Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Alkaya over het bericht dat de schaderegeling voor het derivatendrama handjeklap zou zijn met de banken
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Minister van Financiën over het bericht dat de schaderegeling voor het derivatendrama handjeklap zou zijn met de banken (ingezonden 10 juli 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 23 september 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3679.
Vraag 1
Hoe reageert u op het bericht op de website Follow the Money dat de schaderegeling
voor het derivatendrama «handjeklap met de banken» zou zijn?1
Antwoord 1
Mijn voorganger heeft in 2016, op advies van de Autoriteit Financiële Markten (AFM)
drie onafhankelijke deskundigen (de derivatencommissie) aangesteld om een uniform
herstelkader op te stellen en overeen te komen met de betrokken banken. Een belangrijk
uitgangspunt van dit herstelkader is dat de uniformiteit ervan de interpretatieruimte
van de herbeoordeling en compensatie door banken minimaliseert. Bij het opstellen
van het kader hebben de deskundigen gesprekken gevoerd met zowel de banken als vertegenwoordigers
van MKB- en claimorganisaties.
Vraag 2
Herkent u zich in de observatie dat «de derivatencommissie te weinig vanuit het belang
van de gedupeerden heeft gedacht en teveel naar de banken luisterde»?2 Wat gaat u doen om dit te onderzoeken en recht te zetten?
Antwoord 2
In algemene zin geldt dat het systeem dat is ingericht voor de afwikkeling van de
rentederivatendossiers door de banken garant staat voor een hoge mate van zorgvuldigheid
voor de gedupeerden. Bij het opstellen van het Uniform Herstelkader (UHK) zijn zowel
de banken als MKB- en claimorganisaties betrokken geweest. De deskundigen van de derivatencommissie
hebben mijn voorganger destijds aangegeven dat de grootste belangenbehartigers van
het MKB het kader als positief beoordelen voor een overgroot deel van de MKB-ondernemers.
De indruk die in het artikel wordt gewekt dat de derivatencommissie te veel naar de
banken luisterde, deel ik daarom niet.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het geen acceptabele manier van werken is wanneer banken dreigen
met het opzeggen van hun krediet wanneer ondernemers die onder het Uniform Herstelkader
(UHK) vallen desalniettemin trachten hun recht te halen door middel van een rechtsgang?
Wat gaat u doen om op te treden tegen deze vorm van machtsmisbruik en intimidatie?
Antwoord 3
Bij de AFM zijn geen gevallen bekend waarbij banken het krediet dreigen op te zeggen
wanneer mkb-ondernemingen die onder het bereik van het UHK vallen hun recht proberen
te halen bij de rechter. De Nederlandse Vereniging van Banken laat desgevraagd weten
dat het opzeggen van een kredietrelatie in de regel is gebaseerd op een veelvoud van
factoren, maar dat het enkele gegeven dat een klant die onder het UHK valt zijn recht
probeert te halen bij de rechter in geen geval voldoende reden is om de relatie op
te zeggen.
Vraag 4
Acht u het redelijk dat gedupeerde grotere (semi)publieke instellingen zoals scholen
en ziekenhuizen geheel buiten het UHK vallen? Heeft u hier goedkeuring aan gegeven?
Antwoord 4
Het UHK is van toepassing op klanten die een rentederivaat met een bank zijn aangegaan
dat binnen het temporele bereik valt, en als de klant als niet-professioneel en niet-deskundig
kwalificeert ten tijde van het afsluiten van het derivaat. Hierbij sluit het UHK aan
bij de definitie van «professionele belegger» als vastgelegd in de Wet op het financieel
toezicht. Het deskundigheidscriterium is van toepassing om te borgen dat het UHK zich
richt op klanten die door informatieasymmetrie een kwetsbare positie innemen. Specifieke
klanten waarvan een zekere deskundigheid verwacht mag worden zijn hiermee uitgesloten.
Of semipublieke instellingen onder het toepassingsbereik van het UHK vallen hangt
ervan af of zij op basis van het UHK als niet-professioneel en niet-deskundig zijn
gekwalificeerd.
Waar het de goedkeuring van het UHK betreft is het zo dat de onafhankelijke derivatencommissie
door mijn voorganger is gevraagd het kader op te stellen. Uw kamer is bij brief van
5 juli 2016 geïnformeerd over de inhoud van het door de onafhankelijke commissie vastgestelde
kader.
Vraag 5
Deelt u de mening dat door het uitsluiten van grotere (semi)publieke instellingen
van het UHK de kans toeneemt dat belastinggeld oneigenlijk in de zakken van financiële
instellingen blijft zitten? Hoe groot is de totale geleden schade door deze groep
en wat gaat u wél voor hen doen?
Antwoord 5
Voor semipublieke instellingen die buiten het toepassingsgebied van het UHK vallen,
geldt dat zij zijn aangewezen op de normale civiele procedures. Dit betekent niet
dat zij hun schade niet vergoed kunnen krijgen. Hoe groot de totale schade is die
semipublieke instellingen hebben geleden als gevolg van de rentederivatenproblematiek
is mij niet bekend. De banken publiceren op hun websites enkel het bedrag dat aan
compensaties is aangeboden en uitbetaald; de AFM rapporteert hierover in haar voortgangsrapportages.
Per 31 mei 2019 is door de betrokken banken voor ruim EUR 1,27 miljard aan compensaties
uitgekeerd aan klanten die binnen het toepassingsbereik van het UHK vallen.
Vraag 6
Waarop is het überhaupt gebaseerd dat bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen wel complexe
financiële producten zouden kunnen beoordelen, terwijl banken dit soort organisaties
vaak als «niet-professioneel» aanmerkten? Deelt u de mening dat de omvang van een
organisatie geen geschikt criterium is hiervoor?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de invloed van een te sterke bankenlobby op de afhandeling van
dit drama, dat door de sector zelf is veroorzaakt, totaal onacceptabel is? Wat gaat
u doen om deze bankenlobby onschadelijk te maken?
Antwoord 7
Zoals reeds aangegeven bij het antwoord op vraag 2 staat het UHK garant voor een hoge
mate van zorgvuldigheid bij het herbeoordelen van rentederivatencontracten. Mijn voorganger
heeft drie onafhankelijke experts de opdracht gegeven een om een civielrechtelijk
herstelkader vast te stellen, en overeen te komen met de banken.3 Vertegenwoordigers van gedupeerden zijn bij dit proces betrokken. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 1 deel ik de indruk niet dat er een te sterke bankenlobby
is geweest.
Vraag 8
Kunt u uitsluiten dat 1) de beperking van de reikwijdte van de doelgroep van het UHK,
2) de maximering aan het vergoedingsbedrag en 3) de naamswijziging van de term «compensatie»
naar «coulancevergoeding» op aandringen van de banken zijn doorgevoerd?
Antwoord 8
De derivatencommissie heeft het uniform herstelkader als onafhankelijke partij opgesteld.
Zij hebben hiervoor uitgebreid overleg gevoerd met zowel de banken als met vertegenwoordigers
van mkb-ondernemingen. Hierdoor kon er een evenwichtig kader tot stand worden gebracht
waarvan door een groot aantal vertegenwoordigers van mkb-ondernemers is aangegeven
dat dit voor een groot deel van de achterban een acceptabele oplossing biedt.
In het antwoord op vraag 4 heb ik uitgelegd wat de achtergrond van de reikwijdte is.
Met betrekking tot de maximering van het vergoedingsbedrag kan ik zeggen dat daarvan
geen sprake is. De geleden schade wordt volledig vergoed, en is hiermee afhankelijk
van de individuele derivatenproducten van de klant. Enkel de coulancevergoeding is
gemaximeerd op EUR 100.000,–. De hoogte van deze vergoeding is tevens eveneens afhankelijk
van het onderliggende rentederivaat. Hiervoor is gekozen door de onafhankelijke deskundigen
omdat dit alles afwegende tot een doelmatig herstel leidt. Het compensatieaanbod wordt
hier voor het overgrote deel van de mkb-ondernemers niet door beperkt.
De derivatencommissie heeft gekozen voor een coulancevergoeding, omdat het achteraf
lastig vast te stellen is in welke gevallen de klant wel goed is geïnformeerd en in
welke gevallen niet.
Vraag 9
Bent u bereid om eerdere conceptversies van het UHK openbaar te maken, zodat duidelijk
wordt wat de invloed van de bankenlobby is geweest? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De onafhankelijke deskundigen hebben het UHK opgesteld, in overleg met de banken en
de vertegenwoordigers van mkb-ondernemingen. De definitieve versies van 5 juli 2016
en 19 december 2016 (na afronding van de pilotfase) hebben zij gepubliceerd en aan
mij aangeboden. Over de publicatie van beide versies is uw Kamer destijds geïnformeerd.4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.