Lijst van vragen : Lijst van vragen, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport "Aanpak mestvervuiling veehouderij; Vervolgonderzoek duurzaamheid veehouderij 2019" (Kamerstuk 28973-215)
2019D36257
Lijst van vragen
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer inzake het Rapport van de Algemene Rekenkamer «Aanpak mestvervuiling veehouderij; Vervolgonderzoek
duurzaamheid veehouderij 2019» (Kamerstuk 28 973, nr. 215).
Voorzitter van de commissie, Kuiken
Griffier van de commissie, Haveman
Nr
Vraag
1
Waarom kiest u ervoor om ammoniakuitstoot uit dierlijke mest als belangrijke indicator
te nemen voor duurzaamheid van de intensieve veehouderijsector? Wat zijn daarbij de
overwegingen geweest? Welke andere indicatoren beschouwt u als belangrijke indicatoren
voor duurzaamheid in de landbouw?
2
Kunt u een actueel overzicht geven van alle maatregelen die de afgelopen vijf jaar
genomen zijn om de ammoniakuitstoot te reduceren? En kunt u de resultaten van deze
inspanningen delen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen inzicht door «rekenmodellen»
en gevalideerde meetsystemen?
3
Kunt u de vijf stukken wet- en regelgeving aangeven waarbij de urgentie van het transparanter
maken van de samenhang en onderbouwing het hoogst is?
4
Kunt u aangeven of u in het onderzoek ook heeft gekeken naar de vervuiling (natuurlijke
processen) uit de natuur? Zo nee, waarom niet?
5
Bent u bekend met de meetgegevens uit de natuur? Zo nee, kunt u een overzicht geven
van de invloed van een natuurgebied op de omgeving (zoals bijvoorbeeld de hoeveelheid
fosfaat, nitraat, stikstof enzovoort)?
6
Kunt u de actuele stand van zaken geven inzake de reductieopgave van 10 miljoen kg
ammoniakuitstoot door de landbouw inzake het Programma Aanpak Stikstof (PAS)?
7
Heeft u inzicht in de verschillende toedieningsmethoden voor mest op het land tussen
Nederland en andere EU-lidstaten? Wat zijn uw bevindingen hierover?
8
In hoeverre worden er nu scenario's gemaakt in beleid en berekeningen waarbij onderscheid
gemaakt wordt tussen mogelijke tegenvallende omstandigheden in de praktijk en positieve
omstandigheden?
9
Kunt u bevestigen dat opstapelende wet- en regelgeving het mestprobleem heeft verergerd?
En is dit het gevolg van het telkens opstellen van aanvullende regelgeving naar aanleiding
van incidenten en normoverschrijdingen?
10
Heeft het kabinet met het gevoerde beleid zowel de natuur en het milieu als de boeren
geschaad?
11
Ziet u parallellen tussen uw conclusie betreffende mestvervuiling en de gevolgen van
het mestbeleid en andere gevallen waarin het landbouwbeleid tegen de milieudoelen
aanliep? Zo ja, welke?
12
Kunt u aangeven welke cijfermatige onderbouwing, gemeten in de praktijk, uw stelling
onderbouwt dat de belasting op de natuur hoog blijft?
13
Kunt u aangeven op basis van welke informatie u de conclusie trekt dat het verduurzamen
van de veehouderij een hardnekkig probleem blijkt te zijn?
14
Kunt u aangeven welke datastroom u onder uw derde aanbeveling bedoeld? Is deze datastroom
onafhankelijk en via een gevalideerde meting tot stand gekomen? Is deze datastroom
actueel? Zo nee, overweegt u om een onderzoek te doen naar de verschillende berekeningen
die gehanteerd worden om beleidsdoelstellingen te formuleren?
15
Wat is het percentage stikstofuitstoot afkomstig uit de Nederlandse veehouderij ten
opzichte van de totale stikstofuitstoot afkomstig van Nederlandse bronnen?
16
Hoeveel procent van de totale stikstofuitstoot van de Nederlandse veehouderij komt
uit de intensieve veehouderij?
17
In figuur 1 van uw rapport wordt een ketsplaat achter een meststank weergegeven. Bent
u hiermee van mening dat deze bemestingstechniek weer standaard in Nederland moet
worden ingevoerd? Zo niet, waarom dan deze weergave?
18
Heeft u inzicht in welke stappen zijn gezet om vanaf 2013 de ammoniakuitstoot te verminderen?
Klopt het dat het innoveren van stalsystemen een langdurig traject is waardoor ondernemers
afhaken?
19
Wat is het effect van derogatie op de waterkwaliteit en de natuur in de omgeving van
een bedrijf wat derogatie heeft?
20
Zijn de Europese stikstof- en ammoniakuitstootnormen nog up-to-date voor Nederland?
21
Zou het ecologisch gezien beter zijn om normen te hanteren die strenger zijn dan de
huidige normen, gezien het feit dat in het verleden is gebleken dat het strak aansturen
op doelen ertoe heeft geleid dat deze doelen werden overschreden?
22
Kunt u een overzicht geven van het aantal dieren per categorie over de afgelopen tien
jaar?
23
Worden de nieuwe excretieforfaits meegenomen in uw advies richting de Minister?
24
Kunt u toelichten wat u bedoelt met het afhankelijk maken van uitstootnormen van stalsystemen?
Op welke wijze vindt dit plaats en hoe is het voor het parlement te controleren dat
de goede stappen gezet worden?
25
Kan uit uw rapport opgemaakt worden dat de complexe en stapelende regelgeving een
gevolg was van een regering die, ondanks alle milieuvoorschriften en waarschuwingen,
de melkveestapel toch door wilde laten groeien?
26
Kunt u aangeven wat u bedoelt met «zet uitstootnormen voor langere tijd vast»? Kunt
u een overzicht geven van de normen die de afgelopen vijf jaar gewijzigd zijn? Herkent
u de opvatting van de Minister, die aangeeft dat de uitstootnormen in het mestbeleid
al voor langere tijd vast liggen? Waar ontstaat het verschil van inzicht tussen u
en de Minister? Op welke normen doelt u bij normen die relevant zijn voor de uitstoot
op bedrijfsniveau?
27
Kunt u vijf voorbeelden geven van tegenstrijdige beleidsdoelen voor het milieu, de
natuur, de veehouders en het dierenwelzijn? Op welke manier zouden de ministers hier
mee om moeten gaan?
28
Hebben de ministers voldoende zicht op de tegenstrijdige beleidsdoelen?
29
Bedoelt u met uw tweede aanbeveling dat de Minister een ruimere marge in zou moeten
bouwen, om de stapeling van wetgeving te voorkomen?
30
Is naar uw inzicht een groei van 10 fte bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voldoende om de mestfraude
aan te pakken?
31
Is er voldoende beleidsinformatie beschikbaar om het inzicht in fraude en in het niet
naleven van regelgeving te vergroten? Heeft u zicht op hoe er met aangifte van vermoedens
van fraude wordt omgegaan?
32
Heeft u inzicht in de voor- en nadelen van de twee methoden voor ammoniakuitstoot
zoals beschreven onder «Meetproblematiek ammoniakuitstoot», waarbij Nederland als
een van de weinige landen heeft gekozen voor de ene methode en veel andere landen
in Europa voor de andere meetmethode?
33
Hoe verklaart u dat de berekende ammoniakuitstoot daalt en de ammoniakconcentratie
in de lucht niet meer daalt? Zijn er er voldoende wetenschappelijke onderbouwing en
praktijkmetingen die de opvatting van de Minister op dit punt rechtvaardigen? Zo ja,
welke?
34
Wat is de oorzaak dat er meer ammoniak in de lucht achterblijft?
35
Wat voor effect het een hoger ammoniakniveau in de lucht op milieu, leefomgeving,
natuur en het welzijn van mensen?
36
Kunt u aangeven welke meetmethode gebruikt wordt om de stikstofdepositie van de verschillende
sectoren en activiteiten te meten?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M.E. Haveman-Schüssel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.