Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Raemakers over het bericht 'Gemeenten niet gericht op schuldenvrij maken inwoners'
Vragen van het lid Raemakers (D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Gemeenten niet gericht op schuldenvrij maken inwoners» (ingezonden 12 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 16 september 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Gemeenten niet gericht op schuldenvrij maken inwoners»?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met het artikel. Het artikel is geschreven naar aanleiding van het rapport
«Aansluiting gezocht!»2 dat ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming heb laten opstellen. U heeft
het rapport op 27 mei 2019 ontvangen als bijlage bij de voortgangsbrief Brede Schuldenaanpak
3.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is wanneer de focus bij gemeentelijke schuldhulpverlening
meer ligt op gedragsverandering dan op een schuldenvrije toekomst? Zo ja, wat kunt
u doen om hierin een verandering in de werkwijze te bewerkstelligen?
Antwoord 2
Ik vind het belangrijk dat er meer aandacht is gekomen voor financieel gezond gedrag.
Bijvoorbeeld in de vorm van stress-sensitieve dienstverlening. Dit kan de duurzaamheid
van de geboden oplossing ten goede komen. Gedragsverandering maakt daarmee een integraal
onderdeel uit van het werken aan het beheersbaar maken dan wel oplossen van een problematische
schuldsituatie. De conclusies van het WRR-rapport «Weten is nog geen doen»4 onderstrepen dit. Waar het rapport «Aansluiting gezocht!» terecht op wijst is dat
de aandacht voor het gedrag van mensen niet ten koste mag gaan van het vinden van
een passende oplossing voor de problematische schuldsituatie. Het oplossen van een
problematische schuldsituatie is zowel afhankelijk van gedragsaspecten (de schuldenaar
moet bijvoorbeeld tijdens het traject geen nieuwe schulden maken) als van de aard
van het schuldenpakket. Het aanbieden van een schuldregeling of doorstroming naar
een Wsnp-traject zijn vormen van hulpverlening die een gemeente kan aanbieden. Andere
vormen van hulpverlening zijn gericht op het voorkomen van escalatie en het beheersbaar
maken van de schuldensituatie.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de constatering dat aanmeldingen voor schuldhulp in toenemende mate
buiten de registraties van schuldhulporganisaties blijven?
Antwoord 3
Gemeenten moeten de mensen met (het risico op) problematische schulden in beeld willen
hebben. Een goede registratie van hulpvragen kan gemeenten een goed beeld geven van
de behoeften binnen de lokale situatie. Bovendien kan op deze wijze een gemeente en
een gemeenteraad beter sturen op de effectiviteit van de uitvoering van hun schuldhulpverlening.
Het is mede daarom dat ik ook een goede registratie stimuleer. In dat kader is met
subsidie van SZW de Benchmark Armoede en Schulden doorontwikkeld. Met de benchmark
worden gemeenten gemotiveerd om beter te registreren, zodat ze van elkaar kunnen leren:
hoe doe ik het als gemeente in vergelijking met andere? Waarom doet een andere gemeente
het beter en wat kunnen wij daarvan overnemen?
Ik verwacht dat de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) voor
gegevensuitwisseling en vroegsignalering die ik voorbereid, verder bij zal dragen
aan een betere registratie.
Vraag 4
Wat kunt u op korte termijn doen om samen met betrokken partijen en gemeenten tot
betrouwbaar en sluitend cijfermateriaal over de werking van de minnelijke schuldhulpverlening
te komen?
Antwoord 4
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening. Zij moeten (cijfermatig)
inzicht hebben of verkrijgen om te kunnen sturen op de effectiviteit van de uitvoering
van hun schuldhulpverlening. Het college van burgemeester en wethouders moet immers
verantwoording kunnen afleggen aan de gemeenteraad. Ik ondersteun ze hierbij, zoals
met de genoemde subsidie voor de doorontwikkeling van de Benchmark.
Naast de benchmark laat ik op dit moment onderzoek doen naar de landelijke schuldenproblematiek
in vervolg op Huishoudens in de rode cijfers 20155. Het CBS heeft het vooronderzoek6 inmiddels afgerond. Het CBS onderzocht hoe problematische schulden in kaart gebracht
kunnen worden op basis van gegevens uit bestaande registers in plaats van op basis
van enquêtes, zoals tot nu toe is gebeurd. Een onderzoek op basis van gegevens uit
bestaande registers is beduidend minder arbeidsintensief en kan daardoor jaarlijks
(in plaats van nu 3-jaarlijks) worden uitgevoerd. In dit jaarlijks terugkerende onderzoek
zullen data uit het Curatele- en bewindsregister, het Centrale Insolventie Register
en de registratie Schuldregeling bij het Bureau Krediet Registratie verwerkt worden.
Door gebruik te maken van deze registers ontstaat een accurater beeld. De publicatie
van het eerste onderzoek van het CBS verwacht ik in het voorjaar van 2020.
Vraag 5
Wat kunt u daarnaast doen om tot een uniforme definitie van problematische schulden
en het minnelijke traject te komen, om zo het verschil in behandeling per gemeente
terug te brengen?
Antwoord 5
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening geeft een duidelijke definitie van schuldhulpverlening.
Deze definitie is bewust breed, de gemeenteraad moet immers een plan vaststellen dat
richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van zijn gemeente.
De definitie is voldoende helder: de aan de inwoner geboden oplossing moet gericht
zijn op het oplossen van schulden.
Wel zie ik dat het dienstverleningsaanbod per gemeente verschilt en nog te vaak van
wisselende kwaliteit is. Ook de samenwerking en aansluiting tussen de verschillende
vormen van dienstverlening op gemeentelijk niveau is niet altijd optimaal. Ik vind
dit een belangrijk conclusie van de onderzoekers. Mensen moeten verzekerd zijn van
voldoende kwaliteit en professionaliteit binnen de schuldhulpverlening. Door verschillende
partijen moet hieraan worden gewerkt.
In mijn reactie op het rapport die ik gelijktijdig aan de Kamer stuur ga ik daarom
in op verschillende initiatieven die moeten bijdragen aan het vergroten van de kwaliteit
van de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het rapport laat zien dat er nu doorgepakt
moet worden. Daarvoor zijn een drietal trajecten van belang die de kwaliteit van de
schuldhulpverlening verder moeten verbeteren: de bestuurlijke uitgangspunten, de basisnorm
schuldhulpverlening en het beroepscompetentieprofiel die worden ontwikkeld.
Vraag 6
Herkent u de constatering dat het schuldenaren ontbreekt aan een helder kader waarop
gerekend mag worden bij gemeentelijke schuldhulpverlening en wat zijn hierop uw inspanningen?
Antwoord 6
Gemeenten moeten een plan hebben dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening
aan haar inwoners op basis waarvan mensen worden toegelaten tot de schuldhulpverlening
en worden geholpen. Met de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
wil ik zorgen dat dit nog duidelijker in de wet wordt verankerd. Het drietal trajecten
dat ik noem in het antwoord op vraag 5, zal daarnaast bijdragen aan een grotere kwaliteit
van de gemeentelijke schuldhulpverlening.
Vraag 7
Welke inspanningen pleegt u om een zo groot mogelijk aantal schuldenaren op de hoogte
te laten zijn van hun afdwingbare rechten in de gemeentelijke schuldhulpverlening?
Antwoord 7
Ik vind het belangrijk dat mensen weten waar zij recht op hebben. In de wijziging
van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening stel ik voor om de rechtspositie van
mensen met schulden te versterken. Dit wil ik bereiken door expliciet in de wet op
te nemen dat gemeenten een toegangsbesluit moeten nemen mét een plan van aanpak. Op
die manier weten mensen waar ze op kunnen rekenen. Op het moment dat een aanvraag
wordt afgewezen, zullen gemeenten goed moeten motiveren op welke gronden dit gebeurt:
er zal altijd een individuele toetsing plaats moeten vinden.
Vraag 8
Op welke wijze verklaart u dat de toestroom naar de minnelijke schuldhulpverlening
gelijk lijkt te zijn gebleven, terwijl het onderzoek «Aansluiting gezocht» stelt dat
het reëel is te veronderstellen dat het aantal aanmeldingen voor schuldhulp is gestegen?7
Antwoord 8
Dit wordt door de onderzoekers deels verklaard doordat gemeenten hebben gewerkt aan
een breed aanbod van verschillende trajecten binnen de schuldhulpverlening. Het aantal
aanmeldingen is in de crisisjaren gestegen en laat nu weer een daling zien, waarbij
het aantal aanmeldingen nog steeds ruim boven de aantallen van voor 2009 ligt. De
gemeten toestroom betreft echter alleen het aantal ingezette trajecten richting een
schuldregeling. Een schuldregeling is niet voor iedereen een passende oplossing is.
Zowel de persoonlijke omstandigheden als de aard van het schuldenpakket kunnen aanleiding
zijn om een andere vorm van dienstverlening aan te bieden. Dat zien we ook terug in
de sinds 2009 opgetreden verbreding van het dienstverleningsaanbod. Zo worden voor
beginnende schulden vaak vrijwilligers effectief ingezet, terwijl voor problematische
schulden gemeenten inzetten op een minnelijke schuldregeling.
Vraag 9
Deelt u de mening, dat het onwenselijk is wanneer de geconstateerde ontoegankelijkheid
van het minnelijk traject belemmeringen opwerpt voor toetreding tot de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen (WSNP)? Zo ja, wat kunt u doen om deze doorstroom te bevorderen?
Antwoord 9
Ik vind het wenselijk dat het minnelijke traject goed toegankelijk is. Ik vind dat
de gemeentelijke schuldhulpverlening breed toegankelijk moet zijn. Ik blijf me hiervoor
inzetten. Mensen moeten verzekerd zijn van voldoende kwaliteit en professionaliteit
binnen de schuldhulpverlening. Door betrokken partijen moet hierop worden doorgepakt.
Ik faciliteer gemeenten in het eerder vinden van mensen met schulden en het zorgen
voor een snellere doorstroming, door de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
voor vroegsignalering en gegevensuitwisseling. Ik informeerde u hier al over in mijn
reactie op het rapport «Knellende Schuldenwetgeving»8 en in de voortgangsbrief Brede Schuldenaanpak9.
Specifiek voor de aansluiting van de schuldhulpverlening op de Wsnp is samen met Bureau
Wsnp de Checklist verzoekschrift Wsnp voor schuldhulpverleners10 ontwikkeld. De checklist moet ervoor zorgen dat gemeenten een kwalitatief hoogwaardige
aanvraag voor de Wsnp kunnen doen. Daarmee wordt de aansluiting tussen de minnelijke
schuldhulpverlening en de wettelijke schuldsanering verbeterd.
Vraag 10
In hoeverre herkent u en hoe beoordeelt u de in het rapport beschreven signalen dat
gemeenten zich sinds de invoering van de WSNP minder zouden inzetten om tot een minnelijk
traject te komen?
Antwoord 10
Ik herken dit beeld niet. De Wsnp heeft niet gezorgd voor een afname in het aantal
minnelijke schuldregelingen. Zoals ik u schreef in mijn antwoord op vraag 2 en vraag
8 hebben gemeenten een breed aanbod van verschillende hulpverleningstrajecten. Hierbij
moeten de behoefte en vermogens van de schuldenaar centraal staan, zodat escalatie
van de schulden voorkomen kan worden en de problematische schuldensituatie beheersbaar
wordt.
Vraag 11
Wat kunt u, naast het informeren van gemeenten via de Gemeentebrief, doen om gemeenten
aan te sporen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) eerlijke toegang te verstrekken
tot de schuldhulpverlening?
Antwoord 11
Ik heb inderdaad recent in het Gemeentenieuws van SZW gemeenten hierover geïnformeerd.
Zoals ik u heb toegezegd, zal ik ook in de voorgestelde wijziging van de Wet gemeentelijke
schuldhulpverlening expliciet aandacht geven aan de toegang tot de schuldhulpverlening
voor zzp’ers.
Om ondernemers met schulden goed te kunnen helpen moeten professionals voldoende kennis
in huis hebben. Dit is niet eenvoudig. Daarom organiseert het programma Schouders
Eronder bijeenkomsten met betrokken partijen om hier aan te werken en van elkaar te
leren. Ik ben daarom blij dat zij dit onderwerp actief oppakken.
Vraag 12
In hoeverre onderkent u de vaststelling in het rapport dat het in het huidige stelsel
niet mogelijk is te sturen op de effectiviteit van schuldhulpverlening?
Antwoord 12
Zoals ik u antwoordde bij vraag 5 is de gemeenteraad verantwoordelijk voor het controleren
van de kwaliteit en effectiviteit van de schuldhulpverlening. De effectiviteit van
de schuldhulpverlening is niet alleen te meten in het aantal (al dan niet succesvolle)
minnelijke schuldregelingen dat wordt gesloten. Wat werkt en wat past, verschilt per
persoon. Vanuit de rijksoverheid faciliteren wij gemeenten intensief bij het vergroten
van de kwaliteit en de professionaliteit van de schuldhulpverlening. Zo moet de gemeentelijke
professional de kennis en het vakmanschap krijgen om vanuit het gemeentelijke aanbod
per individu te kijken welke hulpverlening passend en effectief is.
Ik laat op dit moment ook onderzoek doen naar de landelijke schuldenproblematiek in
vervolg op Huishoudens in de rode cijfers 201511. Het CBS heeft het vooronderzoek12 inmiddels afgerond. Het CBS onderzocht hoe problematische schulden in kaart gebracht
kunnen worden op basis van gegevens uit bestaande registers in plaats van op basis
van enquêtes, zoals tot nu toe is gebeurd. Dit onderzoek zal gemeenten beter inzicht
geven in de lokale schuldenproblematiek zodat daarmee de effectiviteit van de gemeentelijke
uitvoering kan worden vergroot.
Vraag 13
Op welke wijze kunt u vanuit uw coördinerende rol de sturing op effectiviteit van
het schuldhulpverlening vergroten?
Antwoord 13
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de sturing op de effectiviteit van hun schuldhulpverlening.
Vanuit mijn coördinerende rol bevorder ik de samenhang tussen de verschillende stelsels:
gemeentelijke schuldhulpverlening, beschermingsbewind en de Wsnp. Mijn insteek daarbij
is om de regierol van gemeenten te versterken zodat zij mensen met (het risico op)
problematische schulden passende dienstverlening kunnen bieden.
Vraag 14
Kunt u deze vragen een voor een en uiterlijk bij uw reactie aan de Kamer op het rapport
«Aansluiting gezocht» beantwoorden?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.