Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 26 en 27 september 2019
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 466
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 september 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 18 september 2019 over de geannoteerde agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen
op 26 en 27 september 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 465), over de brief van 16 juli 2019 over het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen
van 4 en 5 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 464) en over de brief van 2 juli 2019 over de antwoorden op vragen commissie over o.a.
de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 juli 2019
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 463).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 september 2019 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 25 september 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
7
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) op 26 en 27 september 2019 en de
overige onderliggende stukken. De leden van de VVD-fractie hebben hier nog enkele
vragen en opmerkingen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorzitterschap in haar rapport schetst
hoe de EU duurzaam kan groeien aan de hand van zes prioriteiten. Zij lezen dat voltooiing
van de overgang naar klimaat neutrale industrieën, productie- en dienstensectoren
en het bevorderen van de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese
industrieën een van deze prioriteiten is. Voorts lezen zij dat Nederland tijdens de
RvC met betrekking tot de klimaatdoelstellingen wederom zal uitdragen dat het van
belang is om het industriebeleid en de klimaatdoelstellingen met elkaar in lijn te
brengen. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat hierbij
moet worden gelet op het gelijke speelveld van de industrie en dat weglekeffecten
moeten worden voorkomen? In hoeverre zal de Staatssecretaris deze boodschap tijdens
de RvC overbrengen aan de andere lidstaten? Kan de Staatssecretaris hierbij aangeven
welke lidstaten de mening van de leden van de VVD-fractie delen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de agenda daarnaast over het niveau van digitalisering
in Europa. Hoe wordt de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese
industrieën bevordert en welke consequenties heeft dit voor de Nederlandse industrieën?
Tot op welk niveau wil het kabinet deze digitalisering bevorderen? Daarnaast lezen
zij dat een andere doelstelling het bevorderen van innovatiegeleide transities met
een ambitieuze beleidsmix is, met nadruk op de opname van onderzoeksresultaten en
de inzet van innovaties. Over welke innovaties wordt dan gesproken; binnen welke beleidsterreinen?
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat die innovaties ook daadwerkelijk sneller van
de grond komen en hoe rijmt dit met de huidige Europese wet- en regelgeving die innovaties
soms in de weg kunnen zitten? Hoe kunnen lidstaten hun capaciteiten vergroten ter
bevordering van verbeteringen van de interne markt, innovatie, handel en hun verwevenheid?
Welke consequenties, in kansen en belemmeringen, ziet de Staatssecretaris hierin voor
Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de RvC van 4 en 5 juli dat het
Fins voorzitterschap heeft voorgesteld een duurzame groei van de EU in te zetten en
het concurrentievermogen van de Europese economie en industrie te versterken, zonder
dat fundamentele principes van de EU, zoals eerlijke concurrentie en een «level playing
field» geschaad worden. Zij steunen dat. Zij vragen of de fundamentele principes rondom
eerlijke concurrentie en een «level playing field» betrekking hebben op de interne,
of externe markt van de EU. Wat zijn vanuit de EU de belangrijkste acties om het concurrentievermogen
van Europese bedrijven in de externe markt te versterken? Welke rol heeft de RvC hierbinnen
om bij te dragen aan een efficiënter Europees beleid om dat externe concurrentievermogen
te bevorderen?
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot de «political guidelines» van
de komende Europese Commissie (EC) onder andere dat wordt ingezet op een «Europese
Green Deal» en een economie die werkt voor mensen. Zij zijn benieuwd naar de appreciatie
van de Staatssecretaris van deze politieke richtlijnen. Is de Staatssecretaris het
met de leden van de VVD-fractie eens dat de richtlijnen in dienst moeten staan van
de lidstaten en daarmee niet verder moeten gaan dan nodig?
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot Horizon Europe in het verslag
van de informele RvC dat Nederland heeft benadrukt dat de missies van EU-toegevoegde
waarde moeten zijn. Zij steunen deze opvatting. Zij vragen in dat opzicht aan de Staatssecretaris
hoe ervoor wordt gezorgd dat de middelen uit het Horizon Europe-programma op de juiste
manier worden aangewend zodat het maximale rendement van investeringen en subsidies
wordt bereikt.
De leden van de VVD-fractie hebben met betrekking tot het discussiestuk dat het Finse
voorzitterschap heeft opgesteld ten behoeve van het beleidsdebat over synergiën tussen
Horizon Europe en andere Europese programma’s nog enkele vragen. In hoeverre is het
Horizon Europe-programma complementair aan Invest-NL? In hoeverre kan Invest-NL middelen
van het Horizon Europe-programma alloceren voor Nederlandse investeringsprogramma’s?
Is er voor het Horizon Europe-programma nog geen akkoord over hoe om te gaan met «seal
of excellence»-projecten. Wat is de positie van de Staatssecretaris met betrekking
tot «seal of excellence»-projecten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen in het discussiestuk «Future of the external dimension
of the EU competitivenes» drie vragen ter discussie (pag. 6):
1. What are the main actions that the EU should take to strengthen its global role and
to support European businesses» external competitiveness?
2. How could the EU Member States enhance their capacity to better deliberate issues
pertaining to internal market, innovations and trade, and their interlinkages?
3. What role can the Competiveness Council play to contribute to a more efficient European
policy in support of external competitiveness?
Kan de Staatssecretaris elk van deze drie vragen, vanuit Nederlands perspectief, beantwoorden?
In het bijzonder vraag 2: op welke wijze(n) kan Nederland haar capaciteit vergroten
ter bevordering van verbeteringen van de interne markt, innovatie en handel en hun
verwevenheid?
De leden van de CDA-fractie lezen in het Finse voorzittersrapport «Ontwikkeling van
onze economische basis: een visie voor een langetermijnstrategie voor duurzame groei»
een langetermijnstrategie voor duurzame groei en het verder ontwikkelen van de economische
basis. Zij lezen dat hierover tijdens de RvC een beleidsdebat zal plaatsvinden, als
input voor het werkprogramma van de nieuwe EC. De prioriteiten daarbij zijn:
1. voltooiing van de overgang naar klimaatneutrale industrieën, productie- en dienstensectoren
en het bevorderen van de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese
industrieën;
2. versterking van een innovatieve interne markt met een betere bedrijfsomgeving met
name voor diensten en scale-up bedrijven;
3. bevordering van innovatiegeleide transities met een ambitieuze beleidsmix die de nadruk
legt op de opname van onderzoeksresultaten en inzet van innovaties;
4. de EU tot een wereldleider in digitale economie en een wereldwijd aantrekkelijke markt
voor digitalisering en digitale diensten maken;
5. verbetering van het concurrentievermogen en de productiviteit van Europa door continu
te investeren in onderwijs en nieuwe vaardigheden die nodig zijn in een digitale wereld
en in de overgang naar een klimaatneutrale economie;
6. versterking van de externe dimensie van het concurrentievermogen van de EU en beter
gebruik van de kansen die de interne markt biedt om het wereldwijde concurrentievermogen
van Europese industrieën te verbeteren.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze prioriteiten? Ontbreken naar haar mening
nog punten? Waaraan wordt ten aanzien van prioriteit 2 gedacht bij een betere bedrijfsomgeving?
Welke specifieke verbeteringen zijn nodig? Deelt de Staatssecretaris de mening dat
het mkb,dat 99% van de bedrijven vertegenwoordigt en goed is voor 85% van de nieuwe
banen die in de afgelopen vijf jaar zijn gecreëerd, een expliciete vermelding verdient
bij prioriteit 2?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de definitieve versie van bovengenoemd
voorzittersrapport nog niet bekend is. Zij lezen dat de meest recente versie van het
rapport aansluit bij de Nederlandse inzet op het gebied van interne markt, industrie,
digitalisering, internationale ontwikkelingen en vaardigheden. Kan de Staatssecretaris
nog eens toelichten waar de Nederlandse inzet precies op gericht is? Wat is precies
de inzet, stip op de horizon, op elk van deze terreinen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet het voorstel steunt voor een gedegen
sectorale analyse van ervaringen van ondernemers op de interne markt, om te komen
tot maatwerkoplossingen. Hoe gaat deze analyse plaatsvinden? Op welke wijze kunnen
Nederlandse ondernemers hierbij worden betrokken?
De leden van de CDA-fractie steunen de Nederlandse inzet om tijdens de RvC uit te
dragen dat het van belang is om het Europese industriebeleid en de klimaatdoelstellingen
met elkaar in lijn te brengen, naar het voorbeeld van het Nederlandse missiegedreven
topsectoren- en innovatiebeleid. Kan de Staatssecretaris verduidelijken welke de sleuteltechnologieën
zijn waarbij het de ambitie is om een vooraanstaande rol te spelen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zich zal inzetten voor een integraal
digitaal beleid gericht op het «op verantwoorde wijze» benutten van kansen. Wat verstaat
de Staatssecretaris onder «op verantwoorde wijze»?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het streven om als EU oneerlijke concurrentie
en handelspraktijken te durven aanpakken. Is de indruk van de Staatssecretaris dat
dit op dit moment voldoende gebeurd? Wat zou er nog beter kunnen?
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inzet op vaardigheden in een
veranderende arbeidsmarkt en zijn blij met de rol van Nederland als «digital frontrunner»
en de uitwisseling van goede voorbeelden. Zij lezen dat hiertoe dit najaar in Nederland
een bijeenkomst met beleidsmakers uit digital frontrunners plaatsvindt ten behoeve
van het opschalen van succesvolle beleidsexperimenten voor wat betreft overheidsinterventies
op het gebied van onderwijs-arbeidsmarkt en vaardigheden. Krijgt het parlement hiervan
een verslag of terugkoppeling?
De leden van de CDA-fractie lezen dat ten behoeve van de definitieve versie van het
voorzittersrapport de onderdelen die gaan over innovatie en onderzoek verduidelijking
behoeven, omdat deze nu nog alleen de nadruk leggen op economische groei en niet op
de bredere maatschappelijke waarde van innovatie en onderzoek. Wordt deze bredere
opvatting over innovatie en onderzoek door andere EU-lidstaten gedeeld?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de EC tijdens de RvC een update geeft over de
batterij-alliantie. Zij veronderstellen dat dit de Europese Batterij Alliantie (EBA)
betreft, gevormd om een strategie te ontwikkelen om de EU minder afhankelijk te maken
van batterijleveranciers uit Azië en Noord-Amerika. Is Nederland, bijvoorbeeld via
het bedrijfsleven of kennisinstellingen, bij deze alliantie betrokken?
De leden van de CDA-fractie steunen de lijn dat het Europese onderzoeksprogramma Horizon
Europe synergie op programma- en projectniveau mogelijk moet maken. Zij lezen dat
gedurende de RvC over Horizon Europe een beleidsdebat zal plaatsvinden, waarin twee
vragen centraal staan:
1. Hoe kunnen andere EU-programma’s, waaronder de structuurfondsen, alsmede nationale
particuliere fondsen en andere bronnen, zoals de EIB, het best worden geactiveerd
als aanvulling op de ondersteuning van strategische onderzoeks- en innovatie-initiatieven
in synergie met Horizon Europe? Welke mechanismen op EU-niveau zijn nodig om synergiën
tussen verschillende EU-programma’s te waarborgen?
2. Hoe zijn de lidstaten op hun beurt van plan synergiën met Horizon Europe in hun structuurfondsen
en nationale programma’s te overwegen, bijvoorbeeld via de slimme specialisatie strategie
en seal of excellence projecten?
Kan de Staatssecretaris deze twee vragen beantwoorden? Wat vindt zij van het label
«seal of excellence», waarmee financiering van projecten met staatssteun zonder meldplicht
onder voorwaarden mogelijk wordt? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen projecten
met een «seal of excellence», maar zonder financiering, uit Horizon Europe, die zonder
verdere evaluaties geld ontvangen vanuit het betreffende structuurfondsenprogramma?
Hoe staat zij tegenover een extra controle op deze projecten vanuit de structuurfondsen?
Is de Staatssecretaris van plan om middelen vanuit de structuur- en investeringsfondsen
over te hevelen naar Horizon Europe?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de informele
RvC van 4 en 5 juli 2019. Zij steunen de conclusie dat het belangrijk is om belanghebbenden
en burgers te betrekken bij de selectie, implementatie en evaluatie van het missiegedreven
innovatiebeleid en zijn blij met de aandacht die Nederland hiervoor heeft gevraagd.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven
is gesproken over onder andere de interne markt, waarbij verschillen tussen lidstaten
die de schaarvoordelen beperken de handel bemoeilijken en investeringen in de weg
zitten. Een van de aanbevelingen was dat bedrijven beter kunnen profiteren van de
interne markt als er meer Europese normen worden ontwikkeld voor nieuwe industrieën
en technologieën. Aan wat voor normen werd gedacht? Hoe gaat de RvC opvolging geven
aan deze aanbevelingen?
De leden van de CDA-fractie lezen Nederland met andere lidstaten heeft gepleit voor
een uitzondering, onder strenge voorwaarden, op staatssteunregels als deze klimaatneutraliteit
bevorderen en de interne markt niet verstoren en dat aanbesteden ook zou kunnen worden
gebruikt om duurzaamheid te stimuleren. Hoe is hierop gereageerd?
De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat op 1 november 2019 treedt de nieuwe EC
aan, waarin Margrethe Vestager (Denemarken) de portefeuille mededinging krijgt, Sylvie
Goulard (Frankrijk) de portefeuille interne markt en Mariya Gabriel (Bulgarije) de
portefeuille onderzoek en innovatie. Zij zijn blij met de aandacht voor het mkb in
de «mission letter» van beoogd Eurocommissaris Verstager (pag. 5): «You will co-lead
the work on a new SME strategy, working together with the Executive vicePresident
for an Economy that Works for People. This should focus on supporting small businesses,
entrepreneurs and start-ups, notably by reducing the regulatory burden and enabling
them to make the most of digitisation.» Op diezelfde pagina lezen zij ook: «You will
coordinate the work on digital taxation to find a consensus at international level
by the end of 2020 or to propose a fair European tax.» Kan de Staatssecretaris uitleggen
wat dit gaat betekenen? Zou de Staatssecretaris een beoordeling willen geven van de
«mission letters» van de drie bovengenoemde Eurcommissarissen? Onderschrijft zij deze
en wat mist zij?
De leden van de CDA-fractie lezen dat Ursula von der Leyen, beoogd voorzitter van
de Europese Commissie 2019–2024, zes politieke «richtlijnen» heeft geformuleerd, namelijk:
1. een Europese «green deal»;
2. een economie die werkt voor mensen;
3. een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk;
4. onze Europese levenswijze beschermen;
5. een sterker Europa in de wereld;
6. een nieuwe impuls voor de Europese democratie.
Hoe zou de tweede richtlijn, «een economie die werkt voor mensen», volgens de Staatssecretaris
in de komende periode moeten worden ingevuld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de RvC van 27 en 28 september 2019 en de overige onderliggende stukken.
Deze leden willen Staatssecretaris enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de thema’s die besproken zullen
worden tijdens de gedachtewisseling over het voorzittersrapport. Deze leden vragen
de Staatssecretaris of zij de modernisering van de mededingingsregels in het licht
van de digitale economie zal bespreken.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het beleidsdaad over de synergie
van Horizon Europe met andere programma’s. Zij vragen de Staatssecretaris voor welke
programma’s zij de meeste mogelijkheden ziet voor synergie. Tevens vragen deze leden
hoe zij het krachtenveld inschat rond het bereiken van synergie tussen Horizon Europe
met de betreffende programma’s.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de portefeuilleverdeling van
de nieuwe EC. Daarin is Mariya Gabriel de beoogd Eurocommissaris voor innovatie en
jeugd. Deze leden merken op dat in de naam van haar portefeuille en in de «mission
letter» er een grote nadruk ligt op innovatie en onderzoek niet expliciet duidelijk
naar voren komt. Zij hechten aan een goede balans tussen innovatie en onderzoek. Wat
is het oordeel van de Staatssecretaris voor het ontbreken van onderzoek en de European
Research Council in de «mission letter»? Verwacht de Minister dat de nieuwe EC onderzoek
niet meer als prioriteit ziet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
RvC en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de regering van mening
is dat gestreefd dient te worden naar een zo gelijk mogelijk speelveld binnen en buiten
de interne markt en dat het bestaande op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem
verdedigd moet worden. Tegelijkertijd constateren deze leden dat zowel intern door
diverse Europese landen initiatieven zijn genomen om de eigen industrie te beschermen
en dat met name de landen met een grote economische machtspositie het zich permitteren
om een aanval te doen op dit handelssysteem door elkaar met ongerechtvaardigde importtarieven
te bevechten. Deze leden vragen de regering welke houding zij inneemt tegen deze tactieken,
of zij van mening is dat om politieke redenen ingevoerde importtarieven dienen te
worden bestreden op basis van wederkerigheid, zoals de regering op andere vlakken
ook heeft voorgesteld.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om nadere informatie over de Europese
batterij-alliantie, welke rol zij speelt in deze alliantie en of zij van zins is in
te zetten op productiefaciliteiten voor autobatterijen op Nederlands grondgebied.
Tevens vragen zij of, indien op dit laatste het antwoord positief luidt, zij hierbij
van plan is in te zetten op vestiging in krimpgebieden om de werkgelegenheid te bevorderen
en daarmee de vergrijzing tegen te gaan.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) op 26 en 27 september 2019 en de
overige onderliggende stukken. De leden van de VVD-fractie hebben hier nog enkele
vragen en opmerkingen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorzitterschap in haar rapport schetst
hoe de EU duurzaam kan groeien aan de hand van zes prioriteiten. Zij lezen dat voltooiing
van de overgang naar klimaat neutrale industrieën, productie- en dienstensectoren
en het bevorderen van de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese
industrieën een van deze prioriteiten is. Voorts lezen zij dat Nederland tijdens de
RvC met betrekking tot de klimaatdoelstellingen wederom zal uitdragen dat het van
belang is om het industriebeleid en de klimaatdoelstellingen met elkaar in lijn te
brengen. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat hierbij
moet worden gelet op het gelijke speelveld voor de industrie en dat weglekeffecten
moeten worden voorkomen? In hoeverre zal de Staatssecretaris deze boodschap tijdens
de RvC overbrengen aan de andere lidstaten? Kan de Staatssecretaris hierbij aangeven
welke lidstaten de mening van de leden van de VVD-fractie delen?
Ja, ik deel deze mening. De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en ik
dragen aanhoudend de boodschap uit dat de Nederlandse, Europese en wereldwijde industrie
ook dient bij te dragen aan de doelen uit het akkoord van Parijs. Alle Europese lidstaten
zijn het erover eens dat daarbij een concurrerende industrie en een gelijk speelveld
van wezenlijk belang zijn. Ik zal in voorkomende gevallen het belang van een gelijk
speelveld zeker benadrukken, ongeacht of dit tijdens de Raad voor Concurrentievermogen,
in individuele contacten of anderszins aan de orde is.
De leden van de VVD-fractie lezen in de agenda daarnaast over het niveau van digitalisering
in Europa. Hoe wordt de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese
industrieën bevorderd en welke consequenties heeft dit voor de Nederlandse industrieën?
Tot op welk niveau wil het kabinet deze digitalisering bevorderen?
Het kabinet heeft de ambitie dat de Nederlandse industrie in 2021 het meest flexibele
en het beste digitaal verbonden productienetwerk van Europa heeft. Met de publiek-private
inzet op het programma Smart Industry bevorderen we dit. Dit doen we onder andere
door het versterken van een netwerk van Smart Industry fieldlabs (nu 43 in totaal
door heel Nederland) en met uitbouw van vijf regionale «Smart Industry hubs», om tot
op het niveau van mkb’ers in de regio te bereiken. Via de fieldlabs en de hubs is
er extra inzet op het delen van kennis en expertise van nieuwe technologieën als AI,
data delen en robotisering. Smart Industry is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse
Digitaliseringstrategie 2.0 (Kamerstuk 26 643, nr. 623).
De activiteiten van de Europese Commissie ondersteunen het kabinet met de inzet op
digitalisering in de industrieën. Bijvoorbeeld door de verschillende initiatieven
in de lidstaten (Smart Industry in Nederland en Platform Industrie 4.0) aan elkaar
te koppelen voor uitwisseling van succesvoorbeelden. Daarnaast wordt er gewerkt aan
een netwerk van «digital innovation hubs», vergelijkbaar met de Nederlandse Smart
Industry Fieldlabs.
Daarnaast lezen zij dat een andere doelstelling het bevorderen van innovatiegeleide
transities met een ambitieuze beleidsmix is, met nadruk op de opname van onderzoeksresultaten
en de inzet van innovaties. Over welke innovaties wordt dan gesproken; binnen welke
beleidsterreinen? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat die innovaties ook daadwerkelijk
sneller van de grond komen en hoe rijmt dit met de huidige Europese wet- en regelgeving
die innovaties soms in de weg kunnen zitten?
Het Finse voorzitterschap bedoelt hiermee in het rapport te zeggen dat het belangrijk
is om in te zetten op investeren in kennis en dat daarbij ook aandacht moet zijn voor
de impact en de toepassingen van deze kennis. Onderzoek en innovatie zijn in dit verband
ook een belangrijke drijfveer en aanjager voor productiviteit, beleid en duurzame
groei.
Met de inrichting van het nieuwe EU-Kaderprogramma zal ook de Europese Innovatieraad
worden opgericht. Deze dient ter bevordering van opschaling van het innovatieve mkb
en startups. Nederland doet hiermee ervaring op in de pilots die lopen onder Horizon
2020.
Om grensoverschrijdende toepassing van innovaties beter mogelijk te maken is bovendien
een goed functionerende interne markt van groot belang. Nederland zet zich dan ook
in om de interne markt te verbeteren. Prioriteiten hierin zijn een betere implementatie
en handhaving van de huidige interne marktregels, en een maatwerkaanpak om de resterende
belemmeringen aan te pakken. Deze maatwerkaanpak bestaat uit o.a. een meer sectorale
aanpak, zeker voor de zeer diverse dienstenmarkt, belemmeringen op de interne markt
vaker met een kleiner groepje lidstaten aanpakken, en meer bottom-up initiatieven
faciliteren om zodoende gebruik te maken van de energie in de verschillende sectoren
zelf.
Hoe kunnen lidstaten hun capaciteiten vergroten ter bevordering van verbeteringen
van de interne markt, innovatie, handel en hun verwevenheid? Welke consequenties,
in kansen en belemmeringen, ziet de Staatssecretaris hierin voor Nederland?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik door naar het antwoord hieronder op de
vraag van de leden van het CDA.
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de RvC van 4 en 5 juli dat het
Fins voorzitterschap heeft voorgesteld een duurzame groei van de EU in te zetten en
het concurrentievermogen van de Europese economie en industrie te versterken, zonder
dat fundamentele principes van de EU, zoals eerlijke concurrentie en een «level playing
field» geschaad worden. Zij steunen dat. Zij vragen of de fundamentele principes rondom
eerlijke concurrentie en een «level playing field» betrekking hebben op de interne,
of externe markt van de EU. Wat zijn vanuit de EU de belangrijkste acties om het concurrentievermogen
van Europese bedrijven in de externe markt te versterken? Welke rol heeft de RvC hierbinnen
om bij te dragen aan een efficiënter Europees beleid om dat externe concurrentievermogen
te bevorderen?
Het kabinet streeft naar eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld op zowel de
interne markt alsook daarbuiten. Ze bepleit daarom allereerst een sterke WTO en wereldhandel
gebaseerd op stevige en non-discriminatoire regels, evenals een bilaterale handelspolitieke
inzet. Aanvullende (interveniërende) maatregelen kunnen worden ingezet in het geval
het Europese of mondiale gelijke speelveld wordt bedreigd. Ook de versterking van
de (digitale) interne markt is essentieel, onder meer door effectieve, sterke mededingings-
en staatsteunregels, het adresseren van belemmeringen voor ondernemers, verbeterde
handhaving binnen de interne markt, en een focus op de ontwikkeling van sleuteltechnologieën,
onderzoek en innovatie. Voorts steunt het kabinet samenwerking rondom waardeketens
die van strategisch economisch belang zijn. De RvC kan – gelet op het diffuse eigenaarschap
van de verschillende onderwerpen – zowel dienen als besluitvormend orgaan, alsook
dienen als discussieforum om de verschillende onderwerpen in samenhang te kunnen bespreken.
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot de «political guidelines» van
de komende Europese Commissie (EC) onder andere dat wordt ingezet op een «Europese
Green Deal» en een economie die werkt voor mensen. Zij zijn benieuwd naar de appreciatie
van de Staatssecretaris van deze politieke richtlijnen. Is de Staatssecretaris het
met de leden van de VVD-fractie eens dat de richtlijnen in dienst moeten staan van
de lidstaten en daarmee niet verder moeten gaan dan nodig?
Tijdens het AO RAZ van 16 september jl. heeft Minister Blok een algemene appreciatie
van de taakverdeling van de Commissie gegeven, waarbij hij ook op dit onderwerp is
ingegaan. De Mission-letters zelf hebben geen formele status, maar dragen bij aan
de vorming van de werkplannen van de Europese Commissie. Zodra de werkplannen van
de Commissie bekend zijn zal het kabinet een appreciatie hiervan naar de Kamer sturen.
De leden van de Europese Commissie zijn onafhankelijk en dienen het collectief belang
van de gehele Europese Unie, en daaronder dus ook het collectief van de lidstaten,
te behartigen. De Europese Raad zet de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten
uit. De Europese Commissie handelt met inachtneming van deze beleidslijnen.
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot Horizon Europe in het verslag
van de informele RvC dat Nederland heeft benadrukt dat de missies van EU-toegevoegde
waarde moeten zijn. Zij steunen deze opvatting. Zij vragen in dat opzicht aan de Staatssecretaris
hoe ervoor wordt gezorgd dat de middelen uit het Horizon Europe-programma op de juiste
manier worden aangewend zodat het maximale rendement van investeringen en subsidies
wordt bereikt.
In Horizon Europe wordt, net als in het huidige kaderprogramma, budget toegekend op
basis van excellentie en impact. Zo worden alleen de beste voorstellen in onderlinge
competitie gehonoreerd. De verdere uitwerking van Horizon Europe wordt in samenspraak
met lidstaten, veldpartijen en belanghebbenden vormgegeven en daarbij zal ook blijvende
aandacht zijn voor de EU-toegevoegde waarde die er voor het gehele programma, ook
de missies, moet zijn. De evaluatie van het vorige, zevende, kaderprogramma wees uit
dat elke geïnvesteerde euro via dit programma 11 euro rendeerde.1
De leden van de VVD-fractie hebben met betrekking tot het discussiestuk dat het Finse
voorzitterschap heeft opgesteld ten behoeve van het beleidsdebat over synergiën tussen
Horizon Europe en andere Europese programma’s nog enkele vragen. In hoeverre is het
Horizon Europe-programma complementair aan Invest-NL? In hoeverre kan Invest-NL middelen
van het Horizon Europe-programma alloceren voor Nederlandse investeringsprogramma’s?
Het Horizon Europa programma is de opvolger van het Horizon 2020 programma en zal
voornamelijk bestaan uit subsidie-instrumenten voor onderzoek en innovatie die in
competitie worden verworven door degenen met het beste voorstel als het gaat om excellentie
en impact. Invest-NL verzorgt geen subsidies, maar zal onder andere voor succesvolle
projecten afkomstig uit het Horizon Europe programma mogelijk een deel van de verdere
financieringsbehoefte kunnen verzorgen.
Is er voor het Horizon Europe-programma nog geen akkoord over hoe om te gaan met «seal
of excellence»-projecten. Wat is de positie van de Staatssecretaris met betrekking
tot «seal of excellence»-projecten?
De teksten die verwijzen naar de «seal of excellence» zijn geen onderdeel van het
akkoord over Horizon Europe. Dit heeft ermee te maken dat deze teksten in samenhang
dienen te worden bezien met de (nog lopende) onderhandelingen over de Europese Structuur-
en Investeringsfondsen (ESI-fondsen). De Seal of Excellence is een goede manier voor
minder onderzoek- en innovatieintensieve regio’s om capaciteit op te bouwen en daarmee
draagt het bij aan het verkleinen van de innovatiekloof. Nederland staat daarom in
beginsel positief tegenover de Seal of Excellence en zal de uitwerking ervan kritisch
volgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen in het discussiestuk «Future of the external dimension
of the EU competitivenes» drie vragen ter discussie (pag. 6):
1. What are the main actions that the EU should take to strengthen its global role and
to support European businesses» external competitiveness?
2. How could the EU Member States enhance their capacity to better deliberate issues
pertaining to internal market, innovations and trade, and their interlinkages?
3. What role can the Competiveness Council play to contribute to a more efficient European
policy in support of external competitiveness?
Kan de Staatssecretaris elk van deze drie vragen, vanuit Nederlands perspectief, beantwoorden?
In het bijzonder vraag 2: op welke wijze(n) kan Nederland haar capaciteit vergroten
ter bevordering van innovatiegeleide transities met een ambitieuze beleidsmix die
de nadruk legt op de opname van onderzoeksresultaten en inzet van innovaties; bevordering
van verbeteringen van de interne markt, innovatie en handel en hun verwevenheid?
In mei 2019 heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de voorgenomen inzet om de
concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven, alsook de positie van Nederland
in het algemeen, te borgen en te verbeteren (Kamerstuk 30 821, nr. 73). Deze kabinetspositie bestrijkt een veelheid aan onderwerpen die in verschillende
nationale, Europese en zelfs mondiale gremia behandeld worden. Het kabinet spant zich
ervoor in om te zorgen dat waar nodig bestaande overlegstructuren geïntensiveerd worden,
dan wel nieuwe overlegstructuren te faciliteren, om te zorgen dat oplossingen integraal
tot stand komen en alle belangen behartigd worden. Zo is bijvoorbeeld op nationaal
niveau een apart Ministeriele Commissie Economie en Veiligheid ingesteld, waar het
grootste deel van de onderwerpen rondom concurrentiekracht zowel vanuit het algemeen
economische en het veiligheidsbelang gewogen worden. Op Europees niveau kunnen dit
soort multidisciplinaire onderwerpen bij uitstek in samenhang besproken worden in
de RvC, ook als uiteindelijk andere raadsformaties beslissingsbevoegdheid hebben over
onderwerpen.
De leden van de CDA-fractie lezen in het Finse voorzittersrapport «Ontwikkeling van
onze economische basis: een visie voor een langetermijnstrategie voor duurzame groei»
een langetermijnstrategie voor duurzame groei en het verder ontwikkelen van de economische
basis. Zij lezen dat hierover tijdens de RvC een beleidsdebat zal plaatsvinden, als
input voor het werkprogramma van de nieuwe EC. De prioriteiten daarbij zijn:
1. voltooiing van de overgang naar klimaatneutrale industrieën, productie- en dienstensectoren
en het bevorderen van de vernieuwing en het niveau van digitalisering van Europese
industrieën;
2. versterking van een innovatieve interne markt met een betere bedrijfsomgeving met
name voor diensten en scale-up bedrijven;
3. bevordering van innovatiegeleide transities met een ambitieuze beleidsmix die de nadruk
legt op de opname van onderzoeksresultaten en inzet van innovaties;
4. de EU tot een wereldleider in digitale economie en een wereldwijd aantrekkelijke markt
voor digitalisering en digitale diensten maken;
5. verbetering van het concurrentievermogen en de productiviteit van Europa door continu
te investeren in onderwijs en nieuwe vaardigheden die nodig zijn in een digitale wereld
en in de overgang naar een klimaatneutrale economie;
6. versterking van de externe dimensie van het concurrentievermogen van de EU en beter
gebruik van de kansen die de interne markt biedt om het wereldwijde concurrentievermogen
van Europese industrieën te verbeteren.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze prioriteiten? Ontbreken naar haar mening
nog punten? Waaraan wordt ten aanzien van prioriteit 2 gedacht bij een betere bedrijfsomgeving?
Welke specifieke verbeteringen zijn nodig? Deelt de Staatssecretaris de mening dat
het mkb, dat 99% van de bedrijven vertegenwoordigt en goed is voor 85% van de nieuwe
banen die in de afgelopen vijf jaar zijn gecreëerd, een expliciete vermelding verdient
bij prioriteit 2?
De beleidsvelden die in het Finse voorzitterschapsrapport zijn opgenomen zijn belangrijk
voor duurzame groei. Ik steun de Finse aanpak om deze onderwerpen in samenhang met
elkaar te bespreken, omdat er tussen de beleidsvelden veel raakvlakken zijn die op
elkaar moeten worden afgestemd en goed samenhangend beleid elkaar versterkt. Naar
mijn mening dekken deze prioriteiten alle beleidsthema’s af die bijdragen aan een
goed concurrentievermogen van de EU. In het rapport zijn aanbevelingen opgenomen met
een oproep aan de Commissie om deze mee te nemen in haar nieuwe werkprogramma. Zodra
de werkplannen van de Commissie bekend zijn zal het kabinet een appreciatie hiervan
naar de Kamer sturen. In het rapport is, onder meer met een expliciete vermelding
onder prioriteit, aandacht voor het mkb.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de definitieve versie van bovengenoemd
voorzittersrapport nog niet bekend is. Zij lezen dat de meest recente versie van het
rapport aansluit bij de Nederlandse inzet op het gebied van interne markt, industrie,
digitalisering, internationale ontwikkelingen en vaardigheden. Kan de Staatssecretaris
nog eens toelichten waar de Nederlandse inzet precies op gericht is? Wat is precies
de inzet, stip op de horizon, op elk van deze terreinen?
In de geannoteerde agenda (GA) Raad voor Concurrentievermogen van 26 en 27 september
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 465) heb ik per onderdeel mijn inzet aangegeven. Inmiddels is een nieuwe versie van het
voorzitterschapsrapport beschikbaar, u kunt dat inzien via Delegates Portal. Het rapport
is niet gewijzigd qua inhoud, mijn inzet is dan ook niet gewijzigd te opzichte van
de GA.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet het voorstel steunt voor een gedegen
sectorale analyse van ervaringen van ondernemers op de interne markt, om te komen
tot maatwerkoplossingen. Hoe gaat deze analyse plaatsvinden? Op welke wijze kunnen
Nederlandse ondernemers hierbij worden betrokken?
Op de Raad voor Concurrentievermogen van mei 2019 is afgesproken een gecoördineerde
analyse agenda op te stellen. Via deze agenda moet de verdere analyse van de interne
markt worden vormgegeven. Nederlandse ondernemers zijn en worden op verschillende
manieren betrokken, via zowel Nederlands als Europees onderzoek (zie tevens beantwoording
vragen Schriftelijk Overleg Raad voor Concurrentievermogen van 27-28 mei, Kamerstuk
21 501-30, nr. 460). Zo is de Europese Commissie momenteel als onderdeel van lopend onderzoek naar belemmeringen
op de interne markt bezig met het consulteren van bedrijven. Nederland ziet er op
toe dat Nederlandse bedrijven voldoende onderdeel zijn van dit proces. Ook EZK zelf
zal in de toekomst contact blijven zoeken met ondernemers, en ondernemers blijven
betrekken bij het vormgeven van nieuwe initiatieven voor de interne markt.
De leden van de CDA-fractie steunen de Nederlandse inzet om tijdens de RvC uit te
dragen dat het van belang is om het Europese industriebeleid en de klimaatdoelstellingen
met elkaar in lijn te brengen, naar het voorbeeld van het Nederlandse missiegedreven
topsectoren- en innovatiebeleid. Kan de Staatssecretaris verduidelijken welke de sleuteltechnologieën
zijn waarbij het de ambitie is om een vooraanstaande rol te spelen?
In de Kamerbrief van 26 april jl. (Kamerstuk 33 009, nr. 70) over missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid heb ik aangegeven dat Nederland
als klein land in veel sleuteltechnologieën wetenschappelijk meedraait in de top en
ook kan bouwen op bedrijven met een sterke technologiepositie. Na het tekenen van
het Kennis- en Innovatie Convenant (KIC) in november, gaan we aan de hand van de Kennis-
en Innovatie Agenda’s en samen met de financiers van het KIC prioriteren en keuzes
maken.
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland zich zal inzetten voor een integraal
digitaal beleid gericht op het «op verantwoorde wijze» benutten van kansen. Wat verstaat
de Staatssecretaris onder «op verantwoorde wijze»?
Als het gaat om vernieuwing en niveau van digitalisering heeft het kabinet in de Nationale
digitaliseringsstrategie 2.0. (Kamerstuk 26 643, nr. 623) aangegeven dat de Nederlandse industrie in 2021 het meest flexibele en het beste
digitaal verbonden productienetwerk van Europa heeft. Met de implementatieagenda «Smart
Industry» bevordert het kabinet de digitalisering van de Nederlandse industrie (inclusief
het mkb) onder andere door middel van zeven nieuwe fieldlabs (41 in totaal) en de
uitbouw van vijf regionale «Smart Industry hubs». Deze regionale hubs moeten mkb’ers
in de regio bereiken en zetten in op het delen van kennis en expertise van nieuwe
technologieën als kunstmatige intelligentie (AI) en data delen.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het streven om als EU oneerlijke concurrentie
en handelspraktijken aan te durven pakken. Is de indruk van de Staatssecretaris dat
dit op dit moment voldoende gebeurt? Wat zou er nog beter kunnen?
Het kabinet is vooralsnog tevreden met de geboekte vooruitgang op relevante dossiers,
en constateert met genoegen dat de prioriteiten van de nieuwe commissie getuigen van
een hoge mate van ambitie om verdere voorgang te realiseren. Wel zal het kabinet de
vinger aan de pols blijven houden ten aanzien van het behoud van EU-eenheid op deelonderwerpen,
en blijft de snelheid van EU-optreden bij plotselinge veranderingen een punt van aandacht.
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inzet op vaardigheden in een
veranderende arbeidsmarkt en zijn blij met de rol van Nederland als «digital frontrunner»
en de uitwisseling van goede voorbeelden. Zij lezen dat hiertoe dit najaar in Nederland
een bijeenkomst met beleidsmakers uit digital frontrunners plaatsvindt ten behoeve
van het opschalen van succesvolle beleidsexperimenten voor wat betreft overheidsinterventies
op het gebied van onderwijs-arbeidsmarkt en vaardigheden. Krijgt het parlement hiervan
een verslag of terugkoppeling?
De Digital Frontrunners-bijeenkomst wordt van 20-22 november in Nederland georganiseerd
door Nesta in samenwerking met de ministeries van EZK en SZW. Uit zes landen worden
deelnemers gevraagd te komen met voorbeelden van succesvolle opgeschaalde beleidsexperimenten
en uitdagingen voor de toekomst. Met behulp van internationale inzichten uit succesvolle
projecten zullen beleidsmakers samenwerken aan de verschillende nationale uitdagingen.
Aan het parlement zal hierover worden teruggekoppeld middels een verslag. De uitkomsten
zullen op twee plekken worden gebruikt. Ten eerste, volgend jaar wordt het Techniekpact
geëvalueerd waarin ter vergelijking ook andere Europese goede voorbeelden op het gebied
van onderwijs- en arbeidsmarkt en vaardigheden worden meegenomen. Ten tweede, zal
het opschalen van beleidsinitiatieven en pilots ook tijdens de Conferentie NL Digitaal
(16-20 maart 2020) een belangrijk vraagstuk zijn. Hiervan ontvangt het parlement ook
een verslag.
De leden van de CDA-fractie lezen dat ten behoeve van de definitieve versie van het
voorzittersrapport de onderdelen die gaan over innovatie en onderzoek verduidelijking
behoeven, omdat deze nu nog alleen de nadruk leggen op economische groei en niet op
de bredere maatschappelijke waarde van innovatie en onderzoek. Wordt deze bredere
opvatting over innovatie en onderzoek door andere EU-lidstaten gedeeld?
Tijdens de besprekingen van het voorzitterschapsrapport heeft een groot aantal lidstaten
aangegeven dat de bredere waarde van onderzoek en innovatie beter belicht had moeten
worden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de EC tijdens de RvC een update geeft over de
batterij-alliantie. Zij veronderstellen dat dit de Europese Batterij Alliantie (EBA)
betreft, gevormd om een strategie te ontwikkelen om de EU minder afhankelijk te maken
van batterijleveranciers uit Azië en Noord-Amerika. Is Nederland, bijvoorbeeld via
het bedrijfsleven of kennisinstellingen, bij deze alliantie betrokken?
De Europese Batterij Alliantie (EBA) is een open ecosysteem van meer dan 250 Europese
belanghebbenden die samenwerken om een concurrerende Europese batterij-industrie op
te bouwen. Het industriële ontwikkelingsprogramma van de EBA wordt beheerd door EIT
InnoEnergy, gehuisvest in Eindhoven.
De Nederlandse deelname aan dit programma is verder nog bescheiden. Van de 250 deelnemers
komen er vier uit Nederland. Dit is in lijn met een TNO-verkenning naar de Nederlandse
positie in de waardeketen. Uit dit onderzoek blijkt onder meer dat er geen mainstream
batterijcellenproductie plaatsvindt in Nederland. Een internationaal toonaangevende
rol op het gebied van batterijproductie ligt door het ontbreken van kritische massa
niet voor de hand.
Inzet op Europese R&D programma’s zoals Horizon 2020 en Horizon Europe en Battery
2030+ lijkt beter aan te sluiten op de Nederlandse kansen dan actieve deelname aan
de EBA, dat zich met name focust op bedrijven met een hoog TRL-niveau (technology
readiness level) (dicht bij de markt).
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zal, mede namens mij, eind 2019 een toegezegde
interdepartementale nationale strategie op het gebied van batterijen presenteren aan
de Kamer.
De leden van de CDA-fractie steunen de lijn dat het Europese onderzoeksprogramma Horizon
Europe synergie op programma- en projectniveau mogelijk moet maken. Zij lezen dat
gedurende de RvC over Horizon Europe een beleidsdebat zal plaatsvinden, waarin twee
vragen centraal staan:
1. Hoe kunnen andere EU-programma’s, waaronder de structuurfondsen, alsmede nationale
particuliere fondsen en andere bronnen, zoals de EIB, het best worden geactiveerd
als aanvulling op de ondersteuning van strategische onderzoeks- en innovatie-initiatieven
in synergie met Horizon Europe? Welke mechanismen op EU-niveau zijn nodig om synergiën
tussen verschillende EU-programma’s te waarborgen?
2. Hoe zijn de lidstaten op hun beurt van plan synergiën met Horizon Europe in hun structuurfondsen
en nationale programma’s te overwegen, bijvoorbeeld via de slimme specialisatie strategie
en seal of excellence projecten?
Kan de Staatssecretaris deze twee vragen beantwoorden? Wat vindt zij van het label
«seal of excellence», waarmee financiering van projecten met staatssteun zonder meldplicht
onder voorwaarden mogelijk wordt? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen projecten
met een «seal of excellence», maar zonder financiering, uit Horizon Europe, die zonder
verdere evaluaties geld ontvangen vanuit het betreffende structuurfondsenprogramma?
Hoe staat zij tegenover een extra controle op deze projecten vanuit de structuurfondsen?
Is de Staatssecretaris van plan om middelen vanuit de structuur- en investeringsfondsen
over te hevelen naar Horizon Europe?
Nederland zal in het beleidsdebat over synergie langs de lijnen van de geannoteerde
agenda interveniëren en niet al op technische details in gaan, omdat de onderhandelingen
over diverse andere programma’s, zoals de ESI-fondsen, nog lopen.
Nederland staat in principe positief tegenover de Seal of Excellence, maar zal de
uitwerking kritisch volgen.
De Europese Commissie heeft tevens voorstellen gedaan voor de vereenvoudiging van
de staatssteunregels voor projecten met een Seal of Excellence, deze volgt Nederland
ook kritisch. De Seal of Excellence is specifiek interessant voor Lidstaten die omvangrijke
budgetten ontvangen uit de ESI-fondsen. Dit geldt ook voor de mogelijkheid om middelen
uit deze fondsen over te hevelen naar bijvoorbeeld Horizon Europe. Beide mogelijkheden
dragen bij aan het verkleinen van de innovatiekloof. Voor de uitwerking van de Seal
of Excellence is het bijvoorbeeld belangrijk dat projecten die onder de Seal of Excellence
gefinancierd worden passen binnen de doelstellingen van het structuurfonds-programma
van de desbetreffende regio. Regio’s bepalen in principe zelf of en welke projecten
met een Seal of Excellence alsnog worden gefinancierd door de ESI-fondsen. Ze kunnen
er daarbij voor kiezen een extra controle in te voeren, bijvoorbeeld om te kijken
of het past binnen de hierboven genoemde doelstellingen. Aandachtspunt daarbij is
wel dat extra administratieve lasten zoveel mogelijk worden voorkomen. In Nederland
is overigens nog geen besluit genomen over het gebruik maken van deze geboden synergie-mogelijkheden.
Deze mogelijkheden worden betrokken bij het opstellen van de structuurfonds-programma’s
en besluitvorming daarover.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de informele
RvC van 4 en 5 juli 2019. Zij steunen de conclusie dat het belangrijk is om belanghebbenden
en burgers te betrekken bij de selectie, implementatie en evaluatie van het missiegedreven
innovatiebeleid en zijn blij met de aandacht die Nederland hiervoor heeft gevraagd.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven
is gesproken over onder andere de interne markt, waarbij verschillen tussen lidstaten
die de schaalvoordelen beperken de handel bemoeilijken en investeringen in de weg
zitten. Een van de aanbevelingen was dat bedrijven beter kunnen profiteren van de
interne markt als er meer Europese normen worden ontwikkeld voor nieuwe industrieën
en technologieën. Aan wat voor normen werd gedacht? Hoe gaat de RvC opvolging geven
aan deze aanbevelingen?
De deelnemers aan de informele RvC dachten hierbij onder meer aan Europese (geharmoniseerde)
EN-normen op het gebied van Industry 4.0 en verduurzaming. De opvolging is mede afhankelijk
van het nieuwe werkprogramma van de Europese Commissie. Overheden kunnen nu al de
Europese en nationale normalisatie-instellingen ondersteunen om aan te sluiten op
maatschappelijk en economisch relevante thema’s voor specifieke nieuwe industrieën
en technologieën. In Nederland verkent het Ministerie van EZK samen met normalisatie-instelling
NEN in hoeverre de nationale normalisatieprioriteiten afgestemd kunnen worden op bijvoorbeeld
de Kennis- en Innovatieagenda’s voor 2020–2023.
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland met andere lidstaten heeft gepleit
voor een uitzondering, onder strenge voorwaarden, op staatssteunregels als deze klimaatneutraliteit
bevorderen en de interne markt niet verstoren en dat aanbesteden ook zou kunnen worden
gebruikt om duurzaamheid te stimuleren. Hoe is hierop gereageerd?
Op dit moment onderwerpt de Europese Commissie de EU-staatssteunkaders aan een «fitness»
check om te bezien of de EU-staatssteunkaders nog aan hun geschiktheid voldoen. In
die context kunnen alle lidstaten en andere stakeholders aangeven of zij vinden of
de huidige EU-staatssteunkaders voldoen om de realisatie van toekomstige beleidsdoelen,
waaronder die op het gebied van de klimaatdoelen, helpen te bereiken. De Europese
Commissie besluit op een later moment of de EU-staatssteunkaders worden aangepast.
Dit zal zij naar verwachting op zijn vroegst pas in 2020 doen.
De Aanbestedingswet 2012 biedt overheden de ruimte om duurzaamheid te stimuleren middels
aanbestedingen. Het Ministerie van I&W stimuleert deze duurzame aanbestedingen van
overheden in het programma Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI), waaraan EZK,
BZK, BZ en SZW beleidsmatig deelnemen. De Europese Commissie erkent verder het belang
van duurzame aanbestedingen en publiceert regelmatig handboeken en richtsnoeren over
groen inkopen.
De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat op 1 november 2019 treedt de nieuwe EC
aan, waarin Margrethe Vestager (Denemarken) de portefeuille mededinging krijgt, Sylvie
Goulard (Frankrijk) de portefeuille interne markt en Mariya Gabriel (Bulgarije) de
portefeuille onderzoek en innovatie. Zij zijn blij met de aandacht voor het mkb in
de «mission letter» van beoogd Eurocommissaris Verstager (pag. 5): «You will co-lead
the work on a new SME strategy, working together with the Executive vicePresident
for an Economy that Works for People. This should focus on supporting small businesses,
entrepreneurs and start-ups, notably by reducing the regulatory burden and enabling
them to make the most of digitisation.» Op diezelfde pagina lezen zij ook: «You will
coordinate the work on digital taxation to find a consensus at international level
by the end of 2020 or to propose a fair European tax.» Kan de Staatssecretaris uitleggen
wat dit gaat betekenen? Zou de Staatssecretaris een beoordeling willen geven van de
«mission letters» van de drie bovengenoemde Eurcommissarissen? Onderschrijft zij deze
en wat mist zij?
De leden van de CDA-fractie lezen dat Ursula von der Leyen, beoogd voorzitter van
de Europese Commissie 2019–2024, zes politieke «richtlijnen» heeft geformuleerd, namelijk:
7. een Europese «green deal»;
8. een economie die werkt voor mensen;
9. een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk;
10. onze Europese levenswijze beschermen;
11. een sterker Europa in de wereld;
12. een nieuwe impuls voor de Europese democratie.
Hoe zou de tweede richtlijn, «een economie die werkt voor mensen», volgens de Staatssecretaris
in de komende periode moeten worden ingevuld?
Tijdens het AO RAZ van 16 september jl. heeft Minister Blok een algemene appreciatie
van de taakverdeling van de Commissie gegeven, waarbij hij ook op dit onderwerp is
ingegaan. De Mission-letters zelf hebben geen formele status, maar dragen bij aan
de vorming van de werkplannen van de Europese Commissie. Zodra de werkplannen van
de Commissie bekend zijn zal het kabinet een appreciatie hiervan naar de Kamer sturen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de RvC van 27 en 28 september 2019 en de overige onderliggende stukken.
Deze leden willen Staatssecretaris enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de thema’s die besproken zullen
worden tijdens de gedachtewisseling over het voorzittersrapport. Deze leden vragen
de Staatssecretaris of zij de modernisering van de mededingingsregels in het licht
van de digitale economie zal bespreken.
In mei heb ik uw Kamer een brief gestuurd met mijn inzet over de toekomstbestendigheid
van het mededingingsbeleid in het licht van de ontwikkelingen in de digitale economie
(Kamerstuk 27 879, nr. 71). In deze brief stel ik een aantal aanpassingen in het mededingingsbeleid voor. Vanwege
de mondiaal opererende platforms dienen deze maatregelen op Europees niveau te worden
genomen. Ik heb in de brief dan ook aangegeven dat ik in Europa zal pleiten voor deze
maatregelen. Hier ben ik de afgelopen periode al mee aan de slag gegaan en ook de
aanstaande Raad voor Concurrentievermogen zal ik gebruiken om mijn inzet uit te dragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het beleidsdebat over de synergie
van Horizon Europe met andere programma’s. Zij vragen de Staatssecretaris voor welke
programma’s zij de meeste mogelijkheden ziet voor synergie. Tevens vragen deze leden
hoe zij het krachtenveld inschat rond het bereiken van synergie tussen Horizon Europe
met de betreffende programma’s.
De ESI-fondsen bieden veel mogelijkheden voor synergie met Horizon Europe voor zowel
meer als minder onderzoek- en innovatie-intensieve regio’s. Zie daarvoor bijvoorbeeld
de vragen van de VVD en het CDA over de Seal of Excellence. Synergie van Horizon Europe
met programma’s als het LIFE-programma en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid kan
ervoor zorgen dat innovaties uit Horizon Europe beter naar de markt gebracht worden.
Ook Digital Europe biedt mogelijkheden voor synergie met Horizon Europe, vanwege de
financiering van bijvoorbeeld digitale onderzoeksinfrastructuur (zoals de ontwikkeling
van supercomputers) vanuit Digital Europe waar onderzoekers gebruik van kunnen maken.
InvestEU biedt financiering in de vorm van leningen voor innovaties dicht bij de markt
en is daarin aanvullend op de European Innovation Council (EIC).
Een eerste indruk van het krachtenveld is dat de lidstaten in de basis positief staan
tegenover synergiën. Verwachting is dat voornamelijk de gelijkgestemde landen die
inzetten op een modern Meerjarig Financieel Kader (MFK), prioriteit zullen geven aan
synergie, omdat dit bij kan dragen aan een moderner MFK.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de portefeuilleverdeling van
de nieuwe EC. Daarin is Mariya Gabriel de beoogd Eurocommissaris voor innovatie en
jeugd. Deze leden merken op dat in de naam van haar portefeuille en in de «mission
letter» er een grote nadruk ligt op innovatie en onderzoek niet expliciet duidelijk
naar voren komt. Zij hechten aan een goede balans tussen innovatie en onderzoek. Wat
is het oordeel van de Staatssecretaris voor het ontbreken van onderzoek en de European
Research Council in de «mission letter»? Verwacht de Minister dat de nieuwe EC onderzoek
niet meer als prioriteit ziet?
Tijdens het AO RAZ van 16 september jl. heeft Minister Blok een algemene appreciatie
van de taakverdeling van de Commissie gegeven, waarbij hij ook op dit onderwerp is
ingegaan. De Mission-letters zelf hebben geen formele status, maar dragen bij aan
de vorming van de werkplannen van de Europese Commissie. Zodra de werkplannen van
de Commissie bekend zijn zal het kabinet een appreciatie hiervan naar de Kamer sturen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
RvC en hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de regering van mening
is dat gestreefd dient te worden naar een zo gelijk mogelijk speelveld binnen en buiten
de interne markt en dat het bestaande op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem
verdedigd moet worden. Tegelijkertijd constateren deze leden dat zowel intern door
diverse Europese landen initiatieven zijn genomen om de eigen industrie te beschermen
en dat met name de landen met een grote economische machtspositie het zich permitteren
om een aanval te doen op dit handelssysteem door elkaar met ongerechtvaardigde importtarieven
te bevechten. Deze leden vragen de regering welke houding zij inneemt tegen deze tactieken,
of zij van mening is dat om politieke redenen ingevoerde importtarieven dienen te
worden bestreden op basis van wederkerigheid, zoals de regering op andere vlakken
ook heeft voorgesteld.
Het kabinet is van mening dat Nederland gebaat is bij een open en betrouwbaar mondiaal
handels- en investeringssysteem. Het staat derde landen uiteraard vrij om eigenstandig
beslissingen te nemen ten aanzien van de economie. Het kabinet let erop dat dit wel
gebeurt met inachtneming van staande bilaterale of multilaterale afspraken. Het kabinet
zal landen er via de EU of geëigende bilaterale contacten op aanspreken wanneer zij
van mening is dat afspraken niet nageleefd worden. Bij schending van gemaakte afspraken
zal de EU proportionele tegenmaatregelen nemen. Hetzelfde geldt voor maatregelen die
op de interne markt worden genomen en die niet stroken met gemaakte afspraken. Het
kabinet blijft inzetten op betere handhaving op de interne markt.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om nadere informatie over de Europese
batterij-alliantie, welke rol zij speelt in deze alliantie en of zij van zins is in
te zetten op productiefaciliteiten voor autobatterijen op Nederlands grondgebied.
Tevens vragen zij of, indien op dit laatste het antwoord positief luidt, zij hierbij
van plan is in te zetten op vestiging in krimpgebieden om de werkgelegenheid te bevorderen
en daarmee de vergrijzing tegen te gaan.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden
van de CDA-factie over de Europese batterij-alliantie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L. Nieuwerf, adjunct-griffier