Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Graaf over het bericht ' Flaws in Cellphone Evidence Prompt Review of 10,000 Verdicts in Denmark '
Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het bericht «Flaws in Cellphone Evidence Prompt Review of 10,000 Verdicts in Denmark» (ingezonden 26 augustus 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 1 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 15.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Flaws in Cellphone Evidence Prompt Review of 10,000
Verdicts in Denmark»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u tevens kennisgenomen van het statement van de Deense Minister van Justitie,
waarin deze aangeeft het gebruik van telecommunicatiegegevens als bewijs voor veroordeling
of als grond voor het arresteren van verdachten tijdelijk te stoppen vanwege ernstige
fouten die in deze gegevens zijn gevonden?2
Antwoord 2
Ja, dat heb ik.
Vraag 3
Op welke wijze wordt, globaal gezien, in Nederland gebruikgemaakt van telecommunicatiegegevens
bij de veroordeling en aanhouding van verdachten? Om hoeveel zaken gaat het jaarlijks?
Antwoord 3
Net als in Denemarken wordt ook in Nederland gebruik gemaakt van telecommunicatiegegevens
bij het opsporen en vervolgen van misdrijven. In 2017 werden er 35.130 en in 2018
34.221 historische verkeersgegevens gevorderd. Het belang van die gegevens is niet
in cijfers of statistieken uit te drukken omdat historische telecomgegevens vaak pas
resultaat opleveren in combinatie met andere opsporingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld
observeren, doorzoeken van plaatsen, en telefoontaps. Hierdoor kan het resultaat achteraf
niet aan één specifiek opsporingsmiddel worden toegeschreven.
Vraag 4
Wordt in Nederland op een soortgelijke wijze en met soortgelijke technieken gebruikgemaakt
van telecommunicatiegegevens bij de veroordeling en aanhouding van verdachten? Zo
nee, waarin verschilt de Nederlandse werkwijze van de Deense?
Antwoord 4
Recent hebben de Deense autoriteiten geconstateerd dat er fouten zitten in de conversietool
die de Deense politie gebruikt om de door de telecomproviders aangeleverde originele
(bron)bestanden te converteren naar materiaal dat kan worden gebruikt in opsporingsonderzoeken
en als bewijs.
De Nederlandse politie maakt ook gebruik van een conversietool, maar het materiaal
uit deze tool mag niet als bewijs gebruikt worden. De conversietool van de Nederlandse
politie wordt gebruikt om de door de telecomaanbieders aangeleverde originele bestanden
te converteren en te analyseren. De tool is dus geen bronsysteem en het is ook geen
forensische tool. Alleen de bronbestanden mogen als bewijsmateriaal worden aangedragen.
Voorts zijn er door de Deense autoriteiten ook «onzekerheden en bronnen van fouten»
geconstateerd in de door de telecomaanbieders aangeleverde originele bestanden. De
Deense overheid is een onderzoek gestart naar de omvang, de oorzaken en de consequenties
van die onzekerheden en bronnen van fouten en hoopt dit eind september af te ronden.
Tot die tijd mogen aldaar verkregen historische verkeersgegevens in Denemarken niet
(meer) worden gebruikt in opsporingsonderzoeken.
Vraag 5
Kan worden uitgesloten dat in Nederland onnauwkeurige of onjuiste gegevens zijn of
worden gebruikt, hetzij door fouten in eigen IT-systemen, hetzij door fouten in de
IT-systemen van telecomaanbieders?
Antwoord 5
Zoals hierboven beschreven mag het materiaal uit de conversietool in Nederland niet
als bewijsmateriaal gebruikt worden. Alleen de bronbestanden mogen als bewijsmateriaal
worden aangedragen.
In een bericht van de Deense politie wordt een aantal «onzekerheden en bronnen van
fouten» in de door de Deense Telecomproviders aangeleverde bestanden benoemd. De Nederlandse
politie heeft aangegeven een deel van deze voorbeelden te herkennen, maar is ermee
bekend hoe de aangeleverde informatie moet worden geïnterpreteerd.
Zo is bij de Nederlandse politie bijvoorbeeld bekend dat wanneer in de originele bestanden
op een bepaald tijdstip geen communicatie zichtbaar is, dit niet betekent dat er geen
communicatie heeft plaatsgevonden. Sinds het buiten werking stellen van de Wet bewaarplicht
telecommunicatiegegevens door de kortgedingrechter in Den Haag op 11 maart 2015, bewaren
telecomproviders alleen die gegevens die zij nodig hebben voor hun eigen bedrijfsvoering.
Dat leidt ertoe dat niet alles bewaard wordt en derhalve niet alles kan worden geleverd
aan de opsporingsdiensten.
Ik heb geen concrete aanleiding om aan te nemen dat er door de politie in Nederland
onnauwkeurige of onjuiste gegevens worden gebruikt. Wel zal ik na de afronding van
het Deense onderzoek de politie vragen om alle door de Denen aangegeven «onzekerheden
en bronnen van fouten» op de Nederlandse situatie te projecteren en mij over de bevindingen
te rapporteren. Mocht daartoe aanleiding zijn dan zal ik uw Kamer daarover berichten.
Vraag 6
Bent u bereid contact op te nemen met het Deense Ministerie van Justitie om te bezien
of mogelijk sprake kan zijn van vergelijkbare onvolkomenheden in Nederland?
Antwoord 6
Er is reeds contact met de Deense autoriteiten. Ook is er contact met het Nederlandse
Openbaar Ministerie over het gebruik van via rechtshulp verkregen Deense telecomgegevens.
Vraag 7
Ziet u aanleiding om de betrouwbaarheid van telecommunicatiegegevens die in de rechtspraak
worden gebruikt beter te borgen, zodat deze data ook op de lange termijn in de rechtspraak
aangewend kunnen worden?
Antwoord 7
Nee, op dit moment zie ik op basis van de Deense situatie geen aanleiding voor een
aanpassing van de huidige werkwijze.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.