Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over de problematiek rondom rolstoelen en scootmobielen
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de problematiek rondom rolstoelen en scootmobielen (ingezonden 30 augustus 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 24 september
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Landelijke aanpak nodig voor problemen met
rolstoelen en scootmobielen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met de problemen die rolstoel- en scootmobielgebruikers ervaren zoals
lange wachttijden voor reparatie en onvoldoende maatwerk? Zo ja, welke stappen heeft
u ondernomen om daarin verandering aan te brengen?
Antwoord 2
Ik ben bekend met de problemen die door hulpmiddelengebruikers worden ervaren. In
2018 is een onderzoek uitgevoerd naar knelpunten in de procedure en verstrekking van
Wmo-hulpmiddelen, woningaanpassingen en verhuizingen. Ik heb vervolgens met de VNG
bestuurlijke afspraken gemaakt over het nader uitwerken en implementeren van de oplossingsrichtingen
voor Wmo-hulpmiddelen en woningaanpassingen. Toen is ook afgesproken – zoals ik in
mijn brief van 18 mei 2018 aan uw Kamer heb laten weten – een domeinoverstijgend vervolgonderzoek
(Wmo 2015, Wlz en Zww) te laten uitvoeren naar verbetermogelijkheden bij hulpmiddelen,
woningaanpassingen en verhuizingen. Dit onderzoek is dit voorjaar afgerond en uw Kamer
is per brief op 1 april jl. over de uitkomsten geïnformeerd. Momenteel ben ik met
alle betrokken partijen aan het bezien op welke wijze een follow-up kan worden gegeven
aan de uitkomsten van het domeinoverstijgende vervolgonderzoek. Ten aanzien van specifiek
Wmo-hulpmiddelen en woningaanpassingen, geldt dat ik in januari 2020 een uitvraag
onder Wmo-cliënten zal laten uitvoeren om te bezien of de afspraken voor Wmo-cliënten
daadwerkelijk effectief en voldoende zijn.
Vraag 3
Erkent u de noodzaak van het verbeteren van deze gang van zaken aangezien mensen met
een (chronische) aandoening zo snel mogelijk op kwalitatief goede en correct werkende
hulpmiddelen moeten kunnen rekenen, aangezien zij daarvan afhankelijk zijn?
Antwoord 3
Ik erken de noodzaak. Iedereen die een hulpmiddel nodig heeft, dient op grond van
het desbetreffende wettelijke kader zo snel als mogelijk op een kwalitatief goed en
correct werkend hulpmiddel te kunnen rekenen.
Vraag 4
Bent u het eens met de geponeerde stelling dat de insteek van aanbieders, leveranciers,
verzekeraars, gemeenten en reparateurs gebaseerd zou moeten zijn op het principe:
«eerst helpen, dan praten over de kosten»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik ben het eens met de stelling dat het principe «eerst helpen en dan praten over
de kosten» de insteek zou moeten zijn en dat de cliënt hier geen hinder van zou moeten
ondervinden. Dit zal onderdeel zijn van de follow-up van het hiervoor genoemde vervolgonderzoek.
Vraag 5
Bent u bereid aan de slag te gaan met de aanbeveling uit het onderzoek van Patiëntenfederatie
Nederland en Ieder(in) als passende oplossing voor deze problematiek en de Kamer hier
zo snel mogelijk over te informeren?
Antwoord 5
Ik ben voornemens een bureau de opdracht te geven om te helpen de aanbevelingen te
implementeren. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten hiervan medio volgend jaar informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.