Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Popken over “het bericht dat militairen twijfelen of zij een ijsje moeten meenemen voor een collega met een Arabisch klinkende achternaam tijdens de Ramadan”
Vragen van het lid Popken (PVV) aan de Staatssecretaris van Defensie over het bericht dat militairen twijfelen of zij een ijsje moeten meenemen voor een collega met een Arabisch klinkende achternaam tijdens de Ramadan (ingezonden 10 september 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie) (ontvangen 4 oktober 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Multicultureel Netwerk Defensie (MND) viert jubileum»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Kunt u aangeven op welke wijze Defensie het MND ondersteunt? Kunt u ook aangeven waaruit
deze ondersteuning bestaat en welke bedragen en voorwaarden hiermee zijn gemoeid?
Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit met uw belofte tot meer openheid?
Antwoord 2
De ondersteuning aan het MND valt in het kader van een bredere ondersteuning aan de
diversiteitsnetwerken van Defensie. In mijn brief over de Opbrengsten Programma Behoud
en Werving (Kamerstuk 34 919 X, nr. 38 van 15 mei 2019) geef ik inzicht in de financiële middelen die beschikbaar zijn voor
de bevordering van diversiteit- en inclusiviteit.
Vraag 3
Kunt u aangeven waaruit de samenwerking tussen Defensie en het MND bestaat? Kunt u
ook limitatief aangeven welke aanbevelingen en adviezen het MND heeft gedaan en tot
welke stappen dit heeft geleid? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit met uw
belofte tot meer openheid?
Antwoord 3
De samenwerking tussen Defensie en het MND bestaat o.a. uit het geven van advies en
het deelnemen aan relevante bijeenkomsten. Zoals ook in het bericht is aangegeven,
heeft het MND bijvoorbeeld geadviseerd om militairen met een Antilliaanse achtergrond
in te zetten bij de noodhulp na orkaan Irma. Daarnaast is het MND betrokken op het
terrein van werving zoals bijvoorbeeld tijdens het jaarlijkse Kwaku-festival. Dergelijke
adviezen zijn niet geformaliseerd en het is ook niet mijn voornemen om dit in de toekomst
te formaliseren. Een limitatieve opsomming is daarom niet te geven. Volledigheidshalve
vermeld ik dat de samenwerking met de diversiteitsnetwerken van Defensie, gebaseerd
is op afspraken die gelden voor ieder netwerk. De invulling van de adviesrol is overigens
aan de netwerken zelf.
Vraag 4
Bewijst de opmerking «De krijgsmacht draait op teams. En sterke teams zijn divers.»
dat Defensie een diversiteitsbeleid voert, waarin diversiteit prevaleert boven kwaliteit?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Diversiteit draagt bij aan de kwaliteit. Defensie bevordert diversiteit en kwaliteit
is daarbij het leidende principe. Van prevaleren van diversiteit boven kwaliteit is
geen sprake.
Vraag 5
Vindt u het niet beschamend dat Defensie wel intensief samenwerkt met het MND, terwijl
initiatieven voor defensieslachtoffers en veteranen (zoals bijv. NLPoms, KOVOM en
KNIL) aan hun lot worden overgelaten? Betekent dit dat diversiteit prevaleert boven
de zorg voor defensieslachtoffers en veteranen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Bij Defensie wordt er veel aandacht besteed aan slachtoffers en veteranen. De zorg
voor veteranen en militaire oorlogs- en dienstslachtoffers is solide belegd bij het
Veteraneninstituut en het Veteranenloket. Via dit stelsel biedt Defensie dienstverlening
aan Nederlandse veteranen, dienstslachtoffers en hun gezinsleden. Voor details over
het veteranenbeleid verwijs ik u graag naar de jaarlijkse Veteranennota (Kamerstuk
30 139, nr. 218 van 11 juni 2019). Meer specifiek waar het de nazorg voor medewerkers van de zogenaamde
POMS-locaties betreft, verwijs ik u naar mijn brief over chroom-6 van 4 juli 2019
(Kamerstuk 35 000 X, nr. 147)
Daarnaast is het nodig diversiteit en inclusiviteit te bevorderen. Dit omdat het bijdraagt
aan de kwaliteit van onze inzet. Zie voor de aanpak mijn beleidsbrief van 11 oktober
2018 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 12). Kortom, voor beide zaken is aandacht.
Vraag 6
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.