Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het risicovereveningsmodel 2020 (Kamerstuk 29689-1016)
2019D39209 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg over twee brieven inzake het Risicovereveningsmodel 2020 (Kamerstuk 29 689, nrs. 1016 en 1023).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief omtrent
het Risicovereveningsmodel 20201. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
In de brief lezen deze leden dat de kosten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz)
scheef zijn verdeeld. Omdat ex ante oplossingen (onder andere vanwege gebrek aan data)
niet tot aanzienlijke verbeteringen van het risicovereveningsmodel leiden op korte
termijn, is er gekeken naar- en gekozen voor een ex post oplossing. Is de Minister
voornemens om op den duur toch te kijken naar een ex ante oplossing wanneer er voldoende
data beschikbaar is, ook gezien dit een oplossing voor de lange termijn betreft en
gezien de eigenschap dat een ex ante oplossing de zorgverzekeraar prikkelt zo doelmatig
mogelijk zorg in te kopen? Voorts lezen de leden van de VVD-fractie in de brief dat
informatie over de Wet bijzondere opnamen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) kan
zorgen voor een sterke verbetering van het risicovereveningsmodel voor de ggz. Op
dit moment is er geen landelijk dekkende administratie beschikbaar en er is geen zicht
op zo’n registratie op korte termijn. Is de Minister voornemens om ggz-instellingen
op te roepen met een dergelijk, landelijk dekkende administratie te komen, waarbij
ook op persoonsniveau met behulp van het Burgerservicenummer (BSN) geregistreerd wordt?
Zorgverzekeraars hebben aangegeven dat zij, ondanks verbeteringen aan het risicovereveningsmodel
en de aanpassingen voor het jaar 2020, nog altijd structureel onvoldoende worden gecompenseerd
voor chronisch zieke populaties en overgecompenseerd voor gezonde populaties. Dit
zou een belemmering kunnen zijn voor verzekeraars om zich te richten op het inkopen
van de beste en meest doelmatige zorg voor chronisch zieken. De leden van de VVD-fractie
willen weten hoe de Minister hier tegenaan kijkt, of hij dergelijke signalen heeft
ontvangen en of dit nu daadwerkelijk gebeurt.
Uit onderzoek van Equalis2 blijkt dat er sprake is van voorspelbare winsten en verliezen van groepen verzekerden.
De premieverschillen worden volgens Equalis deels veroorzaakt door populatieverschillen.
Het is de vraag of de risicoverevening op dit moment dus voldoende compensatie biedt
voor die populatieverschillen. Kan de Minister laten weten in hoeverre hij denkt dat
door de aanpassingen aan het risicovereveningssysteem de compensatie hiervan per 2020
weer voldoende is?
In het Algemeen Dagblad3 lezen de leden van de VVD-fractie dat flexmigranten of medische studenten het eigen
risico kunnen afkopen. Zo hebben zij weinig zorgkosten en voor de verzekeraar zijn
dit goedkope verzekerden. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vindt dit onwenselijk
en stelt dat de verzekeraar zo selectief kan zijn met het accepteren van verzekerden.
Deelt de Minister deze visie en kan de Minister toelichten of de kans op risicoselectie
toeneemt door alleen nog maar te investeren in het onderhoud van het model?
In het rapport Risicoselectie en risicosolidariteit zorgverzekeringsmarkt4 noemt de NZa een aantal mogelijkheden om risicoselectie door verzekeraars mogelijk
te maken, zoals het vrijwillig eigen risico, polissen met beperkende voorwaarden en
«koppelverkoop». Is de Minister in dit licht voornemens om niet alleen te investeren
op onderhoud van het vereveningsmodel, maar ook maatregelen te treffen die risicoselectie
door zorgverzekeraars onmogelijk maakt? Zo ja, welke maatregelen ziet de Minister
voor zich?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Risicovereveningsmodel 2020.
Deze leden hebben hier enkele vragen bij. In de Monitor Zorgverzekeringen 20195 plaatst de NZa kanttekeningen bij de doorontwikkeling van het risicovereveningsmodel
naar een zogenaamd onderhoudsmodel. De NZa signaleert als risico dat de prikkel voor
verzekeraars hierdoor groter wordt om zich voor langere termijn op winstgevende groepen
te richten. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de mening van de NZa
deelt, dat de kans op risicoselectie toeneemt door alleen nog maar te investeren in
het onderhoud van het model? Heeft hij het voornemen hier wat aan te gaan doen?
In de Monitor Zorgverzekeringen 2019 schrijft de NZa: «Als risicoselectie voor de
zorgverzekeraars «noodzakelijker» wordt, hoe kunnen zij dit dan succesvol toepassen?
De belangrijkste mogelijkheden die wij hiervoor zien, zijn het vrijwillig eigen risico,
polissen met beperkende voorwaarden, de huidige vormgeving van het verbod op premiedifferentiatie,
en «koppelverkoop» van de basis- en aanvullende verzekering. Optimalisering van het
risicovereveningssysteem is de meest effectieve manier om deze prikkels weg te nemen.»
De leden van de CDA-fractie vinden het juist belangrijk dat (indirecte) risicoselectie
voorkomen wordt. Wil de Minister maatregelen treffen die het benutten van genoemde
mogelijkheden voor risicoselectie door verzekeraars onmogelijk maakt? Zo ja, welke?
Uit onderzoek van de Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM)6 blijkt dat chronisch zieken, ondanks de risicoverevening, nog steeds voorspelbaar
verliesgevend zijn voor zorgverzekeraars. Ondanks verbeteringen aan het risicovereveningsmodel
en de aanpassingen voor 2020, zeggen zorgverzekeraars nog altijd structureel onvoldoende
te worden gecompenseerd voor chronisch zieke populaties, en overgecompenseerd voor
gezonde populaties. De Minister schrijft dat dit een belemmering zou kunnen zijn voor
zorgverzekeraars om zich te richten op het inkopen van de beste en meest doelmatige
zorg voor chronisch zieken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bekend
is met voorbeelden waarbij zorgverzekeraars zich nauwelijks richten op het inkopen
van de beste zorg voor chronisch zieken. Welke merkbare verbeteringen in de zorg kunnen
chronisch zieken verwachten, als verzekeraars zich volledig richten op het inkopen
van de beste en meest doelmatige zorg voor deze groepen?
In de brief over het Risicovereveningsmodel 20207 wordt aangegeven dat de Minister hecht aan een goed functionerende risicoverevening
waardoor zorgverzekeraars geprikkeld worden tot goede en doelmatige zorginkoop. Een
goede risicoverevening zou moeten zorgen voor een gelijk speelveld tussen zorgverzekeraars
en zou prikkels tot indirecte risicoselectie moeten wegnemen. De laatste tijd komen
er meer en meer berichten naar buiten die erop duiden dat risicoselectie aan de orde
is. Zorgvisie8 stelt dat meer dan het zorginkoopbeleid de samenstelling van de verzekerdenpopulatie
het resultaat van zorgverzekeraars bepaalt. De leden van de CDA-fractie vragen wat
de Minister vindt van de conclusies uit dit artikel. Op welke wijze denkt de Minister
het gewenste gelijke speelveld beter te kunnen garanderen en prikkels tot risicoselectie
tijdig weg te nemen? Ziet de Minister mogelijkheden om de risicoverevening doorlopend
te toetsen op prikkels tot risicoselectie en indien aanwezig weg te nemen? Welke rol
voor de NZa ziet de Minister hiervoor weggelegd?
Nu krijgen zorgverzekeraars pas jaren later inzicht in de eindresultaten van de verevening,
waardoor het moeilijk te achterhalen is welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen
en verbetermaatregelen niet tijdig kunnen worden genomen. De leden van de CDA-fractie
vragen of de Minister van mening is dat wanneer er geen sprake is van wanbeleid bij
zorgverzekeraars en er grote onder- en overcompensatie van de risicoverevening plaatsvindt,
het gelijke speelveld in gevaar komt. Zo nee, waarom niet? Hoe kan grote onder- en
overcompensatie worden voorkomen? Welke oplossingen ziet de Minister hiervoor? Wat
vindt de Minister van de ontwikkeling dat buitenlandse toetreders tot de Nederlandse
zorgverzekeringsmarkt veel voordeel halen uit de vereveningsystematiek, volgens het
rapport van Equalis9? Is het wenselijk dat op deze wijze ons zorggeld naar het buitenland verdwijnt?
De laatste tijd hebben er regelmatig publicaties plaatsgevonden over de problematiek
rondom de wijkverpleging ook in relatie tot de risicoverevening. De Verpleging & Verzorging
(V&V) is per 2015 overgeheveld vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
In korte tijd daarna zijn ex-post correcties afgebouwd. De leden van de CDA-fractie
vragen in hoeverre door het Ministerie van VWS monitoring heeft plaatsgevonden van
de kostenpatronen na de overheveling van de V&V? Zijn de kostenpatronen gewijzigd?
Zo ja, wat zijn de bevindingen van deze monitoring? In hoeverre heeft de overheveling
van de V&V het gelijke speelveld tussen zorgverzekeraars beïnvloed? Indien sprake
is van beïnvloeding van het gelijke speelveld, wat is dan de impact voor de verschillende
type polissen (natura en restitutie)? Is de Minister het eens dat er alsnog een analyse
moeten plaatsvinden om inzichtelijk te maken of het gelijke speelveld door de overheveling
van de V&V is aangetast in de periode 2015 tot en met 2019? Als het gelijke speelveld
is aangetast, is de Minister dan bereid hier alsnog corrigerende maatregelen voor
te nemen?
De Minister geeft aan van plan te zijn een verbetering door te voeren in het risicovereveningsmodel
2020 ten aanzien van de vereveningskenmerken aard van het inkomen (AVI) en sociaaleconomische
status (SES). De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven welke
verbeteringen zullen worden doorgevoerd.
Bij de discussie van een eventuele aanpassing van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet
was er veel weerstand tegen de inperking van de vrije artsenkeuze en daarmee de restitutiepolis.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister op de lange termijn bestaansrecht
ziet voor de restitutiepolis, waarmee de vrije artsenkeuze gewaarborgd wordt. Is de
Minister van mening dat er nu voldoende keuzevrijheid voor verzekerden is binnen de
zorgverzekeringsmarkt?
Deelt de Minister het standpunt van de leden van de CDA-fractie dat het goed is dat
er verschillende soorten zorgverzekeraars zijn, zowel grote als kleine zorgverzekeraars,
maar ook zorgverzekeraars die zich bijvoorbeeld richten op een bepaalde doelgroep?
De leden van de CDA-fractie vragen of er sprake is van een gelijk speelveld tussen
zorgverzekeraars in Nederland en in buitenland gevestigd (risicodrager) met betrekking
tot kostenopslag, herverzekeringspremies en toezicht.
De Kamer heeft dit jaar rapport gehad over het jaar 2014. De lange termijn leidt tot
onzekerheid over afrekening en, met minder dan gemiddelde populaties, grote risico’s
met name bij negatieve verevening. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister
kan aantonen welke acties hij onderneemt en heeft ondernomen om de huidige vier jaar
die nodig is om tot definitieve afrekening en daarmee verevening te komen, fors in
te korten.
Enkele jaren geleden was er een verzekeraar die zich richtte op zorg voor mensen met
een hindoestaanse achtergrond, ASIFO. Deze is in Menzis opgegaan, omdat men het niet
redde vanwege de specifieke verzekerdenpopulatie. Idem voor AGIS in Amsterdam, die
onder haar populatie veel aidspatiënten had, welke is opgegaan in Achmea. Recentelijk
is De Friesland met een agrarische populatie opgegaan in Achmea. Wat de leden van
de CDA-fractie betreft zijn dat voorbeelden van het feit dat de verevening niet goed
werkt. Is de Minister dat met deze leden eens?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte of de Minister vindt dat de schadelast
van gemeentepolissen (zoals het afkopen of fors verlagen van bijvoorbeeld het eigen
risico) vergoed dient te worden door gemeenten of door de zorgverzekeraars.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de twee brieven
van de Minister over de vormgeving van de risicoverevening 2020 in de Zorgverzekeringswet.
Deze leden willen benadrukken dat zij grote waarde hechten aan een evenwichtig systeem
van risicoverevening. Door een goed uitgebalanceerd risicovereveningsmodel worden
de ongelijke kosten die samenhangen met de gezondheid van de verzekerdenpopulatie
in voldoende mate gecompenseerd. Zo ontstaat een gelijk speelveld, waarop zorgverzekeraars
eerlijk met elkaar kunnen concurreren. Een passende compensatie voorkomt dat zorgverzekeraars
aansturen op risicoselectie en zorgt ervoor dat zij juist gestimuleerd worden om de
beste en meest doelmatige zorg in te kopen voor kwetsbare groepen. Een goed functionerend
risicovereveningsmodel draagt volgens genoemde leden zo bij aan het in de toekomst
betaalbaar en toegankelijk houden van de zorg. Deze leden lezen tot hun spijt dat
het huidige model nog niet als zodanig lijkt te functioneren. Zij hebben daarom nog
enkele vragen aan de Minister in dit verband.
De leden van de D66-fractie constateren dat zorgverzekeraars aangeven dat ze nog altijd
structureel onvoldoende worden gecompenseerd voor chronisch zieke populaties en juist
overgecompenseerd worden voor gezonde populaties. Dit duidt op een gebrekkig functioneren
van het risicovereveningsmodel. Zo bezien achten deze leden het wat voorbarig dat
eerder door de Minister al werd gesproken over de transitie van een ontwikkelmodel
naar een onderhoudsmodel. Deze leden zien graag dat de risicoverevening eerst goed
wordt doorontwikkeld, alvorens naar het onderhoud wordt gekeken. De basis van het
risicovereveningsmodel ziet immers toe op de juiste compensatie. Omwille van het streven
naar doelmatigheid bij zorgverzekeraars begrijpen genoemde leden dat de Minister zich
daarbij focust op ex ante oplossingen. Overweegt de Minister niettemin ex post mechanismen
voor chronisch zieken te vergroten, nu volgens de Minister de grenzen van de verbetering
van het ex ante model nagenoeg zijn bereikt, terwijl nog steeds sprake lijkt te zijn
van structurele ondercompensatie? De leden van de D66-fractie lezen voorts dat de
Minister onderzoek gaat doen of er inderdaad sprake is van structurele ondercompensatie
van chronisch zieken en wat daarvan de mogelijke oorzaken zijn. Dat lijkt deze leden
een juiste stap, maar roept bij hen ook vragen op. Waarom zag de Minister niet al
eerder de mogelijkheid hier onderzoek naar te doen? Zijn de voornoemde signalen van
de zorgverzekeraars geheel nieuw voor de Minister? En in hoeverre worden de gemeentepolissen
voor minima specifiek meegenomen in het onderzoek? De Minister geeft immers aan met
het onderzoek uitvoering te geven aan de motie van de leden Raemakers en Ellemeet10, waarin de regering werd opgeroepen de risicoverevening te verbeteren op een wijze
dat dit verzekerden met een gemeentepolis aantrekkelijker maakt voor verzekeraars
en gemeenten. Dit vanwege de zorgelijke berichten afgelopen jaar van zorgverzekeraars
die stoppen, tijdelijk stoppen of dreigen te stoppen met het aanbieden van de gemeentepolis
voor mensen met een smalle beurs. Mogen de leden van de D66-fractie van de Minister
verwachten dat het onderzoek ertoe leidt dat het volgende risicovereveningsmodel dus
ook daadwerkelijk tot een dergelijke verbetering wat betreft de gemeentepolissen leidt?
Nu de risicoverevening in beperkte mate werkt, vragen de leden zich tot slot af of
de Minister mogelijkheden ziet om de risicoverevening continu te toetsen op prikkels
tot risicoselectie en waar aanwezig weg te nemen. Zo ja, ziet de Minister daarin nog
een rol voor de NZa?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat er een onderzoek komt naar de ondercompensatie
van chronisch zieken, om tegemoet te komen aan de motie van de leden Raemakers en
Ellemeet11. Deze leden delen namelijk de mening van de Minister dat ondercompensatie van chronisch
zieken een belemmering kan betekenen voor verzekeraars om zich te richten op het inkopen
van de beste en meest doelmatige zorg. Maar de leden van de GroenLinks-fractie vragen
zich ook af waarom de Minister niet direct actie onderneemt om de ondercompensatie
tegen te gaan. Dat er ondercompensatie plaatsvindt, is op te maken uit verschillende
bronnen. Ten eerste uit het onderzoek van Erasmus School of Health & Management12, waaruit blijkt dat chronisch zieken nog altijd voorspelbaar verliesgevend zijn.
Mede hierdoor lijken verzekeraars het aantal gemeentepolissen terug te schroeven.
Daarom vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister bereid is actie te
ondernemen om ervoor te zorgen dat chronisch zieken niet meer voorspelbaar verliesgevend
zijn.
Een oplossing om de kosten en baten van chronisch zieken en gezonde mensen gelijk
te trekken is de ex post verevening. De leden van de GroenLinks-fractie denken dat
het in ieder geval tijdelijk een goede oplossing kan zijn. Het ex ante vereveningssysteem
wordt nu namelijk al sinds 1993 geperfectioneerd en het is tot nu toe nog steeds niet
helemaal gelukt. Omdat chronisch zieken hiervan de dupe zijn, denken de leden van
de GroenLinks-fractie dat het nu tijd wordt voor een andere aanpak. Verzekeraars zijn
immers niet geprikkeld om de best mogelijke zorg voor chronisch zieken in te kopen.
Op het moment dat alle onderzoeken zijn afgerond en er een sluitend vereveningsmodel
is ontwikkeld, dan kan de ex ante verevening weer worden ingevoerd. Door nu direct
de risicoverevening op orde te brengen, blijven chronisch zieken, maar ook gemeentepolissen,
aantrekkelijk voor de zorgverzekeraars. Op deze manier kan worden gegarandeerd dat
deze groepen niet de dupe zijn van een niet-adequaat vereveningsmodel. Deelt de Minister
deze mening? Zo nee, wat voor stappen neemt de Minister dan om de acute problemen
met de risicoverevening aan te pakken?
Ten derde vragen de leden de GroenLinks-fractie wat er nog voor andere mogelijkheden
zijn om de risicoverevening te verbeteren. Zij begrijpen dat de huidige aanpak voor
verbetering van het vereveningsmodel zich voornamelijk richt op het verbeteren van
de specifieke kenmerken van de verzekerden populatie, waardoor beter kan worden voorspeld
welke verzekerden geld gaan kosten. De leden van de GroenLinksfractie vragen of de
bedragen die verzekeraars krijgen ten compensatie van chronisch zieken wel adequaat
zijn. Op het moment dat zorgverzekeraars een voorspelbaar verlies lijden, dan lijkt
het erop dat de kenmerken van de populatie wel goed in beeld zijn gebracht, maar dat
enkel de compensatie van deze groepen niet op orde is. Is de Minister bereid om ook
onderzoek te doen naar de normbedragen? Zo nee, waarom niet?
Zolang de risicoverevening nog niet helemaal op orde is, blijft er een prikkel voor
verzekeraars om risicoselectie toe te passen. Is de Minister, eventueel tijdelijk,
bereid om aanvullende maatregelen te treffen die het voor zorgverzekeraars moeilijker
maken om risicoselectie toe te passen? Voorbeelden hiervoor zijn het afschaffen van
het vrijwillig eigen risico, polissen met beperkende voorwaarden en de koppelverkoop
van aanvullende en basisverzekeringen.
Ten slotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog vragen over het proces. Dit
schriftelijk overleg gaat over de brief van de Minister die tijdens het zomerreces
aan de Kamer is verstuurd. Dit overleg was de eerste mogelijkheid om hierover van
gedachten te wisselen met de Minister. Op 6 september 2019 is er een vervolg op deze
brief gestuurd door de Minister13. Hierin staat dat de verbeteringen van het vereveningsmodel in de brief van 5 juli
2019 ongewijzigd worden doorgevoerd en deze voor 1 oktober 2019 juridisch worden vastgelegd.
De leden van de GroenLinksfractie snappen dat dit voor 1 oktober moet gebeuren en
hadden daarom graag eerder de mogelijkheid gehad om hierover met de Minister in debat
te gaan. De leden van de GroenLinks-fractie willen de Minister vragen of dit proces
in het geheel iets vervroegd kan worden, waardoor de brief die nu tijdens het zomerreces
kwam, voor het zomerreces naar de Kamer kan worden gestuurd. Hierdoor heeft de Kamer
dan, middels een schriftelijk overleg, nog de mogelijkheid om het beleid indien nodig
bij te sturen. In het jaar 2017 is de Kamer wel voorafgaand aan het zomerreces geïnformeerd
over de voorgenomen wijzingen van het risicovereveningsmodel en is daar tijdens het
zomerreces nog een schriftelijk overleg over geweest. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen de Minister dan ook of hij iets van de Kamer nodig heeft, zoals bijvoorbeeld
eerdere planning van het algemeen Zorgverzekeringswet, om dit proces in het geheel
iets te vervroegen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de risicoverevening 2020. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister stelt dat een bredere discussie
over risicodragendheid niet opportuun is, omdat hij hecht aan doelmatigheid. Dit terwijl
ook gesteld wordt dat ex ante oplossingen de voorkeur hebben, maar er toch voor ex
post oplossingen gekozen wordt in het geval van dure ggz-kosten. Genoemde leden vragen
om een toelichting.
De leden van de SP-fractie zijn erg kritisch op de collectieve polissen, aangezien
de korting die wordt aangeboden vaak een sigaar uit eigen doos is. De Minister heeft
al aangegeven dat de maximale korting verlaagd zal worden, terwijl deze leden het
liefst zien dat deze helemaal wordt afgeschaft aangezien deze niet door middel van
zorginhoudelijke afspraken wordt aangeboden en enkel voortvloeit uit hogere betalingen
voor de verzekerde elders.
Mensen met een gemeentepolis zijn vaak chronisch zieken en zorgverzekeraars geven
aan dat ze nog altijd structureel onvoldoende worden gecompenseerd voor chronisch
zieke populaties en overgecompenseerd voor gezonde populaties. Aangezien de Minister
een diagnose laat stellen of hier inderdaad sprake van is en wat daarvan de mogelijke
oorzaken zijn, vragen genoemde leden of de Minister in zijn diagnose ook mensen met
een gemeentepolis die hier juist géén baat bij hebben, wil betrekken.
Dit aangezien ook voor de collectieve gemeentepolis geldt dat het voor sommige verzekerden
juist helemaal niet goedkoper is. De leden van de SP-fractie vinden dit extra wrang
omdat dit juist mensen raakt met een laag inkomen. Zou de Minister dit willen meenemen
in zijn diagnose en eventueel vervolgonderzoek?
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de Minister kan aangeven welke gemeentelijke
regelingen er bestaan en effectief zijn in het compenseren van lagere inkomens voor
de hoge premiekosten, en in hoeverre de gemeentepolis bijdraagt aan het tegemoetkomen
van verzekerden met lagere inkomens? Deze leden hechten eraan dat er in dezen naar
zowel chronisch zieke verzekerden als naar gezonde verzekerden wordt gekeken, gezien
de mate waarin beide groepen kunnen profiteren van een gemeentepolis erg verschilt.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.