Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over voorhang ontwerpbesluit Wijziging Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen)
29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
Nr. 334
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 oktober 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief
van 12 juni 2019 over het ontwerpbesluit Wijziging Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen)
(Kamerstuk 29 383, nr. 327).
De vragen en opmerkingen zijn op 4 juli 2019 aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 7 oktober 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
1
De leden van de VVD-fractie vragen of door het opnemen van regels over het realiseren
van recreatieve bebouwing in het kustfundament in het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening (Barro) er geen verschil is met de inhoud van het Kustpact? Als er wel sprake
is van wijzigingen, willen zij weten wat er dan precies wordt gewijzigd.
Het voorliggende ontwerp tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening (hierna: Barro) sluit geheel aan op de inhoud van het kustpact. Zoals in
het kustpact is afgesproken wordt met dit ontwerpbesluit tot wijziging van het Barro
de regelgeving voor de kust gestroomlijnd. Met deze aanpassing krijgen de provincies
eensluidende en duidelijke instructieregels voor het opstellen van hun verordening
en het kustbeleid, die recht doen aan de bevoegdheidsverdeling die tussen rijk en
provincies op dit vlak is afgesproken. De zonering die door de kustpactpartners is
opgesteld is conform afspraak op die manier ook vastgelegd in de verordeningen van
Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland. Op deze wijze ontstaat er een stevig stelsel
van regels waarmee een samenhangende ontwikkeling en de bescherming van de kust geborgd
is.
2
De leden van de VVD-fractie merken op dat het onder andere mogelijk wordt om beheeractiviteiten
in uiterwaarden uit te voeren en dat verduurzaming van de energievoorziening kan plaatsvinden
door bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen in het rivierbed toe te staan. De leden
vragen om wat voor soort «beheeractiviteiten» het gaat. Ook vragen zij of bij de verruiming
van de mogelijkheden van ontwikkelingen in het rivierbed de reguliere afwegingskaders
qua wenselijkheid gelden, zoals bijvoorbeeld de «zonneladder».
De Beleidsregels Grote Rivieren (Bgr) zijn per 1 juli 2018 aangepast. De Barrowijziging
beoogt dat deze beleidsregels ook van toepassing zijn op de besluitvorming in het
ruimtelijke spoor. In deze beleidsregels is aan de riviergebonden activiteiten onder
andere de volgende activiteit toegevoegd: «De realisatie van voorzieningen die noodzakelijk
zijn voor het agrarisch, landschappelijk of daarmee vergelijkbaar beheer van het rivierbed.»
Voor het beheer van gronden in het rivierbed, met name de uiterwaarden, kunnen bouwwerken
of activiteiten noodzakelijk zijn die vanwege aard of omvang niet onder algemene regels
vallen en dus vergunningplichtig zijn. Te denken valt aan (beperkt) grondverzet, stallen
en schuilgelegenheden voor grote grazers en opslagruimtes voor materiaal en materieel.
De Bgr en het Barro, titel Grote Rivieren, vormen het toetsingskader voor waterveiligheid.
De beleidsregels staan toetsing aan andere afwegingskaders zoals de «zonneladder»
niet in de weg. Het is echter aan de regionale overheden om een toetsingskader voor
de inpassing zonne-energie vast te stellen.
3
De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn zal worden bezien of de secundaire
verkeersleidingradars van Schiphol en de luchthaven Eelde eveneens in de Regeling
algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) moeten worden opgenomen.
Het voornemen is de wijziging van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
(hierna: Rarro), waarin de primaire en secundaire verkeersleidingradar van Schiphol
zal worden opgenomen, tegelijk met het voorliggende ontwerpbesluit in werking te laten
treden. De verkeersleidingradar van luchthaven Eelde wordt niet in de Rarro opgenomen,
omdat deze binnen afzienbare tijd wordt vervangen door een ander soort radarsysteem
voor verkeersleiding.
De nota van toelichting zal op deze beslissing worden aangepast.
4
De leden van de VVD-fractie merken op dat het bestemmingsplan Maasvlakte 2 (2018)
een wijzigingsbevoegdheid bevat voor burgemeester en wethouders om de dubbelbestemming
«Leiding – Leidingstrook» na realisatie van het kabeltracé onder voorwaarden te versmallen
en vragen onder welke voorwaarden het college van B en W het kabeltracé kan versmallen.
Burgemeester en wethouders kunnen gedeelten van het kabeltracé versmallen na realisatie
van het kabeltracé, en nadat daarover advies is ingewonnen van de beheerder van de
(buis)leidingen en kabels. Daarbij geldt voorts dat aan weerszijden van de buitenste
kabel een bepaalde bufferzone in stand moet worden gehouden.
5
De leden van de VVD-fractie vragen wat een wel afdoende beleidsmatige basis is voor
de door het Havenbedrijf Rotterdam gewenste radar voor scheepvaartverkeerdiensten
is?
Artikel 2.1.2 (bepaling vrijwaringszone) en artikel 2.1.3 (veiligheid scheepvaart
op vaarwegen) van het Barro beschermen de werking van die radars nu. Er is momenteel
geen concrete aanleiding om hierin verandering te brengen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
1
De leden van de CDA-fractie zien dat de wijziging van het Besluit algemene regels
ruimtelijke ordening (Barro) het mogelijk maakt om onder voorwaarden recreatieve bebouwing
te realiseren in het kustfundamenten en vragen of de nu voorgestelde wijziging naadloos
aansluit bij de afspraken van het Kustpact.
Zoals in het kustpact is afgesproken wordt met het voorliggende ontwerpbesluit tot
wijziging van het Barro de regelgeving voor de kust gestroomlijnd. Met deze aanpassing
krijgen de provincies eensluidende en duidelijke instructieregels voor het opstellen
van hun verordening en het kustbeleid, die recht doen aan de bevoegdheidsverdeling
die tussen Rijk en provincies is afgesproken. De zonering die door de kustpactpartners
is opgesteld is conform afspraak vastgelegd in de verordeningen van Zeeland, Zuid-Holland
en Noord-Holland. Op deze wijze ontstaat er een stevig stelsel van regels waarmee
een samenhangende ontwikkeling en de bescherming van de kust geborgd is. De wijziging
van het Barro met betrekking tot het kustfundament sluit dus aan bij de afspraken
van het kustpact.
2
De leden van de CDA-fractie menen dat bouwen in het kustfundament los gezien moet
worden van het gebruik van die bebouwing. Permanente bewoning is wezenlijk anders
dan recreatieve bewoning. De leden vragen hoe het Barro daar rekening mee houdt en
hoe handhaving verzekerd is aangezien illegale permanente bewoning van recreatiewoningen
op de loer ligt.
In het kustpact zijn door betrokken partijen afspraken gemaakt over bebouwing voor
recreatief gebruik in de kustzone. De voorgestelde aanpassing van de regels uit het
Barro voor gemeentelijke bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen hebben daarom
enkel betrekking op recreatieve bebouwing. Gemeenten houden toezicht en handhaven
wanneer er sprake is van permanente bewoning die in strijd is met het bestemmingsplan.
De provincies kunnen gemeenten als het nodig is op deze taak aanspreken vanuit hun
verantwoordelijkheid in het kader van het interbestuurlijke toezicht.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
1
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat mogelijkheden voor nieuwbouw in het
kustfundament zo beperkt mogelijk moeten blijven. Dat is volgens hen ook het vertrekpunt
geweest van het Kustpact. In het Kustpact zijn tussen betrokken partijen afspraken
gemaakt over waar wel en waar geen bebouwing is toegestaan. Wanneer bebouwing aan
de orde is, zijn in het Kustpact ook afspraken gemaakt onder welke voorwaarden dat
kan. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister nader in kan gaan op welke
voorwaarden dit betreft, en of deze voorwaarden in het huidige voorstel op dezelfde
wijze zijn geborgd.
Het nieuwe kustbeleid gaat in alle drie de provincies zeer terughoudend om met nieuwbouw
op het strand. Als bebouwing aan de orde is wordt dit getoetst op de voorwaarden met
betrekking tot de waterveiligheid en het kustbeheer (door waterschappen) en natuur.
Daarnaast zijn in de zonering die door de kustpactpartners is opgesteld en die is
neergelegd in provinciaal beleid en in regels in de provinciale verordeningen voor
bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen (strikte) voorwaarden opgenomen voor nieuwe
recreatieve bebouwing. Dit verschilt per provincie. Het gaat dan bijvoorbeeld om voorwaarden
ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit, de omvang van de bebouwing, het beheer en
onderhoud, percentage invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie, percentage openbaarheid
van het terrein en het maximum uitbreidingspercentage. In Zuid-Holland zijn bijvoorbeeld
grote delen van de stranden benoemd als Natuur Netwerk Nederland. Op deze stranden
is geen nieuwe verblijfsrecreatie toegestaan.
2
De leden van de D66-fractie vragen op basis waarvan er besloten is in het voorstel
recreatieve bebouwing toe te voegen aan de bestaande uitzonderingen en met welke partijen
dat is afgestemd.
De bij het kustpact betrokken partijen vormen een brede coalitie die bij de bescherming
en bij de ontwikkeling van de Nederlandse kust betrokken zijn. Deze brede coalitie
van 60 partijen bestaat onder andere uit provincies, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat,
drinkwaterbedrijven, recreatiebedrijven en natuur- en milieuorganisaties, waaronder
ook terreinbeheerders.
Al deze partijen hebben op basis van gezamenlijke kernkwaliteiten en collectieve waarden
een zonering opgesteld waarin is uitgewerkt waar geen nieuwe bebouwing is toegestaan,
waar wel en onder welke voorwaarden. Het resultaat is een gedeelde zonering waarin
wordt gestuurd op het beperken van uitbreiding van nieuwe recreatieve voorzieningen,
het beperken van uitbreiding van bestaande voorzieningen en een duidelijke begrenzing
van natuur- en recreatiestranden. Dit resultaat wordt door alle partijen (overheid,
natuur en recreatie) onderschreven en is vastgelegd in provinciaal beleid en regels.
Met het voorliggende ontwerpbesluit tot wijziging van het Barro worden de regels van
het Rijk en de provincie op elkaar afgestemd en worden de afspraken uit het kustpact
uitgevoerd en bestendigd. De wijziging wordt dus door alle partijen onderschreven.
3
De leden van de D66-fractie vragen hoe de mogelijkheid tot jaarronde bebouwing zich
verhoudt tot de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het Barro en het Besluit
kwaliteit leefomgeving (Bkl). De leden vragen de Minister daarbij in het bijzonder
in te gaan op de ogenschijnlijke tegenstrijdigheid met de collectieve waarden vrij
zicht, grootschaligheid en seizoensgebondenheid.
De kernkwaliteiten en collectieve waarden die aan de zonering ten grondslag liggen
en in het Barro als instructieregel voor de provincies zijn opgenomen om de afspraken
uit het kustpact ook in de toekomst te bestendigen vormen een afwegingskader. Op basis
van dit afwegingskader zijn kustpactpartijen gekomen tot een gedeelde zonering. Voor
de verschillende soorten stranden is door de gezamenlijke kustpactpartners een verschillende
afweging gemaakt. Het resultaat is dat de provincies een terughoudend beleid voeren
voor nieuwvestiging van (jaarrond) recreatievoorzieningen.
4
De leden van de D66-fractie vragen wat er moet worden verstaan onder de voorwaarden
waaronder recreatieve bebouwing is toegestaan in het voorstel? De leden vragen welke
partijen zullen worden betrokken bij de besluitvorming over de voorwaardelijk bebouwde
gebieden en of de Minister voorts een inschatting kan maken hoeveel paviljoens gegeven
het nieuwe voorstel over zullen gaan tot een jaarronde bezetting.
Onder voorwaarden wordt bijvoorbeeld verstaan aantal paviljoens per soort strand,
maximale omvang, maatvoering terras, gebruik etc. Provincies geven in hun beleid en
verordening op deze punten soms concrete instructies voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen
of geven een afwegingskader om te beslissen of een ontwikkeling mogelijk is. Daarnaast
bevatten bestemmingsplannen concrete voorwaarden voor recreatieve bebouwing in de
kustzone. In lijn met het uitgangspunt van de Omgevingswet worden burgers, belangengroepen
en verschillende overheden door de initiatiefnemer in een vroeg stadium betrokken
bij nieuwe initiatieven. Ik heb geen informatie op basis waarvan ik een goede inschatting
kan maken hoeveel paviljoens gegeven het nieuwe voorstel over zullen gaan tot een
jaarronde bezetting. In lijn met de situatie dat het beleid van de provincies terughoudend
is ten aanzien van nieuwvestiging van (jaarrond) recreatievoorzieningen en aangezien
dit beleid in provinciale verordeningen is vastgelegd verwacht ik dat dit aantal beperkt
zal zijn. De omzetting van paviljoens van seizoensgebonden naar jaarrondexploitatie
zal sowieso alleen aan de orde zijn op stranden die daarvoor volgens de nieuwe kustpactzonering
in aanmerking voor komen.
5
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om nader uiteen te zetten op welke
aspecten een bouwwerk aan de Waterwet wordt getoetst en welke instantie vergunningen
in het kader van de Waterwet voor bouwwerken verstrekt?
Op grond van de Waterwet is een vergunning nodig van de waterbeheerder voor bepaalde
activiteiten op het strand en in de waterkering. Daarbij gaat het om bouwwerken zoals
strandpaviljoens of installaties, maar ook om grote zandbanketten of kabels. In de
Waterregeling en de verordening van waterschappen is een aantal activiteiten op voorhand
uitgezonderd van de watervergunningplicht omdat deze werken waterstaatkundig niet
relevant zijn. Voorbeelden zijn het oprichten en in stand houden van niet-permanente
bebouwing in de periode van 1 april tot 1 oktober en evenementen op het strand die
niet langer duren dan drie maanden.
Aan de Noordzeekust zijn de waterschappen het bevoegd gezag voor activiteiten in de
duinen als primaire waterkering en de daarbij behorende beschermingszone op het strand.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is het bevoegd gezag voor activiteiten
op het strand tot aan de duinvoet en in de Noordzee.
Inbreng van de leden van de fractie van GroenLinks
1
De leden van de fractie van GroenLinks vragen om een omzet-tabel van Barro naar het
Bkl waarbij per artikel dat gewijzigd wordt, wordt aangegeven hoe dit wordt gewijzigd.
Barro
Onderwerp
Bkl
Toelichting
2.3.1
Kustpact: begripsomschrijving recreatieve bebouwing
5.40
De begripsomschrijving is één op één in artikel 5.40 van het Bkl zelf opgenomen
2.3.5
Kustpact: mogelijkheid recreatieve bebouwing en voorwaarden
5.40
– Het begrip collectieve waarden is geschrapt om nieuwe begrippen met een vergelijkbare
betekenis te vermijden. Inhoudelijk is hetzelfde bedoeld als bij de kernkwaliteiten
van art. 5.129b en artikel 7.4 Bkl.
– Kusterfgoed is omgezet in kustgebonden cultureel erfgoed, hiermee wordt aangesloten
bij het systematisch gebruik van «cultureel erfgoed» onder de Omgevingswet
2.3.6
Kustpact: andere regels provincie Friesland
5.40
2.4.4
Grote rivieren: wijziging beleidsregels
5.46
Sommige begrippen zijn technisch aangepast of geharmoniseerd binnen het artikel (bijvoorbeeld
«aanleg» in plaats van «verwezenlijking»; «die noodzakelijk zijn» is geschrapt in
lijn met het eerste lid, onder b).
2.4.5
Grote rivieren: uitbreiding verwijzing als gevolg van wijziging 2.4.4
5.46
2.6.2
Radar: betrokkenheid IenW ivm civiele radar
5.155 en bijlage XIV
2.6.9
Radar: toevoeging civiele radar
5.155 en bijlage XIV
2.8.6
Hoogspanning
Bijlage XV
Bijlage 3
Grote rivieren
Bijlage XII
Per abuis ontbreekt de wijziging van deze kaart in het Bkl. Dit zal aangepast worden.
Bijlage 5
Hoogspanning
Bijlage XV
Bijlage 5.5
Hoogspanning
Bijlage XV
2
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Minister kan aangeven wat de gevolgen
zijn van het verschuiven van het nee, tenzij naar het ja, mits principe in het omgevingsrecht
voor de afspraken die gemaakt zijn in het Kustpact en of de Minister kan garanderen
dat er met de komst van het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht geen soepelere regels
zullen ontstaan ten aanzien van de bouw in de kustgebieden die onder het Kustpact
vallen?
De regels in het Barro voor bouwen in het kustfundament gaan uit van het nee, tenzij
principe. Bebouwing in het kustfundament is niet toegestaan, tenzij aan de uitzonderingen
wordt voldaan. Deze manier van formuleren blijft onveranderd na de voorgestelde wijziging
van het Barro. Deze formulering wordt ongewijzigd opgenomen in het Besluit kwaliteit
leefomgeving (Bkl) onder de Omgevingswet. Door deze zogenaamde «beleidsneutrale» omzetting
van de Barro regels naar het Bkl blijven de regels ten aanzien van recreatieve bebouwing
in het kustfundament met de inwerkingtreding Omgevingswet onveranderd.
3
De leden van de fractie van GroenLinks horen graag van de Minister hoe het in de NOVI
geformuleerde nationaal belang van de kust in de juridische praktijk bijdraagt aan
het beschermen van de kust, aangezien de NOVI geen juridisch bindend document is voor
provincies, gemeenten en waterschappen.
De ontwerpNOVI geeft het nationale beleid, waarmee provincies en gemeenten rekening
houden. De doorwerking van dit nationale beleid voor de Nederlandse kust dat met de
kustpactpartners is opgesteld is vastgelegd in de instructieregels van het Barro en
het Bkl. Daarmee is de doorwerking naar provinciale verordeningen en gemeentelijke
plannen en omgevingsvergunningen geborgd. Daarnaast vormt het beleid de basis voor
de Minister bij het opstellen van omgevingsagenda’s en het bestuurlijk overleg kustpact
dat in stand blijft.
4
De leden van de fractie van GroenLinks zouden in het kader van de voortgang van het
kustpact en in het kader van de nu voorliggende voorhangprocedure graag nadere cijfermatige
informatie ontvangen over de bouw van woningen, recreatiegebouwen en andere bouwwerken
in de kustzones. De leden vragen of de Minister een overzicht kan geven van het aantal
bouwvergunningen dat afgegeven is sinds de ondertekening van het kustpact of de Minister
hierbij ook ingaan op de vraag hoe zich dit verhoudt tot het aantal vergunningen in
de jaren voorafgaand aan de totstandkoming van het kustpact en of dit overzicht kan
worden uitgesplitst naar gemeenten die langs de kust liggen?
Met de kustpactpartners heb ik afgesproken om de afspraken uit het kustpact en de
ontwikkeling van (recreatieve)bebouwing in de kustzone te monitoren. Bouwvergunningen
worden door gemeenten verleend en er is geen landelijk systeem waarin de verleende
vergunningen worden geregistreerd. Daarom zal ik in het kader van de monitor Kustpact
de ontwikkeling van bebouwing in de kustzone laten bijhouden.
5
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in welke gevallen naast een omgevingsvergunning
voor het bouwen of uitbreiden van een bouwwerk voor activiteiten ook een vergunning
op grond van de Waterwet noodzakelijk zal zijn en in welke gevallen niet? De leden
ontvangen graag een aantal concrete voorbeelden.
Op grond van de Waterwet is een vergunning nodig van de waterbeheerder voor bepaalde
activiteiten op het strand en in de waterkering. Daarbij gaat het om bouwwerken zoals
strandpaviljoens of installaties, maar ook om grote zandbanketten of kabels. In de
Waterregeling en de verordening van waterschappen is een aantal activiteiten op voorhand
uitgezonderd van de watervergunningplicht omdat deze werken waterstaatkundig niet
relevant zijn. Voorbeelden zijn het oprichten en in stand houden van niet-permanente
bebouwing in de periode van 1 april tot 1 oktober en evenementen op het strand die
niet langer duren dan drie maanden.
Aan de Noordzeekust zijn de waterschappen het bevoegd gezag voor activiteiten in de
duinen als primaire waterkering en de daarbij behorende beschermingszone op het strand.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is het bevoegd gezag voor activiteiten
op het strand tot aan de duinvoet en in de Noordzee.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
1
De leden van de SP-fractie vragen de regering met klem de toevoeging van recreatieve
bebouwing in algemene zin aan de ontheffingen op het verbod op nieuwbouw in het kustfundament
te heroverwegen ten bate van het behoud van de in het conceptbesluit genoemde waarden
van het kustfundament.
Op basis van de afgesproken kernkwaliteiten en collectieve waarden is door alle kustpactpartijen
(overheid, natuur en recreatie) een zonering voor de kust per provincie gemaakt die
nadrukkelijk gericht is op het beperken van nieuwe recreatieve voorzieningen in combinatie
met een duidelijke begrenzing van natuur- en recreatiestranden. Dit is ook onderschreven
door het College van Rijksadviseurs. Ik sta achter deze zonering.
2
De leden van de SP-fractie vragen welke waarborgen bestaan om de kernwaarden van de
kust te bewaken tegen lichtvaardige wijzigingen van provinciale omgevingsvergunningen
of gemeentelijke omgevingsplannen?
Door het vastleggen van de door kustpactpartijen vastgestelde zoneringen in provinciale
verordeningen is er op provinciaal niveau een stelsel van regels ontstaan waarmee
de samenhangende ontwikkeling van de kust geborgd is. Voor de toekomst zijn de afspraken
van het kustpact bestendigd door het Barro met een instructieregel aan provincies
aan te vullen om in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten
en collectieve waarden in het kustfundament regels te stellen voor recreatieve bebouwing.
Op deze wijze werken de afspraken over beschermen en behouden van de kernkwaliteiten
en collectieve waarden blijvend via het provinciaal beleid en provinciale afspraken
door in het bestemmingsplan.
Daarnaast is kustzone in de NOVI gedefinieerd en zijn de kernkwaliteiten en collectieve
waarden ook overgenomen. Voor toekomstige recreatieve ontwikkelingen aan de kust is
vanuit het Rijk met de kustpactpartners een blijvende samenwerking afgesproken die
onder andere gericht is op monitoring en evaluatie van de afspraken uit het kustpact.
3
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de drie voorwaarden waterveiligheid,
drinkwatervoorziening en natuurbehoud niet expliciet worden genoemd in zowel het wijzigingsvoorstel
voor het Barro als het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en of de voorgestelde
verwijzing naar de kernkwaliteiten van de Nederlandse kust zoals benoemd in het Kustpact
afdoende zijn om deze drie randvoorwaarden te borgen. De leden van de SP-fractie vragen
in hoeverre de genoemde provinciale verordeningen deze zaken zullen gaan bevatten
en of de regering voornemens is hiervoor aanbevelingen aan provincies te doen of instructies
hiertoe op te nemen in het Barro of het Bkl.
De randvoorwaarden van waterveiligheid, drinkwatervoorziening en natuurbehoud zijn
meegenomen bij het opstellen van de integrale zonering. Organisaties die deze belangen
behartigen (waterleidingbedrijven, natuurorganisaties, waterbeheerders) hebben deze
belangen verwoord en zijn met het eindresultaat akkoord gegaan. De integrale zonering
ligt vast in het provinciaal beleid en de provinciale verordeningen. Daarnaast gelden
afzonderlijke regels op nationaal en decentraal niveau om deze belangen van waterveiligheid,
natuur en drinkwater te beschermen.
4
De leden van de SP-fractie vragen hoe bijvoorbeeld op Texel of in de Kop van Noord-Holland
in overleg is getreden met bewoners over nieuwe plannen voor recreatieve bebouwing
in het kader van de zonering waar nog geen recreatieve bebouwing in de duinen bestaat?
Omwonenden zijn via maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming van de zonering
betrokken. Daarnaast zijn omwonenden via inspraak, consultatie en participatie betrokken
bij het vaststellen van het gemeentelijk en provinciaal beleid voor de kust.
5
De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten in hoeverre wordt voorkomen
dat de keuze voor het toestaan van recreatieve bebouwing in het kustfundament een
financiële overweging wordt. De leden vragen hoe met deze wijziging wordt voorkomen
dat de Zeeuwse kust uit financiële overwegingen zal worden volgebouwd met vakantieparken
en hotels die de genoemde kernkwaliteiten van de kust kunnen aantasten?
In Zeeland is voortvarend gewerkt aan de vertaling van de afspraken uit het kustpact
naar de Zeeuwse situatie. Dit heeft geleid tot de Zeeuwse Kustvisie, een document
waarin de belangen van waterveiligheid, natuur, landschap en economische (recreatieve)
ontwikkelingen in samenhang met elkaar zijn afgewogen en gebalanceerde ontwikkelrichtingen
zijn aangegeven. De beleidsmatige borging en uitvoering van de Zeeuwse kustvisie is
vastgelegd in het convenant Samen sterk voor de Zeeuwse kust, getekend op 7 oktober
2017. De afspraken uit de Kustvisie zijn inmiddels vastgelegd in de Provinciale Verordening
waarmee zij rechtskracht hebben gekregen. Daarnaast gelden ook voor Zeeland de regels
uit het Barro. Waarden op het vlak van landschap, natuur, waterveiligheid en drinkwatervoorziening
dienen daarbij gerespecteerd te worden.
Dit alles borgt voldoende dat de Zeeuwse kust niet volgebouwd zal worden. Tevens borgt
en versterkt het de kwaliteit van de verblijfsrecreatieve sector in samenhang met
de omliggende natuur en landschapswaarden.
6
De leden van de SP-fractie vragen hoe de uitvoering van het rapport van de Commissie
Balkenende tot op heden verloopt, ook met het oog op de financiële situatie van de
provincie Zeeland, en wat de resultaten van het stimuleren van de Zeeuwse economie
tot op heden zijn geweest.
De commissie Structuurversterking en Werkgelegenheid Zeeland (Balkenende) heeft onderzoek
gedaan naar de mogelijkheden om de economische structuur en werkgelegenheid in Zeeland
te versterken. In het vervolg hierop is -onder meer- een regiodeal tussen het Rijk
en de provincie Zeeland gesloten en zijn zes concrete projecten van start gegaan en
inmiddels bijna uitgevoerd in het kader van het investeringsprogramma «Zeeland in
Stroomversnelling». Dit traject loopt separaat van de uitvoering van het kustpact
en de aanpassing van het Barro in dat kader.
7
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij aankijkt tegen de huidige Zeeuwse
kustvisie in relatie tot de mogelijk te maken nieuwbouw in het kustfundament en hoe
dit zal uitwerken, zowel op het vlak van de bebouwing aan zee als rondom de binnenwateren.
Ik ben positief over de ruimtelijke borging van de waarden van het strand en de duinen.
De provincie Zeeland heeft in de Zeeuwse kustvisie een eigen zonering van de stranden
en een eigen ruimtelijk beleid voor de duinen en gebieden landinwaarts vastgesteld
waarmee maatwerk op regionaal en lokaal niveau is geleverd. Evenals in de andere provincies
wordt gestuurd op het beperken van de uitbreiding van nieuwe voorzieningen, het duidelijk
begrenzen van natuur- en recreatiestrand en het ontwikkelen met kwaliteit. De ontwikkelingsmogelijkheden
zijn concreet begrensd en in balans met de te beschermen waarden. De openbaarheid
en toegankelijkheid van het strand is mede op basis van het waterstaatkundige beheer,
goed geborgd. De huidige Zeeuwse kustvisie is beperkt tot de Noordzeekust. Van de
provincie heb ik begrepen dat voor de Zeearmen, de randen van Wester- en Oosterschelde,
Veerse Meer en Grevelingen, gefaseerd een visie wordt opgesteld. Voor het Veerse Meer
is die nu in ontwikkeling.
8
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een reactie op het in 2016 uitgekomen
rapport van de SP-fractie in de Zeeuwse Staten1, met name waar het gaat om de aanbevelingen die hierin zijn gedaan ten aanzien van
de Zeeuwse kustvisie.
Van de provincie Zeeland heb ik begrepen dat de daarin gedane aanbevelingen zijn meegenomen
of meegewogen in de Zeeuwse Kustvisie dan wel onderwerp zijn geweest bij de vaststelling
van het Zeeuws Omgevingsplan 2018.
9
De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre zij overweegt om de Zeeuwse
zeekust tot beschermd aangezicht te verklaren om te voorkomen dat de kust wordt volgebouwd
met nieuwe toeristische complexen, terwijl verpauperde complexen van bestaande recreatieve
bouw nog niet zijn aangepakt.
In de geest van de Omgevingswet heeft de provincie Zeeland samen met de kustgemeenten,
natuur- en belangenorganisaties, de recreatiesector, Rijkswaterstaat en het waterschap
de Zeeuwse Kustvisie opgesteld en een convenant afgesloten. Hierin is zorgvuldig afgesproken
welke ontwikkelingen wel en niet kunnen aan de Zeeuwse kust. Doordat deze afspraken
goed zijn vastgelegd in provinciaal beleid en regels en ook uitgewerkt worden in actuele
bestemmingsplannen is de aanwijzing tot beschermd gezicht niet nodig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier