Initiatiefnota : Initiatiefnota
35 285 Initiatiefnota van het lid Tielen over eerder en duidelijker grenzen stellen
Nr. 2 INITIATIEFNOTA
Inleiding
Jongeren zonder diploma vaker tussen wal en schip
burgemeester: Onderzoek naar wapenbezit onder jeugd na steekpartij
Tieners opgepakt voor neersteken portier
Zomaar drie willekeurige nieuwsberichten over jongeren in korte tijd. «De jeugd heeft
de toekomst» volgens een oeroud Nederlands gezegde. Maar dat geldt niet voor alle
jeugd. In dit voorstel wordt hernieuwd aandacht gevraagd en voorstellen gedaan voor
risicojeugd: tieners die overlast veroorzaken, in de criminaliteit belanden en verstoken
blijven van een goed toekomst-perspectief. Om met duidelijke grenzen deze jongeren
op het rechte pad te brengen of te houden.
Grenzen overschrijden
Opgroeien gaat met vallen en opstaan. Mensen, jonge mensen in het bijzonder, ontwikkelen
zich door de grenzen van anderen op te zoeken. Eerst de grenzen van hun ouders, later
die van de mensen in de omgeving van waar ze opgroeien. Zo leren ze wat normaal is
en wat niet. In een normale opgroeiomgeving zijn ouders duidelijk in het stellen van
de grenzen. Ook komen de grenzen van de omgeving overeen met de grenzen die de maatschappij
stelt. Kinderen en jongeren leren zo de grenzen van hun eigen kunnen kennen, van de
tolerantie van anderen en van de mogelijkheden van en in de maatschappij. 1
Maar als de ouders geen grenzen stellen, of er in de directe omgeving, een buurt andere
normen worden gehanteerd dan in de rest van de maatschappij, ontstaan problemen. Dan
ontstaan grensoverschrijdend gedrag, overlast en criminaliteit. Dergelijk gedrag brengt
schade toe aan anderen en aan de maatschappij. Schade op vele fronten: van pesten
en straatintimidatie tot onveilige buurten en geweld. Jaarlijks kost bijvoorbeeld
de schade door jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast de maatschappij direct enkele miljoenen
euro2. Ook is grensoverschrijdend gedrag schadelijk voor de jongeren zelf; ze maken hun
eigen toekomstperspectief kapot door gebrek aan opleiding, detentie, een strafblad
en langdurige afhankelijkheid en schulden. Dit heeft ook indirect een groot schadelijk
effect voor de maatschappij: een jaarlijks bedrag van een paar ton per gezin rekent
door tot miljoenen euro’s aan bijstandsuitkeringen, zorg en ondersteuning en criminaliteitsschade.
Wie vaker dan eens mee de wijken in gaat, vooral in wijken die gekenmerkt worden door
hoge werkloosheid en veel niet-Westerse migranten, samen met handhavers, jongerenwerkers
of de wijkagent, herkent hoe jonge jongens op straat al voorbestemd zijn om het criminele
pad op te gaan. De wijkagent kent hun oudere broers die verdacht worden van of vastzitten
om drugshandel. De handhaver kent de ouders, die niet zo bezig zijn met opvoeden.
Jongerenwerkers hebben contact met groepen die hun tijd vooral op straat doorbrengen.
En duidelijk is dat alle signalen op rood staan als het gaat om hun ontwikkeling:
veel spijbelen en schoolverzuim, al een paar keer gepakt voor winkeldiefstallen, een
grote bek tegen volwassenen.
Daar hebben andere wijkbewoners last van. Rondhangende jongeren in groepen roepen
gevoelens van onveiligheid op. In wijken als Overvecht ervaart meer dan de helft van
de mensen regelmatig onveiligheid en bijna de helft overlast.3 Dat is niet anders in bijvoorbeeld Poelenburg (Zaanstad), Rotterdam en Groenewoud
(Tilburg) en vergelijkbare wijken.
Het is tijd dat er wat aan wordt gedaan. Daarom vraagt de initiatiefnemer met deze
nota om hernieuwde aandacht voor jongeren en doet een voorstel met een achttal concrete
maatregelen om deze jongeren op het rechte pad te brengen dan wel te houden. Om op
die manier effectief en duurzaam resultaat te bereiken: meer jongeren met perspectief
en minder jeugdoverlast en minder jeugdcriminaliteit.
Want de jeugd heeft de toekomst. En wat de initiatiefnemer betreft geldt dat voor
álle jeugd in álle wijken in Nederland. De initiatiefnemer wil dat Nederland een land
is waarin alle jongeren zich kunnen ontwikkelen en ontplooien tot vrije individuen
die verantwoordelijkheid nemen voor hun leven en omzien naar elkaar. Ook die jongeren
die nu als probleemjongere worden bestempeld.
«Door jongeren die op het verkeerde pad lijken te belanden intensief te begeleiden
samen met school en de ouders, is gebleken dat we ze weer goed op de goede weg konden
helpen.»
[oud-burgemeester Zaltbommel]
Risicofactoren voor grensoverschrijdend gedrag
Van gewoon grenzen verkennen naar schadelijk gedrag gaat niet opeens, zonder overgang.
Dat blijkt ook wel uit de mate van voorspelling die de handhavers en agenten op straat
bijna intuïtief al toe kunnen passen. Uit diverse onderzoeken is duidelijk dat jongeren
die veel overlast veroorzaken of op het criminele pad geraken, vaak al bekend zijn
met een aantal specifieke risicofactoren. Deze risicofactoren zijn te clusteren in
vier groepen van factoren4:
1. De gezinssituatie is vaak in enige mate ontwricht. Denk aan (v)echtscheidingsproblematiek,
afwezige vaders of anderszins gebroken gezinnen. Een gebrekkige hechting met de ouder(s)
speelt vaak een rol en misbruik, mishandeling en verwaarlozing zijn onderdeel van
het gezinsleven.
2. De betreffende jongeren hebben in veel gevallen verstandelijke of psychische problemen.
De lichte verstandelijke beperkingen, soms gecombineerd met psychiatrische problematiek,
van deze jongeren zijn vaak niet direct zichtbaar, maar leveren wel veel aanpassingsproblemen
op.
3. Gezin, noch directe omgeving bieden een stimulerend opgroeimilieu. Integendeel. Het
is een voedingsbodem voor crimineel en problematisch gedrag later. Jongeren hebben
geen aansprekende rolmodellen: ouders hebben geen werk, op school vinden ze weinig
motivatie en perspectief. Ontwikkeling wordt niet gestimuleerd. Terwijl agressief
en seksueel overschrijdend gedrag vaak doorgegeven worden van generatie op generatie.
4. Er is nauwelijks sociaal-economisch perspectief, door schulden, werkloosheid en gebrek
aan opleiding. In het verlengde van bovenstaande hebben jongeren nauwelijks uitzicht
op een diploma, laat staan op een aantrekkelijke toekomst met huisje-baantje-liefje.
Deze risicofactoren zijn vooral individueel van aard. Ook groepsgedrag en de directe
omgeving spelen een rol. Wonen in verstedelijkt gebied bijvoorbeeld vergroot de ontwikkeling
van jeugddelinquentie (omgeving). Dat heeft een grotere invloed dan bijvoorbeeld afkomst.
Gevolgen van grensoverschrijdend gedrag
Andere mensen en de samenleving ondervinden last van grensoverschrijdend gedrag. Allereerst
natuurlijk de slachtoffers van criminaliteit in het algemeen. 15% van de Nederlanders
was in 2017 slachtoffer van een delict.5 De jeugdcriminaliteit daalt, maar nog steeds waren er in 2018 ruim 16.000 minderjarige
verdachten tussen 12 en 18 jaar oud.6 In Nederland zijn enkele honderden problematische jeugdgroepen.7 Elk van die groepen kost de maatschappij snel twee miljoen euro per jaar8.
Maar misschien zijn de indirecte en langetermijnkosten nog wel erger. Jongeren die
uiteindelijk als volwassene langdurig afhankelijk zijn van de overheid door gebrek
aan een diploma en werk, en door verhoogde zorgkosten.
«Ik bied mijn 16-jarige zoon onderdak, ik ontvang keer op keer de politie thuis, ik
ben aansprakelijk. Maar als ik wil beslissen dat hij nu eindelijk een afkickbehandeling
gaat doen, heb ik ineens niets meer te zeggen. Dat snap ik niet.»
[Moeder van Amsterdams top400]
En de meisjes dan...?
Eén op de vijf jeugdige verdachten is vrouwelijk.9 Als samenleving hebben we «minder last» van «meisjes met problemen». Bij meisjes
is grensoverschrijdend gedrag vaak niet zozeer schadelijk voor anderen, maar vooral
voor henzelf. Groepsverkrachtingen, tienerzwangerschappen en gedwongen prostitutie
komen vaker voor bij meisjes die te maken hebben met de risicofactoren zoals ontwrichte
gezinnen of gebrek aan sociaal-economisch perspectief. Afkomst en cultuur zijn vaak
factoren die in verband staan met ervaren minderwaardigheid ten opzichte van jongens.
Huwelijksdwang en isolement en uitsluiting staan een gezond perspectief voor meisjes
in de weg. Ook voor de toekomst van meisjes is eerder en effectiever ingrijpen van
belang.
Overheidsbeleid leidt tot resultaat, maar veel open eindjes en nieuwe problemen
Natuurlijk zijn deze problemen niet nieuw. De risicofactoren waar probleemjongeren
mee te maken hebben, strekken zich uit tot verschillende domeinen. Gezin en opvoeding,
onderwijs, (geestelijke) gezondheidszorg en uiteindelijk ook politie en justitie spelen
alle een rol in zowel de problematiek als de oplossingen voor die jongeren.
De afgelopen jaren is door de landelijke overheid samen met lokale overheden ingezet
op het voorkomen en bestrijden van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit in verschillende
domeinen.
Een overzicht van de ingezette maatregelen:
Domein Zorg voor Jeugd
• In 98% van de gezinnen komt de verpleegkundige jeugdgezondheidszorg (jgz) achter de
voordeur, kort na de geboorte van een kind. Zij hebben zicht op de gezinssituatie
en monitoren niet alleen de groei maar ook de ontwikkeling van kinderen tot ze 14 jaar
zijn. Als ouders hulpvragen hebben of er zijn signalen van problemen met de opvoeding,
kan jeugdgezondheidszorg laagdrempelig opvoedingsondersteuning bieden. De inrichting
van de jeugdgezondheidszorg is de verantwoordelijkheid van de gemeentes. In sommige
gemeentes wordt op basis van vroege risicosignalen aan gezinnen opvoedhulp aangeboden,
soms onder lichte dwang. Dit blijkt effectief.10
Voor jongeren met zware psychiatrische problematiek die risico geeft op agressief
en overlastgevend gedrag zijn er jeugdzorgplusinstellingen. In deze instellingen worden
jongeren via dwang en drang (met behulp van een zogenoemde civielrechtelijke maatregel)
opgenomen voor behandeling en begeleiding. Deze vorm van zorg staat onder druk door
het gesloten karakter en het gebrek aan overtuigende resultaten voor de langetermijn.
Hierin speelt ook mee dat de civielrechtelijke maatregel in principe vervalt zodra
de betreffende jongere 18 wordt. Gedwongen opname voor behandeling en begeleiding
is dan pas weer mogelijk als daar een (strafrechtelijke) aanleiding toe is.
«Hij werd in die instellingen gepest, maar was zelf ook een pester. Hij liep vaak
weg. Al voor zijn 18e kwam hij in aanraking met justitie. Hij kreeg adhd-medicijnen en anti-psychotica.
Tot zijn 18e. Daarna was hij volwassen en werd hij kennelijk losgelaten. #verkrachting
[Saskia Belleman, rechtbankjournalist]
Domein Onderwijs
• Al enkele jaren is, geïnitieerd door het programma «Aanval op de uitval» groeiende
aandacht voor vroegtijdig schoolverlaten. Vanaf 2019 zijn scholen en gemeenten verplicht
om daar samen aan te werken. Dit is van toepassing op vervolgonderwijs, te weten middelbaar
en hoger beroepsonderwijs. Terwijl de risicogroep als het gaat om schoolverzuim en
spijbelen vaak nog op het voortgezet onderwijs of zelfs op de basisschool zit. Er
zijn voor basis- en vo-scholen normen afgesproken, maar hoe die in de praktijk uitvoering
krijgen samen met de gemeentelijke afdeling leerplicht is heel verschillend.11
Domein Justitie & Veiligheid
• Sinds 2008 is bureau Halt onderdeel van de jeugdstrafrechtketen met als doel recidive
te voorkomen onder jeugdige verdachten van kleine delicten, zoals vuurwerk, schoolverzuim
en winkeldiefstal. Met alternatieve straffen en ouderbetrokkenheid lijkt recidive
in een groot aantal gevallen inderdaad te verminderen. Maar de steeds jongere leeftijd
van verdachten (10–11jr) én de soms zwaardere delicten maken dat de rechter niet altijd
een Halt kan opleggen, terwijl dat wel passend en effectief zou kunnen zijn.12
• Het jeugdstrafrecht is in 2014 op een aantal punten aangepast. Belangrijkste verandering
is dat ook jongvolwassenen (18–23jr) onder het jeugdstrafrecht kunnen vallen. Dit
is een leeftijdsverhoging en heeft als doel dat er meer recht wordt gedaan aan die
jongeren die op hun 18e mentaal en cognitief nog verre van volwassen zijn.
Domeinoverstijgend
• Om Zorg en Justitie en Veiligheid meer aan elkaar te verbinden, bestaan er sinds enkele
jaren de zogenoemde Zorg- en Veiligheidshuizen in de regio’s. In elk geval op papier.
Het is onduidelijk in hoeverre deze Veiligheidshuizen specifiek voor jongeren gebruikt
worden en of dit tot goede afstemming leidt.
• De verwijsindex is ingesteld om professionals die bijvoorbeeld kindermishandeling
of andere risicofactoren vermoeden, te helpen om hun vermoedens te delen en daarmee
passende zorg en ondersteuning te kunnen bieden. Dit instrument werkt alleen maar
als (bijna) elke bij jeugd betrokken professional ermee werkt. Het is nu onduidelijk
wat het gebruik en de effectiviteit is van de verwijsindex. Evaluatie daarvan vindt
dit jaar (2019) plaats.
Lokaal
• In Amsterdam startte in 2012 een specifieke aanpak voor jonge veelplegers onder de
naam Top400. De kern van deze aanpak was een domeinoverstijgende samenwerking tussen
professionals om jongeren terug op het rechte pad te brengen. Op zich lijkt deze aanpak
effectief, al is niet goed te duiden of deze ook kosteneffectief is.
• Een andere persoonsgerichte aanpak is de plus-minaanpak zoals die in Zaltbommel en
Tilburg is ingezet. Gezinnen worden in kaart gebracht en de personen in het gezin
die op het randje van afglijden staan (+/–), worden naar de + bewogen met intensief
contact en interventies.
• In andere steden en grote gemeenten wordt vaker en meer geïnvesteerd in handhavers
en toezichthouders in specifieke wijken. Ook jeugdagenten en stadsmariniers worden
ingezet. Niet overal zijn heldere gegevens over de (kosten)effectiviteit van deze
inzet.
«Kijk die jongen met die scooter. Zo’n nieuwe dure scooter kan hij nooit zelf betalen.
Ik weet uit wat voor gezin hij komt. Ik weet ook dat zijn broer vorige week weer is
aangehouden. Voor drugshandel. En ondertussen loopt deze jongen ons elke dag meer
dan eens uit te dagen. Dit loopt toch niet goed af zo?!»
[BoA Overvecht]
Vroeger en effectiever grenzen stellen om erger te voorkomen
Het is tijd voor hernieuwde aandacht voor de probleemjeugd van nu. Het is tijd om
de rol en verantwoordelijkheid van ouders en verzorgers in de opvoeding met kracht
te benoemen. «Grenzen stellen» begint bij de opvoeding. Vroeger en effectiever ingrijpen
als ouders tekort schieten, is nodig om te zorgen dat die jongens en meisjes, waarvan
op basis van risicofactoren en vroege signalen te voorspellen is dat ze af gaan glijden,
op het rechte pad blijven. Niet door de ouders opzij te schuiven, maar juist door
hun verantwoordelijkheid serieus te laten nemen. Desnoods met enige dwang.
Om bij te dragen aan toekomstperspectief, om maatschappelijke kosten te besparen en
om te zorgen dat mensen in alle wijken in Nederland zich veilig voelen en geen last
hebben van jeugdoverlast.
Beslispunten
De initiatiefnemer stelt een achttal uitgewerkte maatregelen voor:
1. Verplicht ouderbetrokkenheid in alle zorg-, onderwijs- en straftrajecten
Ouders zijn verantwoordelijk voor de handel en wandel van hun kind tot deze echt op
eigen benen kan staan. De financiële aansprakelijkheid geldt tot het 21e jaar en voor andere zaken is de ouder tot de 18e verjaardag verantwoordelijk. Toch worden ouders nogal eens (opzettelijk) buitengesloten
in het contact tussen overheid en jongeren. Vaak niet eens heel bewust; ouders zijn
nou eenmaal de personen waar pubers zich juist tegen áfzetten. Soms omdat er al zoveel
problemen en hulpverleners betrokken zijn, soms om handelingsverlegenheid door bijvoorbeeld
een cultuurkloof tussen hulpverlener(s) en ouder(s). Tegelijkertijd laten onderzoeken
zien dat ouderbetrokkenheid een positief effect heeft op het verminderen van recidive.
Bovendien is het goed om de verantwoordelijkheid van ouders voor hun kinderen expliciet
te blijven benoemen. En ouders daarop te blijven aanspreken. Daarom is het noodzakelijk
om altijd tenminste één en liever beide ouders actief onderdeel te laten zijn van
contact, preventie, straf en behandeling.
Zolang kinderen géén 18 zijn en de ouders verantwoordelijk moeten de ouders het eerste
aanspreekpunt zijn voor de overheid. Het is dan aan ouders en niet aan de overheid
om te bepalen hoeveel vrijheid en zelfstandigheid zij hun kind geven. Tenzij duidelijk
is dat ouders tekortschieten.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende maatregelen
te nemen:
> maak richtlijnen over overheidscommunicatie jegens minderjarigen, waarbij ook altijd
met de ouders wordt gecommuniceerd en maak deze ook van toepassing op onderwijsinstellingen,
waarbij ouders worden aangesproken bij verzuim of andere niet-nagekomen afspraken.
> maak ouderondersteuning m.b.v. (verplichte) oudercursussen (ook gericht op hechting)
en tijdelijk pleegouderschap onderdeel van het jeugdhulpaanbod.
> maak het mogelijk om bij, door onafhankelijk toezicht, bewezen nalatigheid van betrokkenheid
door ouders, kinderbijslag te korten of in te trekken.
> maak via de (jeugd)wet mogelijk dat de ouder(s) een expliciete rol hebben in de besluitvorming
over intensieve zorgtrajecten (denk aan afkicktrajecten).
2. Verstevig verbinding straf en zorg
Straffen dient drie doelen: vergelding, voorkomen van recidive en veiligheid voor
de omgeving. Wetenschappelijke onderzoeken tonen aan dat specifieke cognitieve en
systeemtherapieën uitermate effectief zijn in het terugdringen van recidive bij jeugdige
daders.13 Deze behandelingen zijn lang niet altijd standaard onderdeel van de strafrechtelijke
maatregel. Dat is wel aan te bevelen, maar vergt dan wel nader onderzoek. Tegelijkertijd
is het belangrijk om ook vergelding en veiligheid voor de maatschappij altijd onderdeel
van straf te laten blijven.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende maatregelen
te nemen:
> verdubbel de maximumstraffen bij ernstige gewelds- en zedendelicten om het element
van vergelding zwaarder te laten wegen, onderzoek de mogelijkheid van minimumstraffen.
> zorg dat jongeren die via het adolescentenstrafrecht in detentie zitten bewezen zorg-
en onderwijstrajecten volgen om recidive te voorkomen.
> maak voor veiligheid en recidiverisico altijd besliscriteria van de overwegingen m.b.t.
bezuinigingen op capaciteit en de infrastructuur van jji’s.
3. Standaardiseer de aanpak ongeoorloofd schoolverzuim en schoolverlaten
Er zijn landelijke normen over verzuim. Maar lang niet in alle regio’s en gemeentes
in Nederland maken basisscholen en vo-scholen dezelfde praktische afspraken met betrekking
tot het melden van ziekte en ongeoorloofd schoolverzuim. Dit betekent dat risicojongeren
soms heel lang onder de radar kunnen blijven, terwijl verzuim of spijbelen allang
een duidelijk signaal voor professionals had kunnen zijn om in te grijpen. Dit kan
immers een teken zijn van verwaarlozing of mishandeling in het gezin, maar ook van
opkomend overlastgevend of crimineel gedrag.
Daarnaast blijkt dat de regionale meldcoördinatiepunten (RMC’s) nog te weinig resultaat
laten zien als het gaat om voortijdig schoolverlaten.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende maatregelen
te nemen:
> maak met scholen en gemeentes bestuurlijke afspraken over uitvoering van de afgesproken
normen m.b.t. ziekte, verzuim en schooluitval. Verbind (financiële) consequenties
aan organisaties die de afspraken niet nakomen.
> betrek in deze bestuurlijke afspraken de noodzaak van meer en beter contact tussen
scholen en leerplichtambtenaren.
4. Signaleer verstandelijke beperkingen of psychische problematiek eerder
Een van de grote risicofactoren van overlastgevend of crimineel gedrag is verstandelijke
of psychische problematiek. Onderzoek toont aan dat een objectieve screening (bijvoorbeeld
de zogenoemde SCIL) bij zorgtrajecten, leidt tot beter passende zorg en begeleiding
van risicojongeren. Het verdient nader onderzoek om te kijken of een standaard SCIL
bij schoolverzuim, overlast of kleine vergrijpen, stelselmatig leidt tot betere zorg
en daarmee effectievere aanpak en begeleiding van deze jongeren.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de effectiviteit van
een screeningsinstrument zoals SCIL bij opkomende signalen van risicojongeren te onderzoeken
en daarbij de onderzoeksresultaten te vertalen in beleid
5. Verruim mogelijkheden van bureau Halt bij jongere verdachten van 10–11 jaar
Het aantal kinderen van 10 of 11 jaar dat al overlastgevend of crimineel gedrag vertoont,
stijgt. Op welke manier deze kinderen en hun opvoeders geholpen kunnen worden op het
rechte pad te blijven, is nog niet duidelijk. Deels omdat het strafrecht -ondanks
de ernst van sommige delicten- niet van toepassing is. Bureau Halt heeft bewezen dat
het voor de iets oudere verdachten (12 en 13-jarigen) trajecten heeft die recidive
sterk verminderen. Het zou vanuit die kennis mogelijk moeten zijn om Halt bereikbaar
te maken voor 10–11-jarigen. Of dit via de strafrechtelijke keten of via civielrechtelijke
dwang moet worden geregeld is afhankelijk van nog te verzamelen inzichten uit o.a.
andere landen.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken te onderzoeken op welke
manier specifieke straf- en zorgmaatregelen voor verdachte 10- en 11-jarigen effectief
zijn
6. Zorg ervoor dat alle professionals de Verwijsindex gebruiken
Het is onduidelijk of professionals die werken met jongeren, daadwerkelijk gebruik
maken van instrumenten als het Zorg- en Veiligheidshuis en de Verwijsindex.14 Sluiten die instrumenten aan bij de dagelijkse werkelijkheid van professionals? Het
gebruik verschilt nogal per regio en de algemene terugkoppeling is dat de verwijsindex
te weinig effectief is. Door veel professionals worden privacyregels genoemd als sta-in-de-weg.
Dit lijkt vaak ook wel een manier om «van ingewikkelde regels af te zijn».
De initiatiefnemer is ervan overtuigd dat professionals in het onderwijs, de zorg
en de veiligheidsketen hun kennis over specifieke risicojongeren met elkaar moeten
delen. Alleen dan kan tijdig gesignaleerd en ingegrepen worden en afglijden worden
voorkomen.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende maatregelen
te nemen:
> maak concrete en praktische protocollen over wat er wél kan aan gegevensdelen i.p.v.
wat er niet kan.
> verbeter het gebruik en de werking van de verwijsindex op basis van het evaluatieonderzoek,
dat in 2019 beschikbaar komt.
7. Maak mogelijk dat civielrechtelijke maatregelen ook na 18 jaar toegepast kunnen worden
Sommige jongeren zijn dermate psychiatrisch ziek dat een opgelegde behandeling niet
leidt tot genezing of afdoende beheersing. Toch vervalt de civielrechtelijke maatregel
zodra de jongere zijn 18e verjaardag viert. Dit betekent dat de zorginstellingen deze jongeren de maatschappij
in moeten sturen, terwijl de jongere een potentieel risico is voor zijn omgeving.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende maatregelen
te nemen:
> verzamel meer wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van de gebruikte interventies
in jeugdzorgplus.
> maak via de (Jeugd)wet mogelijk dat verlenging van civielrechtelijke maatregelen mogelijk
is na 18 jaar.
8. Doe meer onderzoek naar risicofactoren en perspectief van meisjes
Er is nog weinig bekend over de risicofactoren, de criminaliteit en de perspectieven
van meisjes die op jonge leeftijd van het rechte pad afdwalen. Tegelijkertijd wordt
nu steeds meer bekend over de soms schrijnende situaties waar meisjes die te maken
hebben met de eerdergenoemde risicofactoren en in probleemwijken in terechtkomen.
Groepsverkrachtingen en gedwongen prostitutie zijn daarbij steeds vaker aan de orde.
Vervolging van de daders wordt nog weinig gedaan omdat de slachtoffers zelf geen aangifte
doen. Door schaamte, het moeten hooghouden van de eer, of andere sociale druk.
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende maatregelen
te nemen:
> breng concreet in beeld hoe het de zussen van criminele jongens, criminele meiden,
maar ook de vrouwelijke slachtoffers van jeugdcriminaliteit vergaat, wie het zijn
en wat werkt om hun perspectief te verbeteren.
> help scholen en zorgprofessionals risicofactoren te herkennen bij meisjes en zorg
dat deze hulp kunnen inroepen om gedwongen prostitutie en groepsverkrachtingen te
voorkomen.
> maak meer gebruik van de bestaande wettelijke uitzonderingsgrond bij aangiften als
de integriteit van slachtoffer(s) ernstig wordt bedreigd of als ze evident in een
afhankelijkheidspositie (bijv. verstandelijke beperking), zodat ambtshalve vervolging
bij groepsverkrachting en misbruik het uitgangspunt is.
Financieel
Het is nog niet mogelijk de exacte en concrete financiële consequenties van deze nota
in kaart te brengen.
Slotwoord
Deze initiatiefnota bevat een pakket van concrete en stevige maatregelen gericht op
eerder en duidelijker grenzen te stellen. Uitwerking in onderzoek, beleidsvoorstellen
en wet- en regelgeving kost tijd, maar kan naar verwachting binnen de bestaande middelen
worden gedaan.
Met behulp van een continue agenda én samenwerking met de gemeenten die zich herkennen
in de problematiek en in de mogelijke oplossingen, moet het mogelijk zijn om het komende
jaar al een merkbaar effect te helpen realiseren in al die wijken en buurten waar
probleemjongeren zich misdragen.
Tielen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Judith Tielen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.