Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over de ontmanteling van jeugdzorgaanbieder Juzt
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de ontmanteling van jeugdzorgaanbieder Juzt (ingezonden 19 juli 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 16 september
2019).
Vraag 1
Hoe lang was u ervan op de hoogte dat jeugdzorgaanbieder Juzt in financiële problemen
zat? Waarom is er niet eerder ingegrepen?1 2
Antwoord 1
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over financiële ontwikkelingen bij jeugdhulpaanbieder
Juzt3. Daarbij heb ik aangeven dat het bestuur van Juzt gemeenten in december 2016 heeft
geïnformeerd over financiële ontwikkelingen bij Juzt. Het Ministerie van VWS is daarvan
destijds ook op de hoogte gebracht. Gemeenten in de regio West-Brabant-West en Juzt
zijn intensief in gesprek gegaan. De regio heeft begin 2017 besloten om tot bevoorschotting
over te gaan om zo de zorg voor vrouwen en kinderen te kunnen garanderen.
Met het oog op de borging van de continuïteit van jeugdhulp heeft het Ministerie van
VWS op grond van de beleidsregels «Bijzondere Transitiekosten Jeugdwet» eind 2017
aan Juzt een subsidie verstrekt, welke in 2018 is herzien. Dit voor frictiekosten
als gevolg van een reorganisatie bij Juzt. Eind 2018 heeft Juzt zelf geconcludeerd
dat het niet zelfstandig verder kan en is Juzt op zoek gegaan naar een fusiepartner.
In april bleek dat de fusie geen doorgang vond en dat de financiële positie van Juzt
verder verslechterde. De huidige organisatie is niet meer levensvatbaar. Zelfs na
meerdere bestuurswisselingen is het niet meer gelukt de organisatie gezond te krijgen.
Omdat Juzt niet meer zelfstandig verder kan, hebben Juzt en West-Brabantse gemeenten
in de periode april tot en met juni 2019 gezocht naar een oplossing om de continuïteit
van zorg te borgen, die in het belang is van jeugdigen, vrouwen in de opvang en het
personeel. Gezien de kwetsbaarheid van de cliënten en het beperkte aanbod van complexe
jeugdhulp en vrouwenopvang in de regio is het noodzakelijk dat overdracht van zorg
zorgvuldig en gecontroleerd plaatsvindt. Gemeenten en Juzt hebben een plan opgesteld
voor gecontroleerde afbouw van de organisatie en een gecontroleerde zorgoverdracht.
Gemeenten dragen financieel bij aan de uitvoering van dit plan.
Voor gecontroleerde zorgoverdracht is het nodig dat alle partijen in deze bijzondere
situatie hun verantwoordelijkheid nemen. Daarom heb ik op dinsdag 9 juli 2019 met
Juzt, West-Brabant-Oost en West-Brabant-West bestuurlijke afspraken gemaakt. Het Ministerie
van VWS is vanuit haar rol als stelselverantwoordelijke bij deze afspraken betrokken,
zorgcontinuïteit voor alle kinderen is hierbij leidend.
Vraag 2
Heeft u inzicht in financiële problemen van andere jeugdzorgaanbieders, daar er meerdere
grote jeugdzorgaanbieders als Juzt in Nederland zijn?4
Antwoord 2
Het is mij bekend dat de financiële situatie van bepaalde (boven)regionale specialistische
jeugdhulpaanbieders zorgelijk is. De situatie bij deze aanbieders is op dit moment
niet zo ernstig als bij Juzt en verschilt onderling.
Vraag 3
Bent u bereid om deze zomer een inventarisatie te maken van welke jeugdzorgaanbieders
nu – of op korte termijn – in de financiële problemen zitten en komen? Kan daarbij
per instelling aangegeven worden hoe tijdig ingegrepen kan worden en hoe de continuïteit
van zorg gewaarborgd is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Signalen rond de financiële ontwikkelingen van jeugdhulpaanbieders neem ik zeer serieus
vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend.
Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid
van jeugdhulp. Bestuurders van aanbieders dragen zorg voor continuïteit van de organisatie
en het waarborgen van de kwaliteit van zorg.
Om financiële en organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit
van zorg tijdig te kunnen signaleren, is binnen het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd
afgesproken dat er een early warning instrument komt. De VNG heeft inmiddels een instrument
ontwikkeld dat input levert voor het inhoudelijke periodieke gesprek tussen een accounthoudende
regio met aanbieders van specialistisch veel of weinig voorkomende jeugdhulp over
signalen die wijzen op risico’s van continuïteit. De VNG zal deze zomer de accounthoudende
regio’s en aanbieders begeleiden bij de voorbereiding van de invoering van een early
warning instrument.
Aanvullend daarop laat de Jeugdautoriteit (JA) op dit moment een analyse uitvoeren
naar de financiële positie van (boven)regionale specialistische jeugdhulpaanbieders
op basis van de jaarrekeningen 2017 en 2018. De analyse is in opzet gelijk aan de
inventarisatie die de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) heeft benut voor haar haar
vierde jaarrapportage (van maart 2018). De JA zal de analyse beoordelen. Als daartoe
aanleiding is, zal de JA met bepaalde jeugdhulpaanbieders en gemeenten in gesprek
gaan.
Vraag 4 en 5
Hoe oordeelt u over uitspraken van jongeren dat zij slachtoffer zijn geworden van
de manier waarop in 2015 de jeugdzorg met forse bezuinigingen naar de gemeenten is
overgeheveld? Deelt u hun zorg dat ook instellingen, waar ze straks terecht zullen
komen, mogelijk op termijn in financiële problemen zullen komen?5
Denkt u dat de ernstige tekorten in de jeugdzorg, de groeiende werkdruk, het hoge
ziekteverzuim en (dreigende) faillissementen bijdragen aan het aantrekkelijk maken
van deze sector voor nieuwe medewerkers? Wat gaat u doen om deze grote problemen het
hoofd te bieden?
Antwoord 4 en 5
Ik ben me ervan bewust dat nog niet alle kinderen, ouders en professionals zich merkbaar
en meetbaar beter ondersteund voelen. In de voortgangsrapportage «Zorg voor de Jeugd»
die ik uw Kamer op 7 juni jl. heb doen toekomen zijn de eerste tekenen van de transformatie
zichtbaar6.
Dat nu meer kinderen en gezinnen eerder in beeld komen en hulp krijgen strookt met
de bedoeling van de Jeugdwet. Dat heeft er echter wel toe geleid dat het budget nu
in veel gemeenten niet toereikend is. Naar aanleiding van het financieel verdiepend
onderzoek jeugd, dat uw Kamer op 24 april jl. heeft ontvangen, heeft het kabinet besloten
om gemeenten met € 1.020 miljoen extra tegemoet te komen (2019 € 420 miljoen extra
en in 2020 en 2021 jaarlijks € 300 miljoen extra).
Extra geld alleen is niet voldoende. Er zijn ook organisatorische verbeteringen nodig.
Met gemeenten heb ik bestuurlijke afspraken in de maak hoe we het jeugdstelsel effectiever,
efficiënter en beter kunnen maken.
Verder ondersteun ik gemeenten, aanbieders en professionals om de jeugdhulp te verbeteren
met:
– Een bijdrage uit het Transformatiebudget ter financiering van de regionale transformatieplannen:
dit jaar is de tweede tranche van € 36 miljoen uitgekeerd;
– De JA om de continuïteit van essentiële jeugdhulp te waarborgen. Uit de extra beschikbare
middelen voor gemeenten wordt € 20 miljoen gepositioneerd bij de Jeugdautoriteit om
tijdelijke liquiditeitssteun toe te kennen als de zorgcontinuïteit in gevaar komt;
– In het kader van het actieprogramma Werken in de zorg is een generieke aanpak met
acties uitgezet. Dit om te zorgen dat er voldoende professionals zijn die goed zijn
toegerust voor en enthousiast zijn over het belangrijke werk dat zij doen. Voor de
sector jeugdhulp zijn echter aanvullende acties nodig. Doel is om een arbeidsmarktagenda
jeugd, van en voor de sector, dit najaar gereed te hebben.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Peters (CDA),
ingezonden 18 juli 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3984).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.