Brief Algemene Rekenkamer : Aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2020 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
35 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020
Nr. 4 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2019
Een goede begroting legt de basis voor een goede verantwoording. Met deze brief ontvangt
                  u enkele aandachtspunten bij de ontwerpbegroting 2020 (hoofdstuk XV) van het Ministerie
                  van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) (Kamerstuk 35 300 XV). De begroting omvat € 39.697.100 aan uitgaven, € 39.665.388 aan verplichtingen en
                  € 1.923.357 aan ontvangsten.
               
De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor het arbeidsmarktbeleid, uitkeringen
                  bij werkloosheid en ziekte, re-integratie, inkomensbeleid, het combineren van arbeid
                  en zorg, arbeidsomstandighedenbeleid en het toezicht daarop. De zelfstandige bestuursorganen
                  Sociale Verzekeringsbank (SVB) en Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),
                  de Belastingdienst/Toeslagen en 355 gemeenten voeren dit beleid uit.
               
Aan het begin van de kabinetsperiode maakt het kabinet afspraken over het maximum
                     aan uitgaven voor de sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Dit is vastgelegd in het Uitgavenplafond
                     Sociale Zekerheid. Het doel hiervan is het versterken van de budgettaire discipline
                     en het bevorderen van de beheersing van uitgaven. De Minister van SZW is behalve voor
                     de besteding van het begrotingsgeld ook verantwoordelijk voor de totale begrotings-
                     en premiegefinancierde uitgaven onder het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Deze
                     uitgaven zijn voor 2020 geraamd op € 85,2 miljard. De ontwerpbegroting SZW omvat voor
                     het grootste deel, € 38,9 miljard van de totale € 39,7 miljard, uitgaven die behoren
                     tot het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid:
                  
– € 22,0 miljard aan inkomensoverdrachten, bijvoorbeeld voor de Wajong en de Kinderbijslagwet;
– € 16,9 miljard aan rijksbijdragen, bijvoorbeeld voor de AOW-uitkeringen en regelingen
                           voor mensen met een arbeidsbeperking.
                        
Het resterende deel van de begroting zijn uitgaven aan onder andere subsidies, inkopen
                     en personeel.
                  
De premie- en begrotingsgelden voor de financiering van de sociale zekerheid vermengen
                  zich bij de SVB en UWV, die de sociale fondsen beheren en de uitkeringen betalen.
                  Figuur 1 illustreert dit.
               
Figuur 1 Geldstromen van het Uitgavenplafond Sociale Zekerheid in 20201
1 Vanwege uitvoeringskosten SVB en UWV, overige uitgaven aan kleine regelingen en de
                        nominale ontwikkeling telt het totaal niet op tot het totaal van de uitgaven van het
                        Uitgavenplafond Sociale Zekerheid.
                     
Wij gaan in op enkele aandachtspunten voortkomend uit onze onderzoeken, die relevant
                     kunnen zijn voor de begrotingsbehandeling dit najaar, te weten:
                  
– Rechtmatigheid uitkeringen en misbruik en oneigenlijk gebruik
– WGA-dienstverlening
– Financiering AOW
– Naar een toekomstbestendige begroting
– Opvolging aanbevelingen
We sluiten deze brief af met een overzicht van nog te publiceren onderzoek(en) van
                  de Algemene Rekenkamer op het terrein van het Ministerie van SZW.
               
1 Rechtmatigheid uitkeringen en misbruik en oneigenlijk gebruik
In het verantwoordingsonderzoek 2018 hebben we de Minister van SZW aanbevolen om in
                     de begroting op te nemen welke risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO)
                     van toepassing zijn op de verschillende socialezekerheidsregelingen die de SVB en
                     UWV uitvoeren, welke maatregelen zij hiertegen nemen en welke risico’s dan nog overblijven
                     (restrisico’s).1 Waar mogelijk hebben we aanbevolen de risico’s en restrisico’s te kwantificeren.
                  
De Minister is voor een deel tegemoet gekomen aan onze aanbeveling door eind juni
                     in zijn brief aan de Tweede Kamer in te gaan op fraudefenomenen in de sociale zekerheid.2 Bij de brief horen bijlagen van de uitvoerders van de sociale zekerheid: de SVB,
                     UWV en de gemeenten, en de Inspectie SZW als toezichthouder op de werking van het
                     stelsel. In deze bijlagen gaan zij in op de fraudefenomenen waar zij in hun dagelijkse
                     werk mee te maken hebben. Er is echter geen kwantificering van de restrisico’s in
                     de brief en bijlagen opgenomen.
                  
In zijn ontwerpbegroting 2020 gaat de Minister niet expliciet in op de risico’s voor
                  MenO en legt hij ook geen relatie tussen het niveau van dienstverlening en van handhaving.
                  Hierdoor kan het parlement bij de besluitvorming over de ontwerpbegroting nog niet
                  goed toetsen welke afweging de Minister maakt tussen doelen, inzet van publieke middelen
                  en het niveau van dienstverlening, en het bestrijden van risico’s op MenO. De brief
                  met bijlagen over fraudefenomenen is wel een belangrijke stap en geeft het parlement
                  meer inzicht in MenO-risico’s. Om het parlement een goede afweging te laten maken,
                  kunnen de brieven over de fraudefenomenen in de sociale zekerheid daarom van pas komen
                  in het komende wetgevingsoverleg over de ontwerpbegroting SZW 2020.
               
2 WGA-dienstverlening
In het verantwoordingsonderzoek 2018 hebben we de Minister van SZW aanbevolen om het
                  parlement in de ontwerpbegroting 2020 inzicht te geven in de dienstverlening aan mensen
                  met een uitkering op basis van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
                  (WGA). Het gaat dan om de doelen, de middelen (inclusief de € 10 miljoen extra per
                  jaar die het kabinet-Rutte III beschikbaar stelt) en de beoogde resultaten daarvan.
                  Dit is nodig, omdat het UWV in het verleden niet lukte om alle WGA-gerechtigden in
                  beeld te krijgen en te houden, ondanks de inzet van extra geld en afspraken over de
                  dienstverlening aan WGA-gerechtigden. Zo heeft van de mensen die in 2017 de WGA instroomden,
                  in oktober 2018 ongeveer 54% een eerste gesprek gehad met UWV. Het contact met alle
                  mensen met een WGA-uitkering is ook van belang voor het waarborgen van de rechtmatigheid
                  daarvan. We hebben daarom aanbevolen dat de Minister en UWV duidelijk aangeven welke
                  mensen met een WGA-uitkering wel en welke geen dienstverlening krijgen, en waarom
                  dat zo is. We zien dat nog niet terug in de ontwerpbegroting SZW 2020 en de brief
                  Stand van de uitvoering die de Minister in juni 2019 naar het parlement stuurde.3
De Minister van SZW heeft het parlement laten weten dat hij samen met UWV werkt aan
                  experimenten die het inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de dienstverlening
                  WGA moeten verbeteren.4 Wij zien dit als een positieve ontwikkeling. Dit inzicht heeft de Minister van SZW
                  ook nodig om het parlement vooraf in zijn ontwerpbegroting en achteraf in zijn departementaal
                  jaarverslag beter te informeren over de WGA-dienstverlening. Daarnaast is deze informatie
                  van belang voor eventuele intensiveringen, taakstellingen en bezuinigingen in de toekomst.
                  Het parlement moet dan kunnen afwegen wat de gevolgen daarvan zijn voor het dienstverleningsniveau
                  en de kans op werk voor WGA-gerechtigden.
               
3 Financiering AOW
De informatie over de financiering van het Ouderdomsfonds, waaruit de AOW wordt betaald,
                     staat verspreid over meerdere beleidsartikelen en bijlagen van de begroting en de
                     verantwoording, wat de informatiepositie van het parlement niet ten goede komt. De
                     Minister van SZW heeft in zijn ontwerpbegroting 2020 verbeteringen aangebracht door:
                  
– in artikel 8, Oudedagsvoorziening, te verwijzen naar hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen;
– te vermelden dat de financiering van de inkomensondersteuning AOW uit het Ouderdomsfonds
                           komt;
                        
– in hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen, te verwijzen naar artikel 12, Rijksbijdragen. In
                           artikel 12 verwijst de Minister weer naar hoofdstuk 5.1.
                        
Met deze verwijzingen komt de Minister tegemoet aan onze aanbeveling en geeft hij
                  het parlement zo een beter inzicht in de premie- en begrotingsfinanciering van de
                  AOW.
               
4 Naar een toekomstbestendige begroting
Op 12 september 2019 hebben we het rapport Inzicht in publiek geld (deel 2); Naar een toekomstbestendige beleidsbegroting gepubliceerd (Kamerstuk 31 865, nr. 154). Het parlement heeft meer behoefte aan inzicht in maatschappelijke resultaten van
                  beleid. Ook wanneer een Minister voorwaardenscheppend optreedt voor maatschappelijke
                  veranderingen die andere overheden, burgers en bedrijven vorm geven. We laten zien
                  dat het kabinet verschillende kansen kan benutten om de begroting en het jaarverslag
                  meer betekenis te geven voor het parlement. Het gaat hierbij om het verbeteren van
                  de informatiefunctie van de begroting, onder andere door het toevoegen van informatie
                  over doelstellingen van beleid en de onderbouwing van beleid en geld met zinvolle
                  indicatoren. De huidige digitale mogelijkheden en de toegenomen beschikbaarheid van
                  (open) data bieden daartoe volop kansen.
               
5 Opvolging aanbevelingen
Op 24 september 2019 heeft de Algemene Rekenkamer de resultaten van de Voortgangsmeter
                     aanbevelingen gepubliceerd: https://www.rekenkamer.nl/voortgangsmeter
Hierin wordt een overzicht gegeven van alle aanbevelingen die wij in onze eerdere
                     onderzoeken aan de Minister van SZW hebben gedaan en wat er volgens het ministerie
                     met deze aanbevelingen is gedaan.
                  
De Algemene Rekenkamer heeft in de periode 2013–2018 51 aanbevelingen aan de Minister
                  van SZW gedaan. Op 31 aanbevelingen (61%) heeft de Minister een toezegging gedaan,
                  op 20 aanbevelingen niet. In 10 gevallen heeft de Minister toch actie ondernomen,
                  hoewel geen toezegging was gedaan. Op 1 aanbeveling is wel een toezegging gedaan,
                  maar hier is nog geen opvolging aan gegeven.
               
Een aanbeveling over de banenafspraak waarop de Minister geen toezegging heeft gedaan,
                  willen wij nogmaals onder de aandacht brengen. We constateerden in het verantwoordingsonderzoek
                  20165 dat de regionale dienstverlening door gemeenten en UWV aan arbeidsbeperkten en hun
                  potentiële werkgevers niet ging zoals de Wet Suwi beoogde. Wij bevalen de Minister
                  aan om specifieke en meetbare afspraken te maken met gemeenten over het binnen afzienbare
                  termijn beschikbaar stellen van klantprofielen in de Kandidatenverkenner banenafspraak.
                  Het is belangrijk dat werkgevers zicht hebben op het klantenbestand, want dit kan
                  een eerste stap zijn om een match te maken. Gemeenten lopen in het eerste kwartaal
                  van 20196 nog steeds achter met het maken van klantprofielen. Van de 41.475 personen uit het
                  doelgroepregister die onder de verantwoordelijkheid van gemeenten vallen, hebben er
                  7.071 een klantprofiel (17%). Bij UWV hebben 81.517 personen een klantprofiel (72%).
               
Overig te publiceren onderzoek van de Algemene Rekenkamer
Tot de publicatie van ons verantwoordingsonderzoek over 2019 op 20 mei 2020 verwachten
                     we over het Ministerie van SZW de volgende onderzoeken te publiceren:
                  
– Ouderdomsregelingen ontleed
– Sociale zekerheid in tijden van flexibilisering.
In de ontwerpbegroting zijn de plannen van het kabinet voor het komende jaar uitgewerkt.
                  Wij vertrouwen erop dat we u met deze brief een aantal aandachtspunten meegeven om
                  het beleid kritisch te volgen.
               
Algemene Rekenkamer
drs. A.P. (Arno) Visser, president
drs. C. (Cornelis) van der Werf, secretaris
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer