Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 300 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020
Nr. 14
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 november 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 september 2019 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat. Bij brief van 8 oktober 2019 zijn ze door de Minister
en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
1
Vraag:
Welk deel van het programma de Impuls Fiets van in totaal 345 miljoen euro is bestemd
voor het veiliger maken van fietsinfrastructuur?
Antwoord:
Van de 345 miljoen euro wordt ongeveer 160 miljoen euro ingezet voor de realisering
van snelfietsroutes door de decentrale overheden. Bij snelfietsroutes gaat het dan
om hoogwaardige vrijliggende fietspaden. Deze paden zijn vaak breder en kruisen zo
min mogelijk met autoverkeer. Fietsroutes die worden opgewaardeerd tot snelfietsroutes
betekent dan ook in veel gevallen een verbetering van de veiligheid.
2
Vraag:
Hoe worden de middelen (in totaal 345 miljoen euro) voor het programma Impuls Fiets
besteed?
Antwoord:
Tijdens de Bestuurlijke overleggen MIRT van 2018 zijn met alle landsdelen concrete
afspraken gemaakt over de inzet van de 100 miljoen euro fietsgelden uit het regeerakkoord.
Dat leidt, samen met de regionale financiering, tot een totaal van ongeveer 345 miljoen
euro aan concrete projecten. De rijksbijdrage voor de snelfietsroutes betreft 26 miljoen
euro. De rijksbijdrage voor de snelfietsroutes wordt evenredig verdeeld over de provincies
en stadsregio’s: ieder 1,857 miljoen euro. Hiermee worden 16 snelfietsroutes gerealiseerd.
Voor de stationsstallingen draagt het Rijk 74 miljoen euro bij. Voor fietsparkeren
bij stations is een financiële bijdrage voor de realisatie van circa 35.000 fietsparkeerplaatsen
toegezegd: 4 complexe ingebouwde voorzieningen en 29 maaiveldstallingen. Ook is aan
17 complexe locaties een rijksbijdrage voor het opstellen van voorbereidingsplannen
toegezegd. In tranche II (BO MIRT 2019) en in 2020 zal worden bezien welke nieuwe
toezeggingen kunnen worden gedaan uit het beschikbare bedrag en de extra 75 miljoen
euro uit het Klimaatakkoord voor fietsparkeren bij stations.
3
Vraag:
Is het totaalbedrag voor het Infrastructuurfonds voor de periode 2019–2024 de uitkomst
van het gesprek binnen het kabinet over een grotere overprogrammering?
Antwoord:
In het totaalbedrag van het IF zijn de nieuwe kasritmes naar aanleiding van de onderuitputtingsanalyse
verwerkt. Door dit Kabinet wordt opnieuw ingezet om het risico op onderbestedingen
te verkleinen. De hoogte van overprogrammering is € 294 miljoen in het uitvoeringsjaar
(2019). Over de begrotingsperiode 2019–2024 is er een overprogrammering van € 1.464
miljoen.
4
Vraag:
Wat is de verklaring voor de stijging van het budget in 2020 en de daling ervan vanaf
2022?
Antwoord:
Het kabinet heeft in het regeerakkoord besloten tot een impuls van € 2 miljard waarvan
€ 500 miljoen in 2018, € 1 miljard in 2019 en € 500 miljoen in 2021. In de ontwerpbegroting
2019 is middels een kasschuif € 700 miljoen verschoven. Hierdoor is het budget in
de begroting 2020 opgehoogd met € 300 miljoen en in 2021 is het budget met € 400 miljoen
opgehoogd. Als gevolg hiervan is er ten opzichte van eerdere jaren in 2022 een incidenteel
dal in het IF budget.
5
Vraag:
Zijn na de afronding van de programma's Meer Veilig 3 en Veilige Bermen alle locaties
met een relatief hoog veiligheidsrisico aangepakt? Zo nee, hoeveel locaties blijven
er over? Kunt u daarbij een inschatting geven van het benodigde budget voor de aanpak
van deze locaties?
Antwoord:
Rijkswaterstaat werkt momenteel hard aan de uitvoering van het programma voor Rijkswegen.
Met de beschikbare financiële middelen kunnen niet alle geïdentificeerde locaties
aangepakt worden. Met een risico-gestuurde aanpak zijn voor 390 van de 1400 in 2016
geïnventariseerde locaties met obstakels in obstakel-vrije zone langs autosnelwegen
van het Rijk maatregelen vastgesteld. Momenteel zijn 110 van de 390 maatregelen in
uitvoering of gerealiseerd. Het overige deel is in voorbereiding en zal voor 2022
in uitvoering worden genomen.
Voor de overige locaties breng ik de kosten nog in beeld. Ik zal uw Kamer daar voor
het AO Verkeersveiligheid van 18 december 2019 nader over informeren.
6
Vraag:
Kunt u een overzicht geven van de (verwachte) inzet van middelen voor de verschillende
N-wegen?
Antwoord:
Het kabinet heeft 50 miljoen euro ter beschikking gesteld voor het veiliger maken
van de N-wegen, waarvan 25 miljoen euro voor het veiliger maken van de rijks-N-wegen
en 25 miljoen euro voor de provinciale N-wegen (op basis van cofinanciering). De maatregelen
zijn inmiddels uitgewerkt en in het najaar van 2019 zal hierover besluitvorming plaatsvinden
en zal ik uw kamer hierover informeren.
7
Vraag:
Hoeveel geld van het totaalbedrag van 50 miljoen euro is inmiddels uitgegeven dan
wel toegekend en aan welke concrete N-wegen? Wanneer zijn dan wel worden deze projecten
uitgevoerd? Wat is de precieze planning voor de uitvoering van de projecten in het
kader van de aanpak van de N-wegen?
Antwoord:
Van de beschikbare 50 miljoen euro is 25 miljoen euro bestemd voor het veiliger maken
van de rijks-N-wegen en 25 miljoen euro voor de provinciale N-wegen (op basis van
cofinanciering). De maatregelen zijn inmiddels uitgewerkt en in het najaar van 2019
vindt hierover besluitvorming plaats. De uitvoering van de maatregelen op rijks-N-wegen
zal naar verwachting kunnen starten in 2020.
8
Vraag:
Waarom is er behalve een miljoen euro in 2023 de komende jaren geen geld begroot voor
quick wins?
Antwoord:
Het programma is vrijwel afgerond. Het resterende budget is bestemd voor de aanpak
van knooppunten in Noord-Nederland.
9
Vraag:
Met hoeveel miljoen euro nemen de middelen toe om fileaanpak te bestrijden in 2020?
Wat is de toe- of afname in de afgelopen vijf jaar geweest?
Antwoord:
Dit Kabinet heeft eenmalig € 100 mln. extra beschikbaar gesteld om de filedruk op
de korte termijn te verlichten. De uitvoering van de maatregelen is onderverdeeld
in twee tranches. De invulling van beide tranches is in 2018 in twee brieven (IENW/BSK-2018/58628
en IENW/BSK-2018/234576) met uw Kamer gedeeld. Dit bestaat deels uit extra inzet door
RWS (bijv. weginspecteurs) en deels uit fysieke maatregelen (het verbeteren van infrastructuur
bij knelpunten en extra inzet van bergers) die worden verantwoord op artikel 12.03.01
realisatie hoofdwegennet. Het kasritme daarvan is opgenomen in de tabel Projectoverzicht
12.03.01 op pagina 26 van het Infrastructuurfonds.
10
Vraag:
Waarop is de toename aan beschikbare middelen voor fileaanpak (van zes miljoen euro)
tussen 2019 en 2021 gebaseerd en kunt u een overzicht geven waar deze middelen aan
besteed zullen worden? Is het waar dat in 2022 slechts vier miljoen euro voor de nationale
fileaanpak beschikbaar is? Waarop is de afname van 14 miljoen in de periode 2021–2022
gebaseerd? Is er overwogen om geld/uitgaven naar voren te halen in de tijd?
Antwoord:
Dit Kabinet heeft eenmalig € 100 mln. extra beschikbaar gesteld om de filedruk op
de korte termijn te verlichten. De kasmiddelen zijn afgestemd op deze programmering.
De korte termijn fileaanpak is onderverdeeld is twee tranches met maatregelen. De
invulling van beide tranches is in 2018 in twee brieven (IENW/BSK-2018/58628 en IENW/BSK-2018/234576)
met uw Kamer gedeeld. Eén van de criteria voor de maatregelen was dat ze op korte
termijn gestart/uitgevoerd konden worden. Met vrijwel alle maatregelen wordt uiterlijk
in 2021 gestart. In het jaar 2022 zijn de meeste maatregelen van fileaanpak afgerond
en zijn de bestedingen aan het programma dientengevolge beperkt.
11
Vraag:
Wat is er de reden van dat de meerkosten in 2019–2021 gezocht moesten worden ten behoeve
van het beheer, onderhoud en vervanging van het spoor?
Antwoord:
Aan het budget voor instandhouding van het spoor wordt € 151 miljoen toegevoegd in
de periode tot 2022. Dit bedrag wordt ingezet voor onderhoud en vervanging van diverse
stationsobjecten, waaronder liften en roltrappen, voor de aanpak van de eerste knelpunten
op het spoor in de havengebieden en voor de kosten van beheer en vervanging van ICT.
12
Vraag:
Wat is de reden dat de aanlanding van de Eurostar op Rotterdam Centraal onder afgesloten
projecten valt terwijl de vierde beloofde trein nog niet dagelijks rijdt?
Antwoord:
Dit betreft aanpassingen aan de infrastructuur ten behoeve van de aanlanding van de
Eurostar welke reeds afgerond zijn. Dit staat los van het aantal treinen. Ook voor
de eerste trein waren de maatregelen voor de aanlanding noodzakelijk.
13
Vraag:
Welke onderdelen zijn er uitgevoerd in het Programma aanpak suïcidepreventie?
Antwoord:
Het Programma Suïcidepreventie, -afhandeling en nazorg 2017–2021 loopt op schema:
• De plaatsing van de eerste lichting fysieke maatregelen gaat in oktober van start.
Het gaat onder meer om hekwerken, camera’s en antiloopmatten.
• De opleiding voor spoorpersoneel («herkennen en aanspreken van mogelijk suïcidale
personen») wordt voortgezet en uitgebreid naar meer partijen in de spoorsector zoals
regionale vervoerders en aannemers.
• Een strategische samenwerkingsovereenkomst van ProRail met 113-Zelfmoordpreventie.
• Voor het bredere reizend publiek is ook een publiekscampagne ontwikkeld, gericht
op het creëren van een sociaal vangnet in de stationsomgeving.
• Op het gebied van afhandeling geldt dat het in 2018 geïmplementeerde sector brede
afhandelprotocol steeds vaker tot een versnelling van de onderzoeksfase leidt (onder
meer door gebruik van camerabeelden).
14
Vraag:
Wat is de doelstelling van de geluidssanering spoorwegen en in hoeverre wordt het
effect voor omwonenden hierbij meegenomen?
Antwoord:
Bij de geluidsanering spoorwegen en rijkswegen wordt juist het effect voor omwonenden
meegenomen door de aanpak van hoogbelaste woningen langs deze infrastructuur conform
de Wet milieubeheer. Hierbij worden geluidmaatregelen afgewogen en geplaatst, zoals
raildempers, geluidschermen en waar nodig aanvullende gevelmaatregelen aan de woning.
De geluidbelasting op en in de woning zal hiermee omlaag worden gebracht.
15
Vraag:
Hoeveel overwegen zijn er in 2019 aangepast en hoeveel overwegen gaan er in 2020 worden
aangepast?
Antwoord:
Eind 2019 zijn door ProRail naar verwachting 16 onbewaakte en 20 bewaakte overwegen
aangepakt, bijvoorbeeld door opheffen of (verder) beveiligen. In 2020 worden volgens
de huidige inzichten van ProRail nog eens 33 onbewaakte en 9 bewaakte overwegen aangepakt.
Daarbij geldt wel dat ProRail afhankelijk is van verschillende factoren, zoals medewerking
van gemeenten en particulieren.
16
Vraag:
Waarop is het totaalbedrag van de onderhoudsimpuls voor Rijkswaterstaat en de verdeling
tussen de modaliteiten gebaseerd?
Antwoord:
Bij de samenstelling van het impulspakket is het accent gelegd op projecten die «merkbaar
en maakbaar» zijn. Dat wil zeggen dat ze een direct effect hebben op het risico van
verstoringen en tevens relatief snel zijn in te passen in de onderhoudsprogrammering
van RWS. Bij de verdeling tussen de modaliteiten is nadrukkelijk rekening gehouden
met de aandachtspunten die door de Algemene Rekenkamer werden genoemd in haar rapportage
over gebruiksbeperkingen in het hoofdvaarwegennet en met de aandachtspunten van de
gebruiker op het hoofdvaarwegennet. Met de impuls op korte termijn waarover ik uw
Kamer heb geïnformeerd in de bijlage bij de Ontwerpbegroting doen we nu wat haalbaar
is op de korte termijn.
17
Vraag:
Welk deel van de opgave voor uitgesteld onderhoud resteert er? Hoeveel geld is daarvoor
nodig?
Antwoord:
Het uitgesteld onderhoud zoals opgenomen in de jaarverantwoording 2018 kent een volume
van 873 mln. Euro. De impuls vermindert uiteraard de voorraad aan uitgesteld onderhoud,
maar desondanks is de inschatting dat deze de komende jaren blijft toenemen. De ontwikkeling
van het volume aan uitgesteld onderhoud zal worden meegenomen in de audits die momenteel
worden uitgevoerd.
18
Vraag:
Waarop zijn de begrote bedragen voor 2020 en 2021 voor Rijkswaterstaat gebaseerd?
Waarom is er voor de periode 2022–2030 niets (extra’s) begroot?
Antwoord:
De begrote bedragen voor 2020 en 2021 hebben betrekking op een kasschuif voor vervanging
en renovatie. En zijn een resultante van de geactualiseerde kasprognoses voor vervanging
en renovatie. De meerjarige budgetreeks voor Vervanging en Renovatie voor de gehele
looptijd van het Infrafonds is opgenomen in de tabel 2 Vervanging en Renovatie op
pagina 177 van het Infrafonds.
19
Vraag:
Is het waar dat van het programma Beter Benutten 171 miljoen euro (uit artikel 12.03)
en zes miljoen euro (art. 13.03) – 177 miljoen euro – wordt afgeroomd? Waaraan zal
het restbudget van 94,7 miljoen euro dat wordt uitgekeerd aan projecten op het hoofdwegennet
worden besteed?
Antwoord:
Zie het antwoord bij vraag 32 (HXII).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.