Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over de stijgende lasten voor woningcorporaties
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over de stijgende lasten voor woningcorporaties (ingezonden 23 augustus 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 7 oktober 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Verhuurderheffing stijgt komend jaar weer 170
miljoen euro»1 en het bericht «De verhuurdersheffing is de roze olifant in de kamer»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de analyse dat de investeringsmogelijkheden van woningcorporaties zijn gedaald
door de verhuurderheffing en daardoor de jaarlijkse nieuwbouw van betaalbare woningen
is teruggevallen van 40.000 woningen naar slechts 15.000 woningen?
Antwoord 2
In het artikel «De verhuurderheffing is de roze olifant in de kamer» wordt gesproken
over een vermindering van de nieuwbouwinvesteringen door corporaties. Uit de verantwoordingsgegevens
van corporaties blijkt dat in 2013 29.900 woongelegenheden werden gerealiseerd, terwijl
het in 2018 om 14.400 ging. Onzekerheid bij corporaties vanwege de verhuurderheffing
en de aangekondigde herziening van de Woningwet kunnen een matigend effect op hun
investeringsbereidheid van de laatste jaren hebben gehad. Zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief
bij de Staat van de Volkshuisvesting 2019 spelen gebrek aan locaties, stijgende bouwkosten
en matiging van aanvangshuren vanwege passend toewijzen hierin ook een rol. Er is
geen reden om aan te nemen dat de lagere nieuwbouwcijfers zijn ingegeven door een
tekort aan investeringskracht op de korte en middellange termijn als gevolg van de
verhuurderheffing. De financiële positie van de corporatiesector is in de afgelopen
jaren robuust genoeg geweest om meer sociale huurwoningen te bouwen, mede doordat
de financieringsrente op dit moment zeer laag is. Inmiddels blijkt uit de meerjarenplannen
van corporaties (dPi) dat de nieuwbouwvoornemens van woningcorporaties zijn toegenomen
van 96.500 sociale huurwoningen voor de periode 2016–2020 naar 130.000 voor de periode
2019–2023.3
Vraag 3
Is het waar dat de verhuurderheffing komend jaar met 170 miljoen euro stijgt? Welk
deel van de stijging wordt veroorzaakt door nieuwe sociale woningen, en welk deel
door de stijging van de WOZ-waarde van woningen?
Antwoord 3
In de Miljoenennota 2019 werd voor het jaar 2019 een totale opbrengst van de verhuurderheffing
van 1.720 mln euro geraamd. Deze raming is met 39 mln bijgesteld naar 1.759 mln euro
in de Miljoenennota 2020 en de Voorjaarsnota 2019. Voor het jaar 2020 is een totale
opbrengst van 1.791 miljoen euro door het Rijk geraamd. De verhuurderheffing stijgt
dus met 32 miljoen euro in 2020 ten opzichte van de bijgestelde raming voor 2019.
De opwaartse bijstelling voor de raming voor 2019 hangt mede samen met de gerealiseerde
opbrengst over 2018, zoals deze verantwoord is in het Financieel Jaarverslag Rijk
(FJR) 2018. De hoger dan in de Miljoenennota 2019 geraamde opbrengst voor 2018 vertaalt
zich in een opwaartse bijstelling van de geraamde opbrengst voor de verhuurderheffing
in 2019. Dit betreft de afdrachten van zowel corporaties als andere heffingsplichtige
verhuurders.
Onderliggend is sprake van een voorgenomen beleidsmatige vermindering van de verhuurderheffing
voor investeringen in betaalbare huurwoningen (100 mln euro structureel vanaf 2020)
en een endogene toename van de verhuurderheffing, hoofdzakelijk vanwege de stijging
van de WOZ-waarde van woningen, welke de grondslag vormt voor de heffing. De raming
van de verhuurderheffing komt tot stand door de raming van de WOZ-waarde van woningen,
zoals geraamd door het CPB.
Vraag 4 en 5
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de totale lastendruk van woningcorporaties
sinds de invoering van de verhuurderheffing en de Anti Tax Avoidance Directive (ATAD)?
Welke impact heeft dit op de investeringsmogelijkheden van woningcorporaties?
Blijkt uit de praktijk dat woningcorporaties de financiële gevolgen van de invoering
van de ATAD kunnen beperken door middel van verrekenbare verliezen? Hoe kijkt u aan
tegen de toezegging van het kabinet dat woningcorporaties nog tijdens deze kabinetsperiode
gecompenseerd zullen worden voor de financiële gevolgen van de ATAD? Hoe gaat u deze
belofte nakomen?
Antwoord 4 en 5
De Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking4 (ATAD1) is met ingang van 1 januari 2019 in werking getreden. Op basis van de reeds
bekende aangiftecijfers is het niet mogelijk om de feitelijke effecten van ATAD1 voor
woningcorporaties vast te stellen. Bij de tegelijk met deze antwoorden verzonden brief
over de nieuwe indicatieve bestedingsruimte woningcorporaties (IBW), ben ik ingaan
op ontwikkelingen in de belastingafdrachten van corporaties aan de hand van de op
dat moment beschikbare informatie.
Vraag 6
Is de korting van 100 miljoen euro voldoende geweest om de nieuwbouw een impuls te
geven? Zo ja, kunt u een cijfermatige onderbouwing geven? Zo nee, welke maatregelen
gaat u nemen zodat woningcorporaties meer betaalbare woningen kunnen bouwen?
Antwoord 6
Het kabinet heeft vorig jaar besloten om met de structurele verlaging van het tarief
van de verhuurderheffing compensatie te bieden gedurende deze kabinetsperiode voor
de geraamde stijging van de fiscale lasten. De tariefsverlaging heeft een positief
effect op de investeringsruimte die, zoals ik in mijn brief van 9 november 20185 schreef, groter is dan de negatieve effecten van de op dat moment door het Rijk geraamde
oploop in belastingafdrachten door corporaties. Uit de meest recente meerjarenplannen
(dPi) van corporaties blijkt bovendien dat de voorgenomen investeringen zijn gestegen
van € 39,7 miljard in de periode 2018–2022 naar € 43,6 miljard in de periode 2019–2023.6
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat woningcorporaties door de stijgende lasten worden belemmerd
in taak om betaalbare woningen te bouwen, zeker nu er al een groot tekort aan betaalbare
woningen is?
Antwoord 7
Zoals in mijn brief van 9 november 20187 beschreven, heeft de corporatiesector op dit moment financieel voldoende mogelijkheden
om bovenop de reeds voorgenomen meerjareninvesteringen, additioneel meer betaalbare
woningen te bouwen, te investeren in verduurzaming en woningen betaalbaar te houden.
Hoewel de totale afdrachten van corporaties aan het Rijk de afgelopen jaren zijn gestegen,
leidt dit er niet toe dat de sector niet meer kan investeren. Voor de langere termijn
is minder duidelijk hoe de gewenste volkshuisvestelijke opgaven en de financiële positie
van corporaties zich tot elkaar verhouden, sectoraal danwel regionaal. Hier wordt
samen met het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
en Aedes onderzoek naar gedaan naar aanleiding van de motie Ronnes c.s. (Kamerstukken
2018/2019, 35 000 VII, nr.52).
Vraag 8
Bent u bereid de stijgende lastendruk voor woningcorporaties en de ingestorte nieuwbouw
te betrekken bij de Augustusbesluitvorming en te zorgen dat corporaties juist meer
in plaats van minder financiële armslag krijgen om voor betaalbare woningen te zorgen?
Antwoord 8
Op Prinsjesdag heeft het kabinet een heffingsvermindering van structureel jaarlijks
€ 100 miljoen aangekondigd voor het versnellen van investeringen in nieuwbouw in de
schaarstegebieden en woondealregio’s. Om hier voor in aanmerking te komen, dient de
woning een huurprijs te hebben onder de laagste aftoppingsgrens in de huurtoeslag.
Deze heffingsvermindering levert daarmee bijvoorbeeld binnen een periode van tien
jaar een financiële impuls voor corporaties om de bouw te versnellen van 40.000 betaalbare
nieuwbouwwoningen in schaarstegebieden en woondealregio’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.