar jongere
docenten die (voorlopig) instromen in een lagere schaal, voor in de plaats zijn gekomen.
Er is geen directe link te zien met de financiële reserves die instellingen hebben.
We zien dat de afgelopen jaren de financiële reserves bij mbo-instellingen oplopen,
bijvoorbeeld met als doel om te investeren in huisvesting in verband met het Klimaatakkoord.
Daarom doet de Inspectie van het Onderwijs op dit moment hier nader onderzoek naar
(waarvan de resultaten in het voorjaar van 2020 bekend zullen zijn) en voer ik op
het moment het gesprek met de sector om de reserves beter in verhouding te brengen
met de specifieke risico’s die er zijn, om zo te voorkomen dat mbo-instellingen grotere
reserves aanhouden dan nodig.2 Later deze maand maar wel voor de begrotingsbehandeling van OCW zullen de Minister
voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media en ik u een brief sturen met daarin de
cijfers over de financiële posities van onder andere de mbo-instellingen in 2018.
Vraag 2
In hoeverre zijn de financiële reserves van mbo-instellingen direct inzetbaar voor
salarissen van docenten in het mbo? Zit er mogelijk al een bestemming vast aan de
reserves?
Antwoord 2
Hierop is geen eenduidig antwoord te geven, omdat er tussen instellingen grote verschillen
te zien zijn in zowel de omvang van de reserves als in waarom deze reserves er zijn.
Wel geldt dat in z’n algemeenheid dat reserves niet worden ingezet voor collectieve
salarisverhogingen. Individuele werkgevers kunnen uit de reserves eventueel wel individuele
toelagen of salarisverhogingen toekennen.
Vraag 3
Wat is uw reactie op het rapport «De functiemix in het mbo, een verkenning» van het
Platform Medezeggenschap mbo?
Antwoord 3
Ik vind het positief dat ondernemingsraden kritisch zijn op of en hoe afspraken worden
doorvertaald binnen de mbo-instellingen. Dit maakt deel uit van het takenpakket van
een ondernemingsraad.
Wat betreft dit rapport geldt dat de resultaten zijn gebaseerd op openbare gegevens.
Dat betekent echter niet dat de middelen die beschikbaar zijn vanuit het convenant
Leerkracht niet door de instellingen zijn en worden besteed aan de doelen waarvoor
zij het hebben ontvangen.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de uitspraak van de MBO Raad dat de aannames die het platform
neerzet in haar verkenning onjuist zijn en zeer schadelijk voor het mbo als geheel?3
Antwoord 4
Deze uitspraak laat ik aan de MBO Raad. Ik ga wel graag het gesprek aan met de MBO
Raad en de vakbonden over de uitkomsten van de verkenning van het Platform Medezeggenschap
mbo.
Vraag 5
Herkent u de analyse in dit rapport dat extra geld niet besteed is aan het betalen
van meer docenten op een hoger functieniveau? Zo niet, waarom niet? Zo wel, wat zegt
dit volgens u over het functioneren van de medezeggenschap op mbo-instellingen?
Antwoord 5
Ik deel deze analyse niet. Het extra geld dat op basis van het convenant Actieplan
Leerkracht van Nederland beschikbaar wordt gesteld, wordt volgens de verantwoording
van de mbo-instellingen besteed waaraan het moet worden besteed, bijvoorbeeld voor
het plaatsen van docenten in een hogere schaal en het aannemen van extra onderwijsgevenden.
Het is goed dat de medezeggenschap daar binnen de betreffende instelling alert op
is en blijft en indien nodig haar bestuurders er op aan spreekt, wanneer dit in de
toekomst niet meer zo is.
Daarbij geldt dat er ook onderscheid gemaakt moet worden tussen scholen binnen en
buiten de Randstad. Immers, alleen de mbo-scholen binnen de Randstad (26 van de 65
mbo-scholen) hebben extra middelen ontvangen voor het verhogen van het aantal docenten
in hogere schalen. Bij deze scholen is sinds 2008 wel een stijging van het aantal
docenten met een LC- en LD-schalen.
Vraag 6
Indien u de analyse vanuit dit rapport herkent, bent u bereid stappen te ondernemen
om ervoor te zorgen dat het voor docenten gereserveerde geld hier alsnog terechtkomt?
Antwoord 6
Zoals gemeld bij het antwoord op vraag 5, deel ik deze analyse niet.
Vraag 7
Wat is uw inzet bij het gesprek met de MBO Raad, aangezien zij de conclusies van het
Platform Medezeggenschap niet onderschrijven?
Antwoord 7
Het doel van het gesprek met de ondertekenaars van het convenant is om te achterhalen
of alle ambities uit het convenant zijn behaald en zo nee, wat daarvoor dan de redenen
zijn. De afspraken waar het gaat om het terugbrengen van het aantal periodieken per
schaal in de cao en de koppeling tussen het toekennen van periodieken en de cyclus
van functionerings- en beoordelingsgesprekken zijn behaald. Tegelijkertijd zien we
dat, terwijl het extra geld wel wordt besteed aan de geformuleerde doelen en het totaal
aantal docenten in de sector toeneemt, het percentage docenten in de LB-schaal is
toegenomen, terwijl het percentage docenten in hogere schalen juist daalt. In het
gesprek zal duidelijk moeten worden wat de reden hiervan is. Afhankelijk van de uitkomsten
van dit overleg, zal nader bezien worden welke vervolgacties nodig zijn. Daarbij is
ook relevant dat er voor 2020 al een evaluatie gepland stond voor de salarismix in
de randstadregio’s in het mbo.
Vraag 8
Bent u voornemens om enkel met de MBO Raad in gesprek te gaan of zijn er nog andere
partners waarmee u het gesprek hierover aangaat?
Antwoord 8
Ik ben voornemens om in ieder geval het gesprek aan te gaan met de partijen met wie
in 2008 het convenant is afgesloten, zijnde (wat betreft het mbo) de MBO Raad en de
vakbonden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.