Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over de mogelijkheden tot verruiming van de inkomensgrens voor sociale huur
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de mogelijkheden tot verruiming van de inkomensgrens voor sociale huur (ingezonden 22 augustus 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
24 september 2019).
Vraag 1
In de beschikking van de Europese Commissie van 2009 over de steunmaatregelen aan
woningcorporaties, schrijft de Commissie dat eerdere kritiek van de Commissie, zoals
verwoord in haar artikel 17-brief, gericht was op het ontbreken van een specifieke
afbakening en dat de Nederlandse regering vervolgens per brief een inkomensgrens van
33.000 euro heeft voorgesteld; klopt het derhalve dat de Nederlandse regering zelf
deze inkomensgrens heeft voorgesteld? Zo nee, welke elementen uit de beschikking zijn
onjuist?
Antwoord 1
Zoals in mijn eerdere beantwoording op vragen van lid Beckerman1, lid Smeulders2 en lid Nijboer3 is aangegeven kon Nederland zelf voorstellen doen, maar moest de Europese Commissie
(hierna: EC) deze beoordelen. Zoals indertijd met uw Kamer gedeeld, heeft Nederland
geprobeerd om de doelgroep te definiëren op objectkenmerken van woningen. Dat voorstel
is niet geaccepteerd door de EC. In uw Kamer is de mogelijkheid aan de orde geweest
om de doelgroep af te bakenen op de huurtoeslagdoelgroep. Er is toen een motie ingediend,
met de stelling dat dit tot een te lage grens zou leiden. Op die basis is er vervolgens
opnieuw onderhandeld in Brussel over een andere, hogere inkomensgrens. In dat kader
heeft toenmalig Minister van Wonen, Wijken en Integratie op 3 december 2009 een brief
aan de EC aangeboden waarin de doelgroep is gedefinieerd als woningzoekenden met een
inkomen van maximaal € 33.000 met een jaarlijkse indexering. Deze maatregel is met
de EC besproken en in overleg met uw Kamer overeengekomen. De Commissie heeft toen
geaccepteerd dat er een inkomensgrens van € 33.000 zou worden gehanteerd, gelijktijdig
met het verhogen van het criterium voor de omvang van de toewijzingen aan de desbetreffende
groep van 80% naar 90%.
Vraag 2
In antwoord op eerdere vragen schrijft u dat de Europese Commissie de Nederlandse
regering heeft gewezen op het besluit HFA Ierland, waarin een inkomensgrens wordt
gehanteerd4; hoe verklaart u dan dat het Europees Hof in haar arrest van 15 november 2018 concludeert
dat de Commissie niet van mening was dat de Nederlandse autoriteiten de DAEB slechts
konden definiëren met verwijzing naar een inkomensgrens?5
Antwoord 2
In de sinds 2005 geldende algemene EC-regels over DAEB wordt gesteld dat sociale huisvesting
in ieder geval moet worden geboden aan een bepaalde doelgroep.6 Voor de afbakening van deze doelgroep wordt niet expliciet een inkomensgrens geëist.
Wel hanteren bijna alle lidstaten die een DAEB voor sociale huisvesting hebben, een
of meerdere inkomensgrenzen. Bovendien is Nederland door de EC nadrukkelijk gewezen
op haar besluit van 3 juli 2001 betreffende staatssteun N209/01 inzake garanties op
leningen van HFA Ierland (PB 2002, C 67, blz. 33), dat onder andere een inkomenseis
stelt. Zoals ook blijkt uit de informatie die destijds met uw Kamer is gedeeld en
die is opgenomen in het antwoord op vraag 1, kon Nederland zelf voorstellen doen,
maar moest de EC deze beoordelen.
Vraag 3
Is het denkbaar dat de Europese Commissie een andere afbakening had geaccepteerd dan
een inkomensgrens? Zo nee, op basis van welke gesprekken of correspondentie met de
Europese Commissie is die conclusie getrokken en hoe verhoudt die conclusie zich tot
de onder 2 genoemde uitspraak van het Hof?
Antwoord 3
Zie mijn antwoorden op vragen 1 en 2.
Vraag 4
Heeft de Nederlandse regering op enig moment gepoogd een hogere inkomensgrens vast
te stellen of daarover gesprekken gevoerd met de Commissie? Zo ja, hoe werd daarop
gereageerd door de Commissie?
Antwoord 4
Zie mijn antwoorden op vragen 1 en 2.
Vraag 5
Indien de Nederlandse regering ervoor wil zorgen dat ook mensen met hogere inkomens
toegang krijgen tot sociale huurwoningen, welke Nederlandse en Europese regelgeving
dient daarvoor gewijzigd te worden? Wat is daarvoor de gebruikelijke procedure?
Antwoord 5
De inkomensgrens voor de toegang tot sociale huurwoningen van corporaties wordt geregeld
in de Woningwet. Indien de inkomensgrens gewijzigd wordt, voorziet het Unierecht in
twee juridische instrumenten om de voorgestelde wijzigingen in overeenstemming te
brengen met de staatssteunregels. Het eerste instrument is een melding voor rechtszekerheid
op grond van artikel 108, lid 3, VWEU, en artikel 106, lid 2, VWEU ter aanpassing
van de voorwaarden van het DAEB-besluit van 2009. Een nieuwe melding voorziet in een
wijziging van het EC besluit van 2009 (Zie artikel 2 Procedureverordening). Het tweede
instrument is de toepassing van het DAEB-vrijstellingsbesluit 2012 als een aanvullende
DAEB. Toepassing van het DAEB-vrijstellingsbesluit vereist geen melding, maar verplicht
de Nederlandse autoriteiten wel om de EC te informeren over de implementatie door
middel van een rapportageverplichting. Bij dit tweede instrument bestaat een risico
dat de EC achteraf een onderzoek start (op grond van een klacht of op eigen initiatief)
en oordeelt dat de maatregelen niet voldoen aan het DAEB-vrijstellingsbesluit. Dit
is een risico voor de corporatiesector, omdat in dat geval de Nederlandse staat kan
worden gedwongen om de verleende staatssteun terug te vorderen bij corporaties.
Vraag 6
Wat is de relatie tussen de strikte interpretatie die u geeft aan de Europese wetgeving
en uw voorstel om de inkomensgrenzen voor eenpersoonshuishoudens te verlagen? Erkent
u dat juist veel eenpersoonshuishoudens met grote problemen kampen om een betaalbaar
huis te vinden? Bent u bereid op uw voorstel om de inkomensgrenzen te verlagen terug
te komen?
Antwoord 6
In de brief aan uw Kamer over mensen met een middeninkomen op de woningmarkt7 en in de brief over Prinsjesdag maatregelen woningmarkt8 heb ik aangekondigd dat ik de DAEB-inkomensgrens voor meerpersoonshuishoudens wil
verhogen naar € 42.000 en die voor eenpersoonshuishoudens daartegenover iets wil verlagen
naar € 35.000, ten opzichte van de huidige inkomensgrens van € 38.035. Hiermee wil
ik de inkomensgrenzen beter laten aansluiten bij de betaalbaarheid en keuzemogelijkheden
voor deze verschillende typen huishoudens, gezien het verschil in hun overige kosten
voor levensonderhoud. Dit doe ik om ervoor te zorgen dat de huishoudens die nu moeilijk
een betaalbare huurwoning kunnen vinden – meerpersoonshuishoudens met een laag middeninkomen
– in aanmerking komen voor een sociale huurwoning van een corporatie, zonder dat de
slaagkans voor mensen met een lager inkomen onder druk komt te staan. Corporaties
krijgen daarnaast meer mogelijkheden om flexibeler te reageren op de specifieke behoeften
en wensen die lokaal spelen. Daarvoor wil ik maatregelen nemen om meer lokaal maatwerk
in de vrije toewijzingsruimte mogelijk te maken. Zo kan de maximale vrije ruimte worden
verhoogd tot 15 procent als corporaties, gemeenten en huurders gezamenlijk beleid
hiervoor vaststellen. Indien de lokale situatie of wensen geen aanleiding geven tot
het maken van beleid, hebben corporaties 7,5 procent vrije toewijzingsruimte. Bovenstaande
voornemens werk ik momenteel uit in een wetsvoorstel dat ik verwacht aan het eind
van het jaar aan uw Kamer aan te bieden.
Vraag 7
Deelt u de conclusie dat indien het aanbod aan sociale huurwoningen wordt vergroot,
de slagingskans niet hoeft af te nemen wanneer de inkomensgrenzen worden verhoogd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nieuwbouw is belangrijk om de toegang tot de woningmarkt te verbeteren. Ik zet daar
volop op in, bijvoorbeeld met de op Prinsjesdag aangekondigde bouwimpuls van € 1 mld.
Daarnaast heb ik in de woondeals afspraken gemaakt met de regio’s met de grootste
krapte op woningmarkt om het aanbod van betaalbare woningen te versnellen. Ook de
stimuleringsaanpak flexwonen zal zorgen voor een versnelde ontwikkeling van flexibele
huisvesting. De vereenvoudiging van de markttoets in de Wet maatregelen middenhuur
draagt bij aan meer middenhuur, doordat onnodige stappen uit het proces worden gehaald
voor corporaties om niet-DAEB woningen te realiseren.9 Nieuwbouw kost echter tijd, daarom vind ik het van belang om rekening te houden met
mogelijke veranderingen in de slaagkansen binnen de bestaande voorraad.
Vraag 8
Deelt u de mening dat iedereen zeker moet kunnen zijn van een fijne en betaalbare
woning? Nu betaalbaar wonen een luxe dreigt te worden, bent u bereid de verhuurdersheffing
te verlagen zodat de bouw van sociale huurwoningen kan worden versneld, en tegelijkertijd
de inkomensgrens te verhogen?
Antwoord 8
Ik vind het belangrijk dat de woningmarkt toegankelijk is voor alle inkomensgroepen.
Zoals hierboven aangegeven, heb ik in mijn brief over middeninkomens aangegeven voornemens
te zijn om de inkomensgrens voor meerpersoonshuishoudens te verhogen, omdat zij nu
moeilijk zelfstandig op de markt een betaalbare woning kunnen vinden.
Het kabinet maakt vanaf 2020 structureel € 100 miljoen per jaar vrij voor een heffingsvermindering
in de verhuurderheffing voor betaalbare nieuwbouw in de schaarstegebieden en woondealregio’s.
Daarnaast heeft het kabinet de verhuurderheffing begin 2019 structureel verlaagd met
€ 100 miljoen door middel van een verlaging van het tarief. Ook is begin 2019 de heffingsvermindering
voor verduurzaming binnen de verhuurderheffing geïntroduceerd. Hier voor is in de
periode van 2019 tot 2021 € 156 miljoen beschikbaar en vanaf 2022 € 104 miljoen per
jaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.