Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
35 300 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 47
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 september 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over het Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
(Kamerstuk 35 300, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 september 2019. Vragen en
antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vraag 1
Wat zijn de totale inkomsten van box 1, box 2 en box 3 van de inkomstenbelasting?
Antwoord op vraag 1
Er is geen eenduidige toerekening van de opbrengst van de loon- en inkomstenbelasting
aan box 1, box 2 en box 3. Daarvoor zijn verschillende redenen. Zo kan bijvoorbeeld
de algemene heffingskorting niet worden toegerekend aan een box en als de persoonsgebonden
aftrek niet volledig in box 1 kan worden verrekend, kan die worden doorgeschoven naar
box 2 of box 3.
De kasontvangsten in een jaar hebben betrekking op meerdere belastingjaren, omdat
de verschuldigde belasting over een belastingjaar gespreid over meerdere jaren wordt
betaald. Een groot deel wordt direct ingehouden via de loonheffing. Er worden voorlopige
aanslagen opgelegd en de definitieve afrekening wordt pas na afloop van het belastingjaar
vastgesteld nadat de aangifte is ingediend.
Ter indicatie kan wel de volgende informatie worden gegeven. Het meest recente jaar
waarover vrijwel alle belastingaangiften zijn ingediend betreft 2017. Ruim 90% van
de belastingopbrengst is verschuldigd uit hoofde van box 1. De overige belastingontvangsten,
zonder rekening te houden met heffingskortingen, persoonsgebonden aftrek en dergelijke
zijn 2,6 miljard euro belasting over box 2 en 4,7 miljard belasting over box 3.
Vraag 2
Wanneer verwacht het kabinet de toegezegde uitsplitsing van de fiscale regelingen
binnen de Vennootschapsbelasting (Vpb) en de uitsplitsing tussen grootbedrijf en mkb
naar de Kamer te kunnen sturen?
Antwoord op vraag 2
Deze uitsplitsing zal voor het einde van dit kalenderjaar naar de Kamer gestuurd worden.
Vraag 3
Waarom is ervoor gekozen om de uitgavenkaders te corrigeren voor lagere uitgaven in
2019, in plaats van de ruimte te gebruiken voor investeringen?
Vraag 6
Op basis van welk criterium is bepaald of voor een bepaalde uitgave, in afwijking
van de begrotingsregels, het plafond is gecorrigeerd in deze Miljoenennota?
Vraag 7
Waarom hebben extra middelen voor de woningmarkt wel tot een correctie van het plafond
geleid en zijn de middelen voor bijvoorbeeld capaciteitsdoelstellingen NAVO, de rechtspraak
of de asielketen op de reguliere wijze onder het plafond ingepast?
Vraag 8
Welke kadercorrecties worden gedaan naar aanleiding van kasschuiven en welke wegens
andere reden? Kunt u dit per kader en per oorzaak weergeven?
Vraag 15
Kunt u de zin op p. 7 van de bijlage bij de Miljoenennota, «zo wordt er € 305 miljoen
aan lastenverlichtende maatregelen gedekt uit de ruimte onder het uitgavenplafond
2020», nader toelichten?
Antwoord op vraag 3, 6, 7, 8 en 15
Het kabinet heeft eenmalig het inkomstenkader en uitgavenplafond aangepast voor het
Klimaatakkoord, Pensioenakkoord, woningmarktpakket, investeringen en een extra lastenverlichting.
Dit is een bewuste keuze, omdat er op deze dossiers om verschillende redenen vanwege
een groot maatschappelijk belang wordt afgeweken van het plafond en het kader. De
lastenverlichting gaat gepaard met een hervorming: het verkleinen van het verschil
in fiscale behandeling tussen vaste werknemers en zzp’ers. Voor het Klimaat- en Pensioenakkoord
worden hiermee vanuit maatschappelijk oogpunt belangrijke stappen gezet om Nederland
duurzaam te maken en te zorgen voor een toekomstbestendig pensioenstelsel. Om dit
mogelijk te maken schuift het kabinet bij het Klimaat- en Pensioenakkoord ook tussen
inkomsten en uitgaven. Onderdeel hiervan is dat er 305 miljoen euro aan lastenverlichtende
maatregelen wordt gedekt met ruimte onder het uitgavenplafond in 2020. Dit betekent
dat er 305 miljoen euro minder wordt uitgegeven en wordt ingezet voor lastenverlichting
in 2020.
Een aantal kadercorrecties wordt gedaan om eenmalig uitgaven naar latere jaren te
verplaatsen, waardoor het uitgavenplafond in 2019 wordt verlaagd en in latere jaren
wordt verhoogd. Dit gebeurt op het terrein van de investeringen, vanwege de ambitieuze
investeringsagenda van het kabinet en de hoogconjunctuur. Daarnaast zet het kabinet
ook de ruimte die in 2019 is ontstaan, in latere jaren in voor de woningbouw. Beide
kadercorrecties vinden plaats op het plafond Rijksbegroting.
De regel is dat uitgaven worden ingepast onder het uitgavenplafond, en er wordt alleen
in deze eenmalige uitzonderingsgevallen afgeweken. De capaciteitsdoelstelling NAVO,
rechtspraak en asielketen zijn daarom conform reguliere systematiek onder het plafond
ingepast.
Vraag 4
Waarom zijn de aanpassingen aan de uitgavenplafonds en het inkomstenkader niet conform
de begrotingsregels onderbouwd? Kunt u alsnog een onderbouwing van deze aanpassingen
geven? Kunt u inzichtelijk maken hoe de wijzigingen in de uitgavenplafonds en het
inkomstenkader op de middellange termijn uitwerken in een meerjarige tabel tot 2030?
Antwoord op vraag 4
Het kabinet past met deze begroting eenmalig het inkomstenkader en uitgavenplafond
aan voor het Klimaatakkoord, het Pensioenakkoord, het woningmarktpakket en een aanpassing
van het kasritme van de investeringen uit het regeerakkoord. Ook verschuift het kabinet
voor deze akkoorden tussen uitgaven en inkomsten. Vanuit maatschappelijk oogpunt zijn
de akkoorden belangrijke stappen om Nederland duurzaam te maken en te zorgen voor
een toekomstbestendig pensioenstelsel. De aanpassingen zijn een weloverwogen keuze
van het kabinet.
Daarnaast presenteert het kabinet met deze Miljoenennota een pakket om de lasten van
huishoudens, en met name die van werkenden, structureel te verlagen. Dat leidt tot
een aanpassing van het inkomstenkader. Het kabinet vindt deze aanpassing gerechtvaardigd,
omdat het gepaard gaat met een hervorming binnen het zzp dossier. Het is daarnaast
een welbewuste keuze om huishoudens mee te laten profiteren van de gunstige economische
ontwikkeling.
Uitgaven
De Miljoenennota presenteert conform Comptabiliteitswet het budgettaire beeld voor
het betrokken begrotingsjaar (2020) en de vier daaropvolgende jaren van de rijksbegroting
(2021 t/m 2024). De uitgavenstanden voor de jaren 2025 t/m 2030 zijn nog niet door
het kabinet vastgesteld.
In onderstaande tabel zijn de plafondaanpassingen voor de eerder genoemde dossiers
weergegeven voor de jaren t/m 2030. Voor de jaren 2019 t/m 2024 betreffen het mutaties
ten opzichte van de stand Miljoenennota 2019. Voor het Pensioenakkoord zijn ook de
gevolgen voor de AOW-uitgaven meegenomen van het aanpassen van de 1-op-1 koppeling
van de AOW-leeftijd. De uitwerking van het Pensioenakkoord vindt nog plaats dus genoemde
gevolgen zijn orde grootte en nog onder voorbehoud.
(in mld. euro, + = hogere uitgaven)
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Pensioenakkoord
0,0
0,5
1,1
1,1
0,8
0,5
Klimaatakkoord
0,2
0,2
0,3
0,3
0,2
0,2
Investeringsritme bereikbaarheid, defensie, en in=uittaakstelling
– 1,8
0,3
0,7
0,6
0,5
1,1
Woningmarkt
0,0
0,3
0,3
0,3
0,3
0,0
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Pensioenakkoord
0,3
0,6
0,6
0,6
0,6
1,0
Klimaatakkoord
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
Investeringsritme bereikbaarheid, defensie, en in=uittaakstelling
0,3
0,1
0,2
0,2
– 0,5
– 0,4
Woningmarkt
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Inkomsten
Het kabinet heeft besloten het inkomstenkader eenmalig neerwaarts bij te stellen voor
de budgettaire gevolgen van het Klimaat- en Pensioenakkoord als ook voor het lastenverlichtingspakket
huishoudens. In principe is de reikwijdte van het inkomstenkader (en dus ook een kadercorrectie)
alleen binnen de kabinetsperiode. Voor de volledigheid zijn in onderstaande tabel
de budgettaire gevolgen weergegeven van pakketten waarvoor een kadercorrectie is toegepast.
Omdat de kadercorrectie Klimaatakkoord werd toegepast op de budgettaire raming ten
tijde van het sluiten van het Klimaatakkoord in juli, zijn de budgettaire bedragen
ook weergegeven op die stand. De budgettaire gevolgen van de herijking van het Klimaatakkoord
zijn binnen de kabinetsperiode gedekt in het inkomstenkader in augustus. Voor het
Pensioenakkoord is ook de budgettaire derving van het aanpassen van de 1-op-1 koppeling
van de AOW-leeftijd meegenomen. De uitwerking van het Pensioenakkoord vindt nog plaats
dus genoemde gevolgen zijn orde grootte en nog onder voorbehoud.
In standen, in mld. euro, – = lagere ontvangsten
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Kadercorrectie lastenverlichtingspakket huishoudens
– 0,8
– 1,6
– 2,1
– 2,1
– 2,1
– 2,1
– 2,1
– 2,1
– 2,2
– 2,2
– 2,2
Kadercorrectie Klimaatakkoord (juli 2019) en Pensioenakkoord
0
– 0,6
– 0,8
– 0,6
– 0,5
– 0,8
– 0,3
– 0,3
– 0,2
– 0,1
– 0,4
Vraag 5
Waarom is het uitgavenplafond van het budgettair kader Zorg wel verlaagd, maar is
er nog steeds € 0,4 miljard ruimte onder het plafond gehouden?
Antwoord op vraag 5
Het totale uitgavenplafond laat voor 2019 een onderschrijding zien van 0,4 mld. In
de jaren 2020 en 2021 sluit het uitgavenplafond. De Najaarsnota is het volgende besluitvormingsmoment
waarbij deze onderschrijding wordt betrokken.
Het uitgavenplafond Zorg is verlaagd als gevolg van overboekingen naar het uitgavenplafond
Rijksbegroting, en de aanpassingen als gevolg van nieuwe CPB-ramingen van de loon-
en prijsontwikkeling. Het uitgavenplafond Zorg is hiervoor conform begrotingsregels
gecorrigeerd.
Vraag 6
Op basis van welk criterium is bepaald of voor een bepaalde uitgave, in afwijking
van de begrotingsregels, het plafond is gecorrigeerd in deze Miljoenennota?
Antwoord op vraag 6
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 7
Waarom hebben extra middelen voor de woningmarkt wel tot een correctie van het plafond
geleid en zijn de middelen voor bijvoorbeeld capaciteitsdoelstellingen NAVO, de rechtspraak
of de asielketen op de reguliere wijze onder het plafond ingepast?
Antwoord op vraag 7
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Welke kadercorrecties worden gedaan naar aanleiding van kasschuiven en welke wegens
andere reden? Kunt u dit per kader en per oorzaak weergeven?
Antwoord op vraag 8
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 9
Kunt u een uitsplitsing en toelichting geven op de posten en projecten van de reeks
«bereikbaarheid, defensie en in=uittaakstelling», in tabel 1.3 van de bijlage Miljoenennota,
waarbij er ruim € 1,8 miljard wordt doorgeschoven naar latere jaren?
Vraag 11
Welke uitgaven van deze miljardenschuif gaan betaald worden van de naar 2023 doorgeschoven
€ 0,5 miljard en de naar 2024 doorgeschoven € 1,1 miljard in 2024? Welke zekerheid
is er dat voorziene doorgeschoven uitgaven voor defensie en bereikbaarheid in die
jaren wel gedaan kunnen en zullen worden? Wat betekent het doorschuiven van vertraagde
projecten voor de flexibiliteit van de begroting in een volgende regeerperiode?
Vraag 12
Klopt het dat er een in=uittaakstelling van € 913 miljoen in 2020 en € 1,0 miljard
in 2021 in de boeken was verwerkt omdat bij de vorige Miljoenennota onderuitputting
uit 2018 bij het Infrastructuurfonds en Defensie was doorgeschoven? Zijn voor het
wegstrepen van deze taakstelling de plafonds gecorrigeerd? Zo ja, wat is daarvan de
ratio en is vorig jaar bij de Miljoenennota 2019 niet direct gekozen voor correctie
van de plafonds voor kasritmemutaties?
Antwoord op vraag 9, 11 en 12
De reeks «bereikbaarheid, defensie en in=uittaakstelling» uit tabel 1.3 in de Miljoenennota
bestaat uit twee kasschuiven bij respectievelijk Defensie en Infrastructuur en Waterstaat
en uit het tegenboeken van de in=uitstaakstelling in 2020 en 2021. De tabel hieronder
geeft de uitsplitsing van deze reeks weer.
Vorig jaar bij Miljoenennota 2019 bleek een aanzienlijke onderuitputting op de investeringsmiddelen
bij IenW en Defensie. Dit was mede het gevolg van de ambitieuze investeringsagenda
uit het Regeerakkoord in combinatie met de goede conjuncturele situatie en bijbehorende
krappe arbeidsmarkt. Er is toen besloten om investeringsmiddelen van IenW en Defensie
meerjarig door te schuiven naar 2020 en 2021 via de 100%-eindejaarsmarge. Als tegenhanger
van de eindejaarsmarge is toen ook de in=uittaakstelling voor 2020 en 2021 opgehoogd
met respectievelijk 913 en 1000 mln. De in=uittaakstelling is nodig om te voorkomen
dat de opboeking van de eindejaarsmarge het plafond belast.
In het voorjaar van 2019 werd – ondanks de eerdere schuif bij Miljoenennota 2019 –
opnieuw een risico op onderuitputting gesignaleerd. Vervolgens is het risico op onderuitputting
verder in kaart gebracht en is bezien welke mogelijkheden voorhanden zijn om programmering,
raming en de realisatie van alle projecten te optimaliseren. Hieruit bleek dat een
ander kasritme nodig is dan was verondersteld ten tijde van het Regeerakkoord. Bij
Miljoenennota 2020 zijn de investeringsmiddelen op basis van deze analyse daarom eenmalig
via een plafondcorrectie in het op dat moment meest realistische kasritme gezet. Daarbij
worden middelen geschoven uit de jaren 2019–2021 naar later jaren.
Tevens is bij Miljoenennota 2020 de vorig jaar ingeboekte in=uit taakstelling weer
tegengeboekt. De reden hiervoor is dat de in=uittaakstelling, die de tegenhanger is
van de eindejaarsmarge, boekhoudkundig niet langer nodig is als de eindejaarsmarge
waarmee het verbonden is in een ander ritme wordt gezet.
Uit de analyse komt naar voren dat de onderuitputting bij IenW hoofdzakelijk het gevolg
is van autonome vertraging op een paar grote projecten (o.a. «zeetoegang IJmond» en
«Zuidasdok»), door bijvoorbeeld technische problemen en juridische geschillen. Daarnaast
treedt onderuitputting op bij de RA-investeringsagenda infrastructuur. Voor ca. 2
mld. (van het totaal aan 3 mld.) van de Investeringsagenda zijn projecten gestart
die leiden tot uitgaven in hoofdzakelijk 2023–2025. Op het investeringsartikel van
de begroting van Defensie wordt uit de jaren 2019–2021 jaarlijks 300 mln. naar de
jaren 2022–2024 doorgeschoven. Dit betreft met name vertraging bij investeringsprojecten.
Een nadere toelichting over welke investeringen in latere jaren gefinancierd worden
is terug te vinden in de toelichting bij artikel 6 (investeringen) van de Ontwerpbegroting
Defensie en in het MIRT-overzicht bij het Infrastructuurfonds. Het verschuiven van
kasmiddelen heeft geen effect op de flexibiliteit van de overige begrotingsmiddelen
in latere jaren.
Tabel: uitsplitsing reeks bereikbaarheid, defensie en in=uittaakstelling
In miljarden euro
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Totaal reeks Bereikbaarheid, defensie en in=uittaakstelling
– 1,8
0,3
0,7
0,6
0,5
1,1
Kasschuif Defensie
– 0,3
– 0,3
– 0,3
0,3
0,3
0,3
Kasschuif I&W
– 1,5
– 0,4
0
0,3
0,2
0,8
Tegenboeken in=uittaakstelling
0,9
1,0
Vraag 10
Kunt u van de reeks «overige uitgavenmutaties» in tabel 1.3 van de bijlage Miljoenennota,
die ertoe leidt dat het uitgavenplafond Rijksbegroting voor zo’n € 1,4 miljard wordt
verlaagd in 2019 t/m 2021, uitsplitsen in onderliggende posten? Kunt u daarbij per
mutaties aangeven wat de ratio is dat hiervoor het plafond wordt aangepast?
Antwoord op vraag 10
De tabel hieronder geeft een uitsplitsing van de reeks «overige uitgavenmutaties»
in tabel 1.3 van de bijlage Miljoenennota. Hieronder volgt per post een toelichting
waarom hier het plafond voor wordt aangepast.
In het geval van een Publiek Private Samenwerking (PPS) kan sprake zijn van een budgettair
neutrale omzetting van (kas)budget in (meerjarige) beschikbaarheidsbudgetten. Dit
is het geval bij het gebruik van Design, Build, Finance and Maintain-contracten (DBFM)
voor de A24 Blankenburgverbinding en de A16 Rotterdam. Als het kabinet kiest voor
een DBFM-constructie wordt het gereserveerde budget voor de projecten aangepast aan
het betaalritme van het contract. In plaats van hoge investeringen in een korte periode
wordt er een lagere gebruiksvergoeding betaald over een veel langere periode. Conform
de begrotingsregels wordt het uitgavenplafond evenredig met de uitgavenmutatie aangepast.
De salderingsregeling duurzame elektriciteit blijft een fiscale regeling die behouden
blijft tot 2023, daarna geleidelijk wordt afgebouwd en na 2030 komt te vervallen.
Er komt geen subsidievariant. Hiervoor is een plafondcorrectie nodig om de gereserveerde
reeks uit de uitgavenramingen te halen. Tevens wordt het inkomstenkader gecorrigeerd
om het fiscale alternatief in te passen.
De fiscale regeling aftrek van scholingsuitgaven wordt een jaar langer dan oorspronkelijk
beoogd gecontinueerd. Daarom wordt het bedrag dat in 2020 gereserveerd staat bij het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor een uitgavenregeling ter vervanging
van de aftrek van de scholingsuitgaven afgeboekt ter compensatie van derving van fiscale
inkomsten. Het betreft een budgettair neutrale schuif tussen het uitgavenplafond en
het inkomstenkader waarbij zowel het uitgavenplafond als het inkomstenkader gecorrigeerd
wordt.
Een andere post uitgavenmutaties die geen effect heeft op de beschikbare ruimte onder
het plafond betreft de macro-economische mutaties na de kabinetsperiode. Volgens de
begrotingsregels worden deze uitgavenmutaties namelijk niet betrokken in de besluitvorming.
Zo wordt voorkomen dat deze beslag leggen op de budgettaire ruimte van het volgende
kabinet. Het betreft hier vooral de macro-economische doorwerking op de middelen voor
de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en de rente.
De post overige aanpassingen plafond bestaat uit enkele kleinere correcties van het
uitgavenplafond Rijksbegroting. Deze post bevat onder meer een correctie voor de schade-uitkeringen
van de exportkredietverzekeringen (EKV). Bij de revisie van de nationale rekeningen
verwerkt het CBS de schade-uitkeringen van de exportkredietverzekeringen als financiële
transacties. Pas bij het sluiten van de polis wordt de schade geboekt ten laste van
het uitgavenplafond.
2019
2020
2021
Totaalreeks overige uitgavenmutaties
– 226
– 722
– 468
Publiek Private Samenwerking
– 277
– 313
– 255
Salderingsregeling
0
– 213
– 240
Scholingsaftrek
0
– 218
0
Rente
0
0
0
HGIS macro
0
0
0
Overige aanpassingen plafond
52
22
26
Vraag 11
Welke uitgaven van deze miljardenschuif gaan betaald worden van de naar 2023 doorgeschoven
€ 0,5 miljard en de naar 2024 doorgeschoven € 1,1 miljard in 2024? Welke zekerheid
is er dat voorziene doorgeschoven uitgaven voor defensie en bereikbaarheid in die
jaren wel gedaan kunnen en zullen worden? Wat betekent het doorschuiven van vertraagde
projecten voor de flexibiliteit van de begroting in een volgende regeerperiode?
Antwoord op vraag 11
Zie antwoord op vraag 9.
Vraag 12
Klopt het dat er een in=uittaakstelling van € 913 miljoen in 2020 en € 1,0 miljard
in 2021 in de boeken was verwerkt omdat bij de vorige Miljoenennota onderuitputting
uit 2018 bij het Infrastructuurfonds en Defensie was doorgeschoven? Zijn voor het
wegstrepen van deze taakstelling de plafonds gecorrigeerd? Zo ja, wat is daarvan de
ratio en is vorig jaar bij de Miljoenennota 2019 niet direct gekozen voor correctie
van de plafonds voor kasritmemutaties?
Antwoord op vraag 12
Zie antwoord op vraag 9.
Vraag 13
Klopt het dat van de in=uittaakstelling uit hoofde van de eindejaarsmarges nog € 556
miljoen in 2019 open staat? Zo ja, is bij het doorschuiven van middelen uit 2019 naar
latere jaren rekening gehouden met het feit dat in 2019 nog ruim een half miljard
euro onderuitputting moet worden gevonden in 2019?
Antwoord op vraag 13
In totaal staat er voor 2019 nog een in=uittaakstelling van 622 mln. open. Hiervan
is 53 mln. afkomstig uit Miljoenennota 2019 als gevolg van de eindejaarsmarge HGIS
die meerjarig wordt verwerkt waarbij als tegenhanger ook de in=uittaakstelling meerjarig
is ingeboekt. Bij Voorjaarsnota 2019 is de in=uittaakstelling opgehoogd met 789 mln.
als tegenhanger van de toegevoegde eindejaarsmarge. Hiervan is 13 mln. geboekt onder
deelplafond Sociale Zekerheid en 776 mln. onder deelplafond Rijksbegroting. Tegelijk
is bij Voorjaarsnota de in=uittaakstelling ingevuld met 220 mln. Per saldo bedraagt
de in=uittaakstelling daarmee 622 mln.
Het doorschuiven van middelen uit 2019 naar latere jaren heeft geen invloed op de
omvang van de in=uittaakstelling. De huidige in=uittaakstelling is een opgave die
bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk ingevuld zal worden. De verwachting
is dat er onderuitputting zal optreden die hiervoor kan worden ingezet.
Vraag 14
Wat zijn de financiële gevolgen van het recente volumebesluit Groninger gas vanaf
2022 voor de begroting?
Antwoord op vraag 14
Bij Miljoenennota is de budgettaire impact op de aardgasbaten voor het Rijk van het
recente volumebesluit om in komend gasjaar (2019/2020) de winning uit het Groningenveld
tot maximaal 11,8 bcm te beperken reeds verwerkt. De effecten van dit besluit voor
komend gasjaar zijn in totaal 400 mln. verdeeld over 3 jaar vanwege de afdrachtensystematiek
van EBN. De verdeling over deze jaren is als volgt verwerkt: 80 mln. in 2019, 230
mln. in 2020 en 90 mln. in 2021.
Uiterlijk op 1 februari 2020 komt GTS met een nieuwe raming voor de gaswinning de
komende gasjaren. Op basis hiervan, de heronderhandelingen over het Akkoord op Hoofdlijnen
en de uitwerking van het capaciteitsafbouwplan zal het kabinet het nieuwe meerjarige
afbouwpad vaststellen en zullen de dan bekende gevolgen voor de aardgasbaten worden
verwerkt bij Voorjaarsnota 2020.
Vraag 15
Kunt u de zin op p. 7 van de bijlage bij de Miljoenennota, «zo wordt er € 305 miljoen
aan lastenverlichtende maatregelen gedekt uit de ruimte onder het uitgavenplafond
2020», nader toelichten?
Antwoord op vraag 15
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 16
Waarvoor worden de middelen voor de capaciteitsdoelen NAVO concreet ingezet? Hoe is
de hoogte van deze bedragen, die uiteindelijk oplopen tot € 461 miljoen in 2024, bepaald?
Antwoord op vraag 16
In het voorjaar is door het kabinet besloten om extra geld uit te trekken voor de
prioriteiten van het Nationaal Plan, waarmee een gedeelte van de capaciteitsdoelstellingen
van de NAVO wordt ingevuld. De beschikbaar gestelde middelen lopen op tot € 461 miljoen
in 2024 en lopen daarna af tot € 162 miljoen structureel. Bij het opstellen van het
Nationaal Plan zijn alle capaciteiten doorgerekend en de bedragen zijn vastgelegd
in ditzelfde plan. Zoals toegelicht in de begroting van Defensie, is in het kader
van het Nationaal Plan besloten dat er:
– 9 extra F-35’s worden aangeschaft;
– extra wordt geïnvesteerd in de ondersteuning en inzetbaarheid van de special forces;
– extra wordt geïnvesteerd in het cyber- en informatiedomein door het versterken van
de IT-infrastructuur; en
– extra wordt geïnvesteerd in personeel en de arbeidsvoorwaarden.
Vraag 17
Kunt u specifiek ingaan op de opmerking van de Raad van State dat het moeilijk is
een overzicht van alle aanpassingen in het inkomstenkader te krijgen, de aanpassingen
de inzichtelijkheid van de begroting niet ten goede komen en de aanpassingen afbreuk
doen aan de begrotingsregels van het kabinet?
Antwoord vraag 17
Het is te begrijpen dat door de vele lastenmaatregelen dit jaar het overzicht van
de lastenontwikkeling als complex wordt ervaren, zoals ook de Raad van State aangeeft.
Door in de bijlage inkomstenkader in de Miljoenennota de verschillende pakketten apart
te bespreken is geprobeerd de begrijpelijkheid te verbeteren.
Daarnaast komt het verschil in definities van de beleidsmatige lastenontwikkeling
tussen FIN en het Centraal Planbureau (CPB) de begrijpelijkheid niet ten goede. Dit
is ook de reden dat het CPB samen met het Ministerie van Financiën bezig is met het
ontwikkelen van een nieuwe gezamenlijke definitie voor de beleidsmatige lasten.
Het kabinet past met deze begroting eenmalig het inkomstenkader aan in het kader van
het Klimaatakkoord, het Pensioenakkoord en het lastenverlichtingspakket huishoudens.
Ook verschuift het kabinet voor deze akkoorden uitgaven en inkomsten. De aanpassingen
zijn een weloverwogen keuze van het kabinet.
Vanuit maatschappelijk oogpunt zijn het Klimaatakkoord en het Pensioenakkoord belangrijke
stappen om Nederland duurzaam te maken en te zorgen voor een toekomstbestendig pensioenstelsel.
Het kabinet heeft bij deze Miljoenennota een pakket gepresenteerd om de lasten van
huishoudens, en met name die van werkenden, structureel te verlagen. Dat leidt tot
een aanpassing van het inkomstenkader. Het kabinet vindt deze aanpassing gerechtvaardigd,
omdat het gepaard gaat met een hervorming binnen het zzp-dossier. Het is daarnaast
welbewuste keuze om huishoudens mee te laten profiteren van de gunstige economische
ontwikkeling.
Vraag 18
Wat is de verklaring van het grote verschil tussen de ontwerpbegroting 2020 en de
vermoedelijke uitkomsten 2019 waar het gaat om de energiebelasting? Idem voor de dividendbelasting?
Antwoord op vraag 18
De dividendbelasting levert in 2019 eenmalig extra inkomsten op. Dit komt door een
tweetal beleidswijzigingen. Per 2020 wordt het tarief in box 2 verhoogd naar 26,25%.
Bovendien stelt het kabinet voor per 2022 maatregelen te nemen om excessief lenen
door directeur-grootaandeelhouders (dga’s) van de eigen vennootschap tegen te gaan.
Naar verwachting anticiperen dga’s en andere aanmerkelijk-belanghouders op deze beleidswijzigingen
door in 2019 extra dividend uit te (laten) keren. Deze anticipatie levert een eenmalige
stijging van de belastinginkomsten op in 2019, waarna de inkomsten van 2019 op 2020
weer dalen. Hierbij staat de (structurele) opbrengst van de dividendbelasting niet
onder druk.
Ook de geraamde daling van de energiebelasting per 2020 kent een beleidsmatige oorzaak.
Het kabinet past de tarieven in de energiebelasting aan, zodat een sterkere prikkel
ontstaat om te verduurzamen. Hierbij verhoogt het kabinet de belastingvermindering
in de energiebelasting om de lasten voor huishoudens te verlichten. De lagere inkomsten
uit de energiebelasting volgt voornamelijk uit deze lastenverlichting.
Vraag 19
Welke ramingsvergelijkingen zijn recentelijk herzien? Op basis waarvan? Welke ramingsvergelijkingen
zijn, bij toetsing na realisatie, het meest en het minst valide? Waarom?
Antwoord op vraag 19
Het geheel aan ramingsvergelijkingen is recentelijk herzien. Daarbij is gebruikt gemaakt
van data met betrekking tot realisaties van inkomsten uit belastingen en premies,
als ook van een aantal macro-economische variabelen van het CPB. Daarbij zijn data
uit recente jaren waar mogelijk meegenomen. De laatste schatting van de ramingsvergelijkingen
had in 2015 plaatsgevonden.
Net als in andere landen is vooral de opbrengst van belastingen op winst en kapitaal
(in Nederland de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting voor zelfstandige
ondernemers) relatief lastig voorspellen. Dat hangt samen met de lastige voorspelbaarheid
van de sterk conjunctuurafhankelijke achterliggende macro-economische grondslagen.
Een uitgebreide analyse van de trefzekerheid van de individuele ramingsvergelijkingen
vindt u terug in het rapport van de Commissie Visitatie raming belasting- en premieontvangsten (met name in hoofdstuk 2).1
Vraag 20
Op welke manier heeft u de aanbeveling van de Commissie toetsing systematiek raming
van de belasting- en premieontvangsten over het beschikbaar stellen van meer aangifte-
en aanslaggegevens opgevolgd?
Antwoord op vraag 20
De raming van de belasting- en premieontvangsten voor het lopende jaar kan verbeterd
worden door inzicht in aangifte- en aanslaggegevens. Deze gegevens zijn afkomstig
van de Belastingdienst. Het is een continu proces om de beschikbaarheid van relevante
data en inzichten uit de aanslag- en aangiftegegevens voor het ramingsproces te verbeteren.
Op dit moment heeft de raming van de belasting- en premieontvangsten reeds profijt
van de inzichten van aanslag- en aangiftegegevens, zoals voor de raming van de vpb.
Vraag 21
Op welke manier heeft u de aanbeveling van de Commissie toetsing systematiek raming
van de belasting- en premieontvangsten over het vastleggen van verschillen tussen
geraamde en gerealiseerde budgettaire effecten van beleidsmaatregelen en de oorzaken
daarvan opgevolgd?
Antwoord op vraag 21
De commissie heeft deze aanbeveling gedaan voor maatregelen waar dit mogelijk is.
In veel gevallen kan het effect op de opbrengst van een belastingmiddel van een maatregel
en van de economische ontwikkeling niet van elkaar worden gescheiden. Een aanpassing
van de btw-tarieven kan bijvoorbeeld een effect hebben op de consumptie, maar het
is onmogelijk vast te stellen of de consumptie op dat moment ook niet door andere
factoren lager of hoger uit is gevallen. Daarom lenen vooral maatregelen waar geen
directe relatie is met de economische ontwikkeling zich voor het ex post in kaart
brengen van het budgettaire effect. Het kabinet doet dergelijk onderzoek als het verwacht
hier beleidsrelevante inzichten mee op te doen. Zo loopt op dit moment een onderzoek
naar gedragseffecten door de verhoging van de tabaksaccijns. Een ander voorbeeld is
de afkoop van Pensioen Eigen Beheer (PEB) De belastingdienst heeft, overigens op verzoek
van de Tweede Kamer, bijgehouden hoeveel ondernemers en »welk budgettair beslag met
deze afkoopfaciliteit gemoeid is. Daarmee is het verschil tussen raming en realisatie
van deze beleidsmaatregel in kaart gebracht voor de jaren 2017 en 2018.
Vraag 22
Kan worden toegelicht wat de stand van zaken is ten aanzien van de verbeteringen in
de saldibalansen van departementen, zodat ook de bezittingen en schulden daarin worden
meegenomen? Op welke wijze zouden de saldibalansen van departementen tot meer inzicht
in de noodzakelijke investeringen in onderhoud en verwerving leiden?
Antwoord op vraag 22
In het kader van de follow up van de rapportage Adviescommissie Verslaggevingsstelsel
rijksoverheid (AVRo) wordt nog gekeken naar eventuele aanpassingen in de saldibalansen
van departementen.
Op dit moment ligt het accent bij de saldibalansen op informatie over financiële activa
en passiva. Dit concept geeft dus geen directe informatie over zaken als onderhoud
en verwerving.
Vraag 23
Kunt u precies aangeven hoeveel de afzonderlijke staatsdeelnemingen toe- of afnamen
in 2018 en 2019?
Antwoord op vraag 23
Het publicatiebeleid van het CBS is om geen gegevens te verstrekken over individuele
entiteiten.
Vraag 24
Kunt u voor de Algemene Financiële Beschouwingen uitsluitsel geven of het mogelijk
is de houdbaarheidssommen van het CPB voortaan jaarlijks in de Macro Economische Verkenningen
en de Miljoenennota te actualiseren, zodat daar waar het EMU-saldo, de EMU-schuld
en de overheidsbalans geen volledige inzichten bieden in de uitdagingen voor de toekomst,
deze indicator wel in deze lacune kan voorzien?
Antwoord op vraag 24
De houdbaarheidssommen van het CPB worden onder andere ten behoeve van de Studiegroep
Begrotingsruimte gemaakt. Deze sommen worden dus niet jaarlijks gemaakt. Het is een
lange termijn indicator die niet jaarlijks geüpdatet hoeft te worden.
Vraag 25
Betekent de uitleg op de bladzijde 89, 96 en 98 dat (1) sommige deelnemingen worden
geconsolideerd en de balansposten daarbij tegen een geschatte marktwaarde worden meegenomen,
(2) andere deelnemingen tegen hun beurswaarde worden opgenomen en (3) weer andere
deelnemingen tegen boekwaarde worden opgenomen? Is overwogen alle deelnemingen op
uniforme wijze te waarderen?
Antwoord op vraag 25
Het uitgangspunt is dat staatsdeelnemingen uniform gewaardeerd worden op de overheidsbalans/staatsbalans.
Het ESA2010 schrijft namelijk uniforme waardering voor. Alle balansposten dienen tegen
marktwaarde gewaardeerd te worden op de balans. Die regel is dan ook toegepast bij
de staatsdeelnemingen. Voor beursgenoteerde ondernemingen is gewaardeerd tegen de
beurskoers ultimo jaar. Voor niet-beursgenoteerde deelnemingen is gekozen voor waardering
op basis van eigen vermogen van de onderneming, als een zo goed mogelijke benadering
van de marktwaarde.
Voorts krijgen deelnemingen die worden geconsolideerd, geen waarde op de balanspost
Aandelen en overige deelnemingen van de Staatsbalans. Wel worden de bezittingen en schulden van deze eenheden opgenomen
onder de bijbehorende balansposten van de Staatsbalans. Zodoende maken de activa en
passiva van geconsolideerde entiteiten wel onderdeel uit van de Staatsbalans, maar
komt dit dus niet tot uitdrukking in de waarde van de post deelnemingen. Daarnaast
zijn er deelnemingen van het Rijk in eenheden die het CBS tot de overheid rekent,
maar niet tot de subsector Rijk. Voorbeelden zijn ProRail en regionale ontwikkelmaatschappijen.
In de regel wordt voor deze deelnemingen géén waarde in de Staatsbalans opgenomen.
Wel maken de activa en passiva van deze entiteiten onderdeel uit van de Overheidsbalans.
Vraag 26
Hoe verhoudt uw constatering dat er over het algemeen sprake is van een beheerste
groei van het financieel belang van fiscale regelingen zich met het feit dat er meer
regelingen zijn waarvan de huidige inschatting van het financieel belang sterk afwijkt
van de inschatting aan het begin van de kabinetsperiode?
Antwoord op vraag 26
Er zijn dit jaar meer regelingen waarvan de inschatting van het budgettaire belang
sterk afwijkt van de inschatting aan het begin van de kabinetsperiode, doordat meer
informatie beschikbaar is gekomen om de realisatie voor het startjaar 2017 (de benchmark)
te bepalen. Bij de meeste regelingen is er geen sprake van een sterke endogene groei
sinds 2017. De bijstellingen voor het jaar 2017 zijn deels het gevolg van verbeteringen
in de ramingsmethode, zoals het meenemen in de berekeningen van de afbouw van de heffingskortingen.
Het feit dat de bijstellingen voor 2017 met name opwaarts zijn, geeft wel aanleiding
om dit goed te blijven monitoren in komende Miljoenennota’s. Slechts op een paar beleidsterreinen
is daadwerkelijk sprake van een sterke endogene stijging van het budgettaire belang
van fiscale regelingen. Deze terreinen waren ook vorig jaar al in beeld en hierop
worden ook al maatregelen genomen. Dit betreft in het bijzonder de regelingen voor
nulemissievoertuigen en de salderingsregeling in de energiebelasting. Bij vrijwel
alle andere fiscale regelingen is sprake van een beheerste groei van het budgettaire
belang.
Vraag 27
Waarom zijn regelingen zoals de liquidatieverliesregeling niet opgenomen in het overzicht
van fiscale regelingen, bijvoorbeeld onder de opsomming van fiscale regelingen die
gebruikt worden voor een verlaging van de lastendruk in de winstsfeer? Zijn er vergelijkbare
regelingen die nu nog niet opgenomen zijn in het overzicht van fiscale regelingen?
Zo ja, kunt per regeling aangeven waarom deze (nog) niet zijn opgenomen in het overzicht?
Antwoord op vraag 27
De liquidatieverliesregeling behoort tot de reguliere bepaling van de winst en is
daarom niet meegenomen. In het kader van de motie van het lid van Weyenberg (Kamerstuk
31 369, nr. 21) ben ik bezig te onderzoeken voor welke aangifteposten in de Vpb het nuttig en mogelijk
is om meer inzicht te verschaffen. Deze lijst zal ik voor het eind van dit jaar naar
de Kamer sturen. De liquidatieverliesregeling zal daar onderdeel van zijn.
Vraag 28
Welke middelen uit 2018 staan er nog op de «aanvullende post»? Wat gebeurt er met
middelen uit eerdere jaren die nog niet zijn uitgegeven?
Antwoord op vraag 28
Het begrotingsjaar 2018 is bij Financieel Jaarverslag Rijk 2018 (FJR) afgesloten (Kamerstuk
35 200, nr. 1). Er staan geen middelen uit 2018 meer gereserveerd op de Aanvullende Post. In bijlage
12 Verticale toelichting bij FJR 2018 is zichtbaar dat de stand van de Aanvullende
Post ultimo 2018 op nul staat.
Middelen die aan het eind van het lopende begrotingsjaar nog op de Aanvullende Post
gereserveerd staan en niet worden overgeheveld naar een departementale begroting vallen
ofwel vrij aan het generale beeld (onderuitputting) of blijven behouden en worden
doorgeschoven naar een later begrotingsjaar (kasschuif). De keuze voor vrijvallen
of doorschuiven is afhankelijk van de mate waarin de gereserveerde middelen in latere
jaren nog benodigd zijn.
Vraag 29
Kunt u precies aangeven waarvoor de € 32,4 miljoen in 2020 op de post onverdeeld op
de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is bedoeld? Waarom is dit
niet gebruikt om de interne problematiek te dekken?
Antwoord op vraag 29
Artikel 92, Nog Onverdeeld, bevat bedragen die nog verdeeld moeten worden over de
overige artikelen van de JenV-begroting. De belangrijkste posten zijn: een taakstelling
op basis van verwachte onderuitputting (-47 mln.), een voorziening in verband met
de het invoeren van een Individueel Keuzebudget binnen de cao-rijk (39,7 mln.), middelen
strafrechtketen (15 mln), Brexit-voorziening (7,3 mln.) en de cie-Hoekstra-gelden
(6 mln.). De bestemde middelen en de in het kader van de begrotingsuitvoering 2020
nog in te vullen onderuitputtingstaakstelling kunnen derhalve niet gebruikt worden
om de interne problematiek te dekken.
Vraag 30
Hoe wordt de taakstelling op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
in 2019 gedekt? Waarom is deze taakstelling niet bij Miljoenennota ingevuld?
Antwoord op vraag 30
In 2019 is de taakstelling 53,1 mln. Deze taakstelling is opgenomen op basis van een
jaarlijks verwachte onderuitputting. De onderuitputting 2019 zal zichtbaar worden
bij Najaarsnota 2019 en uiteindelijk bij de Slotwet 2019.
Vraag 31
Waarom is de naam van artikel 11 veranderd?
Antwoord op vraag 31
Om beter aan te sluiten bij de kabinetsdoelstellingen is de naam van artikel 11 van
de LNV begroting veranderd en luidt vanaf de ontwerpbegroting 2020: Een weerbaar,
veerkrachtig en veilig agro-, voedsel- en visserijsysteem. De Minister van LNV heeft
uw Kamer hier bij brief van 4 juli 2019 over bericht (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 96). De naamswijziging is helaas niet goed verwerkt in tabel in de bijlage Horizontale
toelichting. Daar staat nog de oude naam van artikel 11.
Vraag 32
Waarom is de asielreserve vanaf 2019 helemaal leeg? Wordt er na 2019 geen onvoorziene
fluctuatie in asielinstroom meer verwacht? Waar is deze verwachting op gebaseerd?
Antwoord op vraag 32
De asielreserve is bedoeld voor het opvangen van de kostenfluctuaties in de asielinstroom.
De asielreserve wordt gevuld met eventuele onderuitputting die zich voordoet bij asiel.
De middelen in de asielreserve worden gebruikt als een van de dekkingsmogelijkheden
van extra kosten voor asiel als gevolg van hogere kosten voor een hogere asielinstroom.
Wanneer de asielreserve onvoldoende middelen bevat voor eventuele extra kosten wordt
naar alternatieve oplossingsmogelijkheden gekeken. De stand van de asielreserve heeft
geen relatie met de verwachting met betrekking tot asielinstroom.
Vraag 33
Kunt u precies aangeven welke interne problematiek bij het Ministerie van Justitie
en Veiligheid is versleuteld en, wanneer het om verschillende posten gaat, uitsplitsen
hoe groot de problematiek per post is? Waarom is deze problematiek versleuteld en
is er niet gezocht naar gerichte dekking?
Antwoord op vraag 33
Ja, zie onderstaand overzicht. Het betreft veel kleine mutaties, de kleinste posten
(< 1 mln.) zijn gebundeld. Onderstaande posten zijn voor een deel versleuteld over
heel JenV (excl. Rechtspraak). Tegenvallers in de bedrijfsvoering van het departement
zelf zijn ook versleuteld over de onderdelen van het kerndepartement zelf. Zo hebben
organisaties als bijv. de Nationale Politie, DJI of de RvdR niet hoeven bijdragen
aan deze problematiek.
Vanzelfsprekend heeft het oplossen van problematiek met concrete maatregelen de voorkeur,
maar aangezien het hier om relatieve kleine bedragen gaat, is in dit geval voor een
verdeelsleutel gekozen. Voor zover onderstaande problemen structureel zijn, wordt
naar gerichte dekking gezocht.
2019
2020
2021
Aanpak drugs in het verkeer (NFI)
–
1,0
–
Afspraken budgetten huisvesting DJI
12,1
4,0
4,0
Europees OM
0,2
0,3
3,1
Frictiekosten Raad voor de Kinderbescherming
2,6
–
–
Transitiemiddelen Veldzicht (centrum voor psychiatrie)
2,5
2,5
–
Financiering tekort DJI ICT-Bestedingsplan
–
10,0
10,0
Tekort Gevangeniswezen DJI
10,9
–
–
Tegenvaller ICT OM
4,7
–
–
Gerechtskosten (strafrecht) OM
4,5
4,5
–
Meevaller Wet schuldsanering natuurlijke personen
– 21,0
–
–
Tegenvallers bedrijfsvoering
3,0
1,2
1,2
Tekort apparaat DGRR
2,1
2,2
2,2
Programma «Tolken in de Toekomst»
1,9
0,2
–
Computervloer en vervanging hardware Justid
1,6
–
–
Overig (diverse mutaties < 1 mln.)
1,7
1,7
0,8
26,8
27,5
21,3
Vraag 34
Kunt u een overzicht geven van de verzamelpost problematiek LNV over 2019 en 2020?
Antwoord op vraag 34
De post problematiek landbouwbeleid betreft een verzamelpost van mee- en tegenvallers
die per saldo optelt tot een bedrag van 25,5 mln. in 2019 en 42,9 mln. in 2020. De
belangrijkste mutaties zijn de kosten voor de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)
die in 2021 van start gaan (8 mln. in 2019 en 27 mln. in 2020), de inkomstenderving
en terugbetaling dat zich bij de NVWA optreedt als gevolg van de uitspraak van het
College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over de retributies bij vleeskeuringen
(14 mln. in 2019 en 4 mln. in 2020) en kosten door het toegenomen aantal procedures
omtrent het fosfaatrechtenstelsel bij RVO en het CBb (6 mln. in 2019 en 4 mln. in
2020).
Vraag 35
Op basis van welke informatie is de verwachting dat de verzamelpost problematiek in
2021 zal halveren en de jaren 2022 en 2023 verder zal afnemen?
Antwoord op vraag 35
De afname wordt veroorzaakt doordat niet alle posten onder deze verzamelpost een structureel
karakter hebben. Hoofdzakelijk komt het door een afname in de raming van de kosten
voor de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Europees
Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).
Vraag 36
Welke implementatiekosten worden in 2020 opgenomen ten behoeve van het nieuwe GLB?
Antwoord op vraag 36
In 2020 is 25 mln. beschikbaar voor de implementatie van het nieuwe GLB. Deze middelen
zijn bestemd voor de noodzakelijke aanpassingen in het ICT-domein bij RVO.nl, het
voorbereiden van de organisatie en stakeholders op het nieuwe GLB en het in kaart
brengen van landschapselementen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier