Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Eijs over ‘Problemen in Amsterdam brengen afvalverwerking in heel Nederland in gevaar’
Vragen van het lid Van Eijs (D66) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Problemen in Amsterdam brengen afvalverwerking in heel Nederland in gevaar» (ingezonden 22 juli 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat)
(ontvangen 18 september 2019)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Problemen in Amsterdam brengen afvalverwerking in heel
Nederland in gevaar»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u contact met de gemeente Amsterdam over deze situatie?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de brief van de Vereniging Afvalbedrijven waarin wordt aangegeven
dat door het stilvallen van vier afvalverwerkingslijnen in Amsterdam nu een groot
deel van de Nederlandse afvalmarkt stagneert?
Antwoord 3
Er is voornamelijk sprake van een lokaal probleem in de regio Amsterdam. Vier van
de zes verbrandingsovens zijn, op initiatief van AEB, stilgelegd. Dit zorgt voor problemen
in de afvalverwerking in Amsterdam maar heeft bredere inzet gevergd om tot een oplossing
te komen. Hierover heeft overleg plaatsgevonden met alle betrokken partijen: AEB,
gemeente Amsterdam, provincie Noord-Holland, en de Vereniging Afvalbedrijven. De verantwoordelijkheid
voor de verdeling van verbrandingscapaciteit ligt bij de markt. Betrokken partijen
bezien momenteel welke maatregelen nodig zijn om de situatie in Amsterdam op te lossen.
De Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) verbranden naast Nederlands afval
ook geïmporteerd afval. Door de situatie bij AEB is er ruimte nodig voor het verbranden
van Nederlands afval bij andere AVI’s. Die ruimte is beperkt, omdat deze capaciteit
gebruikt wordt voor het verbranden van het buitenlands afval. Als gevolg daarvan wordt
Nederlands stedelijk afval momenteel gestort. In het Landelijk Afvalbeheerplan wordt
deze situatie omschreven als «verdringing». Omdat er verdringing plaatsvindt is op
9 augustus 2019 het importplafond van kracht geworden. De ILT oordeelt negatief over
nieuwe kennisgevingen van de import van buitenlands afval. Hierdoor kunnen geen nieuwe
contracten afgesloten worden voor de import van afval en komt er meer capaciteit vrij
in de AVI’s om stedelijk afval te verbranden in plaats van te storten.
Vraag 4
Hoeveel andere verouderde, gevaarlijke afvalverwerkingsinstallaties zoals in Amsterdam
kent Nederland?
Antwoord 4
In Nederland zijn er twaalf afvalverbrandingsinstallaties die vergelijkbaar afval
verwerken. Alle installaties worden continue onderhouden en verbeterd. Daarnaast voldoen
de installaties aan de meest recente eisen vanuit wet- en regelgeving zoals bijvoorbeeld
Best Beschikbare Technieken (BBT).
De provincies zijn bevoegd gezag voor afvalverbrandingsinstallaties. Vergunningverlening,
toezicht en handhaving zijn gemandateerd aan de omgevingsdiensten. De exploitant heeft
de verantwoordelijkheid om gevaarlijke situaties te voorkomen door voldoende onderhoud
te plegen en verbeteringen door te voeren. Hier houden de omgevingsdiensten toezicht
op.
Vraag 5
Hoe kwetsbaar is de Nederlandse afvalverwerkingsinfrastructuur door het wegvallen
van een of meerdere verwerkingsinstallaties?
Antwoord 5
De verantwoordelijkheid voor de verdeling van verbrandingscapaciteit ligt bij de markt.
Het is daarom ook aan de markt om met slimme contracten en tijdelijke opslagcapaciteit
te anticiperen op calamiteiten zoals het tijdelijk wegvallen van capaciteit. De situatie
die ontstaan is als gevolg van het wegvallen van verbrandingscapaciteit bij AEB, heeft
veel impact. Het vergt grote inspanningen van betrokken partijen om adequaat om te
gaan met de gevolgen. Zoals aangekondigd in mijn brief van 7 augustus aan uw Kamer
(IenW/BSK-2019/172885) ga ik samen met de betrokken partijen bezien hoe het afvalbeheer
toekomstbestendiger kan worden gemaakt. Enerzijds met het oog op het voorkomen van
dergelijke situaties en anderzijds om de verduurzaming van de afvalketen in het licht
van de transitie naar een circulaire economie in zijn geheel te beschouwen. Dit mede
in het licht van het streven van het kabinet om in 2030 geen kunstafval meer te verbranden.
Ik zal de Kamer in het najaar informeren over het vervolg.
Vraag 6
Hoeveel van de afvalverwerkingsinstallaties in Nederland zijn nog (mede) in publieke
handen van lokale of provinciale overheden?
Antwoord 6
Van de twaalf afvalverbrandingsinstallaties zijn er vijf volledig en één deels in
publieke handen.
Vraag 7
Bij hoeveel van hen spelen financiële problemen?
Antwoord 7
Dit is bedrijfsinformatie die veelal vertrouwelijk is.
Vraag 8
In hoeverre en hoe snel is het mogelijk om verplichtingen voor afvalverwerking uit
het buitenland te verminderen en zo capaciteit voor de Nederlandse afvalmarkt te creëren?
Antwoord 8
Hiervoor verwijs ik u mede naar het antwoord op vraag 3. Verwachting is dat de komende
maanden contracten zullen aflopen en daarmee de import van brandbaar afval ook.
Vraag 9
Welke andere mogelijkheden ziet u om kwetsbaarheid te verminderen van de Nederlandse
afvalverwerkingsinfrastructuur?
Antwoord 9
Zoals aangekondigd in mijn brief van 7 augustus aan de Kamer (IenW/BSK-2019/172885)
ga ik vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid samen met de betrokken partijen bezien
hoe het afvalbeheer robuuster en toekomstbestendiger kan worden gemaakt. Ik zal de
Kamer in het najaar informeren over het vervolg.
Vraag 10
Wat kan de invloed van de overgang naar een circulaire economie zijn op de robuustheid
van onze afvalverwerking?
Antwoord 10
In een circulaire economie worden reststromen zo hoogwaardig mogelijk verwerkt. Naarmate
er meer stromen gerecycled worden, of nog hoogwaardiger worden verwerkt, zullen er
relatief minder stromen naar AVI’s gaan. Deze vraag zal tevens meegenomen worden in
de verkenning naar hoe het afvalbeheer toekomstbestendiger gemaakt kan worden zoals
genoemd in het antwoord op vraag 5.
Vraag 11
Kan een groter deel van het Amsterdamse afval niet worden gerecycled waardoor er minder
afval verbrand hoeft te worden?
Antwoord 11
Voor de langere termijn zijn er mogelijkheden om meer afval te recyclen en minder
te verbranden. Hiervoor zijn er al de programma’s VANG huishoudelijk afval en VANG
buitenshuis (tegenwoordig onderdeel van het Rijksbrede programma «Nederland Circulair
in 2050»). Het recyclen van het afval in plaats van verbranden biedt voor het grootste
deel van de stroom van AEB op korte termijn geen alternatief. Het Amsterdamse afval
wordt nu voornamelijk als gemengd restafval aangeboden. De beschikbare capaciteit
om dit soort afval te sorteren en daarmee een deel voor recycling geschikt te maken,
wordt al maximaal gebruikt.
Vraag 12
Kunt u deze vragen stuk voor stuk beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.